Intellectuelen, bestaan ze wel? Column Mira Feticu

In een wereld waarin religies en nationaliteiten steeds meer met elkaar vermengen, zijn immigratie, naastenliefde en uitsluiting voortdurend onderwerp van gesprek. Schrijfster Mira Feticu, afkomstig uit Roemenië maar woonachtig en werkend in Nederland, werpt licht op het thema wereldburgerschap. In een column reflecteert ze vrijelijk op de (eigen)aardigheden van leven in cultuurverwarring.

Mira Feticu (Breaza, 1973) debuteerde in 1993 in Roemenië met een dichtbundel, maar legde zich al snel toe op het schrijven van verhalen. De verhalenbundel 'Femei cu veverite' ('Vrouwen met eekhoorntjes') werd genomineerd voor zowel de prijs van de Unie van Schrijvers uit Roemenië als voor de Laurențiu Ulici-prijs.

Sinds 2008 schrijft Feticu in het Nederlands. In 2012 verscheen Lief kind van mij, een jaar later gevolgd door de roman De ziekte van Kortjakje. Haar derde boek, 'Tascha', over de grote schilderijenroof uit de Kunsthal, verschijnt in mei 2015. In 2010 promoveerde Feticu op een proefschrift over de Roemeense dichteres Gabriela Negreanu. Zij produceert al enkele jaren de succesvolle show Literatuur Late Night (gepresenteerd door Abdelkader Benali en Jeroen Vullings) voor de Centrale Bilbiotheek van Den Haag. 

Intellectuelen

Elk land en elke streek van de wereld heeft zijn eigen intellectuelen. Mensen die zich bemoeien met andermans zaken.

Als kind was ik onder de indruk van de Franse intellectuelen en hoewel ik het woord ‘intellectueel’ misschien nog niet kende, geloofde ik dat alles van Franse origine van hoog niveau en chique was, iets wat bij ons thuis niet echt aan de orde was. Als twintiger probeerde ik het verschijnsel ‘intellectueel’ in zijn Roemeense manifestatie te doorgronden, hoewel het een moeilijk te slikken cocktail was van bewondering en teleurstelling. En nu, als begin veertiger en immigrant, probeer ik een eigen nuance te vinden in de relatief monochrome verschijning van de Nederlandse intellectuelen.

Voor mij, als kind geboren in een arme streek in het communistische Roemenië, was de intellectueel God. En God (lees: de intellectueel) schreef: ‘J’accuse…!’ en bracht de wereld in beweging. Alles wat met denken te maken had, had in mijn kindertijd een Frans accent. Oosters-orthodox geboren in een land waarin het geloof verboden was, werd ik door mijn intensieve Franse lectuur, zonder het te beseffen, katholiek. Ik weet niet of ik zelf leerde denken door die Franse lectuur, maar lezen wat anderen denken werd toen wel mijn profession de foi.

Later, aan het eind van mijn middelbareschooltijd, begreep ik dat het communisme zijn eigen intellectuelen had en dat ik verplicht was ideeën te plukken uit Roemeniës eigen roodgekleurde tuin. Onze intellectuelen waren in het openbaar pro, maar heimelijk tegen het communisme. Heel verwarrend voor de introverte en onzekere tiener die ik was. Waarom een dergelijke dupliciteit? Omdat slechts heel weinig intellectuelen durfden toe te geven dat de koning bloot was. Je durven uitspreken stond gelijk aan zelfmoord. En de intellectueel, de Roemeense intellectueel tenminste, was in de eerste plaats een mens die wilde leven en pas daarná intellectueel.

