In Tchagapsj hebben de Russen liever geen pottenkijkers

De Olympische Spelen in Sotsji kennen naast homo's, ontheemden en uitgebuite arbeiders nog een subgroep die zich misdeeld voelt: de Tsjerkessen. Maar wie het Tsjerkessische dorp Tchagapsj bezoekt, stuit op een verrassend tegengeluid.

Het dorp Tchagapsj is een oase van rust vergeleken met de hectiek die in Sotsji heerst. De lage huisjes met kleurige daken baden in de warme winterzon. Hier en daar lopen koeien op de weg en op een bankje zitten oude vrouwtjes in kleurige kledij te babbelen. Het gehucht ligt in een kom van de uitlopers van het Kaukasusgebergte en is omringd door heuvels waar loofbomen zich vanaf lijken te storten.

Tchagapsj, op zo’n 80 kilometer ten noordoosten van Sotsji, is het enige vrijwel nog geheel Tsjerkessische dorp in de regio van de olympische hoofdstad. Er wonen ongeveer 120 mensen, en er zijn maar twee Russische echtparen, vertelt een inwoonster. Ze is vriendelijk en gastvrij en schenkt de vreemdeling zelfs koffie. Maar een beetje doorvragen kapt ze resoluut af: ,,Bespreekt u het maar met de dorpsoudste.”

De Tsjerkessen leverden in de achttiende eeuw decennia slag met tsaristische troepen en verloren de bloedige strijd uiteindelijk in 1864 bij Krasnaja Poljana, waar nu de olympische sneeuwsporten worden afgewerkt. Precies anderhalve eeuw geleden dus, en het steekt Tsjerkessen dat uitgerekend dit jaar de Olympische Spelen op hun voormalige grondgebied plaatsvinden. Op de botten van onze voorvaderen, zo stellen sommigen.

Nooit erkend

De cijfers lopen uiteen, maar volgens de hoogste schattingen zijn er 1,5 miljoen Tsjerkessen omgekomen bij moordpartijen en deportatie naar het Ottomaanse rijk. Hele subvolkeren verdwenen bijna of geheel van de aardbodem. Sommige Tsjerkessen spreken zelfs van genocide, hun leed is door Rusland nooit erkend.

Madin Tsjatsjoech, dorpshoofd van Tchagapsj en zelf Tsjerkessiër, laat echter een verrassend relativerend geluid horen. ,,Er zijn hier maar weinig mensen die zo denken. Voor de meesten is het voltooid verleden tijd. Het was een andere eeuw, en ja, er is veel bloed gevloeid. Maar dat kunnen we de Russen van nu toch niet meer kwalijk nemen?”, zegt Tsjatsjoech.

De Olympische Spelen in dit gebied vindt hij dan ook niet zo’n probleem. Het zijn volgens Tsjatsjoech vooral de Tsjerkessen in de diaspora die zich beklagen. ,,Hun voorvaderen zijn eruit gezet, dus zullen zij eerder kritiek hebben dan wij. Maar terugkomen willen ze niet. Daarvoor is hun leven in Turkije en Amerika te goed." Of Tsjatsjoech ook echt die mening is toegedaan of dat hij bang is voor de Russische autoriteiten, valt moeilijk vast te stellen. De zeventiger is zelf journalist geweest, hij weet wat voor uitwerking negatief gepraat kan hebben.

Dan gaat de Tsjatsjoechs telefoon. Het districtshoofd wil even langskomen, om kennis te maken met het bezoek. Is het toeval dat hij net belt, of weet hij dat er een buitenlandse journalist is neergestreken in Tchagapsj? Dat is al vaker gebeurd en wellicht dat de reportages niet altijd even positief in het voordeel van de Russen uitvielen.

Terugkomen willen de Tsjerkessen in de diaspora niet. Daarvoor is hun leven in Turkije en Amerika te goed

Na ongeveer een half uur komt er een lange man met een snorretje en staalgrijze ogen binnen. Hij geeft een stevige hand en kijkt de Nederlandse verslaggever onderzoekend aan. De man stelt zich voor als Joeri Ivanovitsj. Naam en patroniem, geen achternaam. ,,Niet nodig”, zegt hij licht geïrriteerd.

Tsjatsjoech ratelt door. Is het verbeelding of probeert hij de Tsjerkessische zaak in het bijzijn van een Russische functionaris nou nog meer te relativeren dan voorheen? Jatsoekov, zoals Joeri Ivanovitsj bij enig speuren op internet blijkt te heten, kijkt stoïcijns naar zijn theekopje. Om de grappen die Tsjatsjoech aan de lopende band maakt, kan hij niet lachen. Slechts af en toe voegt hij kort iets toe aan het gesprek. Het is duidelijk: het zint Jatsoekov niks dat hier zomaar een pottenkijker is gearriveerd die wat wil weten over de Tsjerkessische tragedie. ,,Wat gaat u eigenlijk doen met dit gesprek?”, vraagt hij wantrouwend als we opstaan om nog een rondje door Tchagapsj te lopen.

Stuurs

Tsjatsjoech probeert de stemming erin te houden, maar Jatsoekov kijkt stuurs voor zich uit. Pas bij de bescheiden dorpsmoskee (Tsjerkessen hangen de soennitische islam aan) ontdooit hij een beetje. Hij wijst op de dakrand. ,,Dat is nog het originele hout van honderd jaar geleden”, vertelt Jatsoekov. Vlak naast de moskee staan twee monumenten: één ter herdenking van de slachtoffers van de Stalinrepressie, een ander voor de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog. Geen woord over de Tsjerkessen die door de tsaar zijn verdreven.

Opvallend is dat de taxi die het buitenlandse bezoek hierheen had gebracht, al uit eigen beweging is teruggekomen. We zouden eerst bellen, was de afspraak. Terwijl Tsjatsjoech verder praat, steekt Jatsoekov zijn hoofd door het raam van de taxi en smoest wat met de chauffeur. Heeft die soms gemeld dat hij zijn klant in Tchagapsj heeft afgezet en wat die daar ging doen? Wat de twee zeggen, blijft onder hen. Het buitenlandse bezoek wordt afgevoerd. Opgeruimd staat netjes.

Mijn gekozen waardering € -

Joost Bosman (1969) is correspondent in Rusland en de rest van de voormalige Sovjet-Unie voor onder meer het AD, De Tijd, BNR en Reporters Online.