Als kind kon ik uit het hoofd allerlei gedichten declameren over het Patria, de Partij en vooral over onze communistische vader. Mooie gedichten, prachtige gedichten zelfs, waar jammer genoeg het slijm vanaf droop. Maar een kind beseft dat niet; een kind heeft helden nodig en onze maatschappij leverde ons de ‘grootste’ op: Ceaușescu. Pas later, na de Roemeense Revolutie, hoorde ik dat de crème de la crème van de studenten Geneeskunde, Wijsbegeerte en Letteren de communistische gevangenissen had bevolkt, jarenlang, soms tot de dood. Om verschillende politieke redenen, maar vooral omdat ze nadachten. Want eigen ideeën en gedachten waren in de tijd van de dictatuur verboden. Pas na de Revolutie werden mijn ogen geopend of, zoals Ortega y Gasset zich in een essay over zijn geliefde Cervantes uitdrukte, toen viel het vel van mijn ogen. Ook weet ik sindsdien dat er twee soorten intellectuelen bestaan, tenminste in Roemenië: ‘echte’ en ‘foute’. De eerstgenoemden werden, als ze nog niet waren gearresteerd, gevolgd en geterroriseerd, zie de casus-Herta Müller. En de ‘fouten’, o, de ‘fouten’ schrijven, als ze ten gevolge van een te overvloedige slijmproductie in de tijd van Ceaușescu nog niet zijn overleden, nog steeds voor ‘foute’ kranten, ze zijn hard schreeuwende post-revolutionairs of ze zitten in het Europees Parlement. Of allebei, gezien hun kameleontische vermogen.

Er blijkt echter nog een soort intellectueel te bestaan in Roemenië, een hybride soort, die geen ode aan de dictator heeft gebracht, maar het ook niet heeft aangedurfd de waarheid te spreken. Deze intellectuelen hebben in een soort niche van het leven geleefd, in de schaduw, angstig en hyperbewust van de bittere menselijke conditie. Toen de Revolutie uitbrak, werden ze bevrijd en teruggeleid naar het leven, maar het bleek te laat; hun geweten was weliswaar niet dood, maar lag wel in coma.

Veel van de ‘echte’ intellectuelen waren geëmigreerd, gevlucht tijdens de dictatuur of na de Revolutie. Hun stem kreeg ik pas na de Revolutie te horen en voor mij klonk die als de stem van de engel der wrake, zoals vertolkt door Emma Thompson in ‘Angels in America’. Hard en zonder mededogen, maar helder. Deze ‘echte’ intellectuelen – mensen zoals Monica Lovinescu, Dorin Tudoran en Herta Müller – spraken wat wij ‘de waarheid’ noemen. Hun empathie voor de achtergeblevenen heeft hun toon niet verward en het vrije leven in de grote wereld heeft hun manier van denken verrijkt. Contact met hun artikelen en interviews betekende voor mij een nieuwe bekering: van het katholicisme naar het oecumenisme.

De geschiedenis heeft mij geleerd dat een intellectueel vanwege zijn waarheid kan worden gedood in een cel in Roemenië, maar ook dat een intellectueel laf, hypocriet en verlamd kan zijn. Een westerling zou kunnen tegenwerpen dat het tweede, ‘foute’ type geen ware intellectueel is. De intellectueel is immers een geweten van het collectief, hij spreekt uit naam van de mens en de mensheid, uit de naam van de humaniteit.

Mooi gezegd. Heel mooi gezegd. Maar een dergelijke mooie definitie zou ik willen beantwoorden met een vraag: kent het Westen ‘foute’ intellectuelen? Zijn de ‘foute‘ intellectuelen de linkse in de ogen van rechts en andersom? Als ‘fout’ – vanwege hun fascistische sympathieën – worden ook de coryfeeën van onze gouden generatie aangemerkt: Emil Cioran en Mircea Eliade. Dat is echter niet het geval in Roemenië – niet hardop althans – maar in het Westen.

In een tot aan de nok met Roemeense intellectuelen gevulde zaal vroeg Herta Müller, op dat moment de kersverse winnares van de Nobelprijs voor de literatuur, een paar jaar geleden: waarom zijn jullie passief geweest tijdens de dictatuur? Waarom hebben jullie de terreur geaccepteerd?

Het was een harde klap voor de Roemeense intelligentsia. Maar met de klap werd ook de wond geopend: de intellectueel bestaat niet. Zoals Michel Foucault herhaaldelijk zei: de intellectueel spreekt uit naam van zichzelf.

Hoe zouden wij vandaag de dag reageren op een nieuwe Dreyfus-affaire, een zaak zoals die rondom de Joods-Franse officier die ervan werd beschuldigd dat hij een spion van Zwitserland was? Hoe zou het Westen hebben gereageerd op de terreur van een dictatuur? De eerste acht jaar in Nederland (ik ben hier nu tien jaar) heb ik me afgevraagd, met verbijstering, hoe het mogelijk is dat Nederlanders niets wisten over wat er zich 2500 kilometer verderop afspeelde.

Wij weten nu dat er honderden meisjes zijn ontvoerd in Nigeria. Wat kunnen wij eraan doen? Duizenden mensen sterven de verdrinkingsdood op zee. Een paar jaar geleden werd Anna Politkovskaja vermoord, kort daarna Aleksandr Litvinenko, een maand geleden Boris Nemtsov. Zo veel misdaden tegen de mensenrechten. Wat kunnen wij er als individu aan doen?

‘Het lijdt voor mij geen twijfel dat de intellectueel partij hoort te kiezen voor de zwakkeren en degenen die geen stem hebben,’ zegt Edward W. Said, met wiens ‘Manifestaties van een intellectueel’ ik in het Westen heb kennisgemaakt. Wat moet een intellectueel doen? Ik las dat er in Nederland veel ophef was tijdens de Rushdie-affaire. Dat de Nederlandse intellectuelen verdeeld waren. Maar ook dat de Bijenkorf de ‘Duivelsverzen’ niet verkocht uit angst voor een aanslag en dat er boekhandelaren waren die het boek niet wilden hebben omdat ze zich niet schuldig wilden maken aan het kwetsen van anderen.

Wat moet een intellectueel mobiliseren? Wanneer is hij verplicht om te reageren?

Volgens Said is intellectueel-zijn ‘een individuele roeping, een intensiteit, een eigenzinnige kracht die zich als een geëngageerde en herkenbare stem binnen taal en samenleving bezighoudt met een hele massa kwesties’.

In mijn eigen cultuur is er een anekdote over een keizer die geadviseerd wordt niet bang voor zijn ontevreden volk, omdat het, zo zegt de adviseur, dom is. ‘Dom,’ antwoordt de keizer daarop, ‘maar wel talrijk.’ Met andere woorden: het aantal ontevredenen is niet onbelangrijk. Daarmee beantwoord ik gelijk de vraag die Said stelde: ‘Vormen de intellectuelen een heel grote of een buitengewoon kleine, uiterst selectieve groep?’ Het aantal is dus van belang. Hoe meer stemmen van intellectuelen die zich bezighouden met andermans zaken, hoe beter. Het maakt immers verschil of er drie individuen aan de bel trekken of honderd!

Ook in Nederland kon ik het verschijnsel ‘intellectuelen’ niet helemaal vatten. Eigenlijk betreft het de groep die Nederland de ‘elite’ noemt, wat niet hetzelfde is, maar redelijk overeenkomt. Ik kreeg de indruk dat de ‘elite’ alles mocht zeggen en dat er niemand was die erop reageerde. Mogen we zomaar klagen dat er verdomme alleen maar stinkende zwervers het gratis Droomboek voor de koning komen ophalen? En sinds wanneer heeft Nederland zo veel armoede dat de armoede stinkt? Maar er is niets aan de hand als we de volgende week ‘sorry’ op tv zeggen. De elite heeft de elite vergeven. Grappen over Anne Frank en haar lotgenoten mogen kennelijk ook. Waarom zouden we überhaupt hard reageren? We willen immers niemand boos maken, sussend leven is ons motto.

Ik las dat de Nederlandse intellectuelen niet hebben gereageerd op de oorlog in Kosovo, omdat deze oorlog niet behoorde tot het domein van de verantwoordelijkheid van de Nederlandse intellectueel. Ik las dat de Nederlandse intellectuelen in vergelijking met hun collega’s in Duitsland, Engeland en Frankrijk geen leeuwen zijn, maar muizen die brullen. Vreemd, we vergeten dat juist een kind riep dat de koning bloot is. Toch bloosde ik van plezier toen Jeroen Pauw onlangs aan Bram Moszkowicz vroeg waarom iemand die heeft gesjoemeld met belasting een functie in de politiek verdient (ik citeer uit het hoofd). Vreemd genoeg leek men klakkeloos genoegen te nemen met het antwoord van de ex-advocaat: ‘Omdat iedereen een tweede kans verdient.’

We leven in een wereld waarin het kwaad relatief is, waarin de ‘echte’ en de ‘foute’ intellectuelen één zijn, waarin de televisie de functie van de katholieke aflaat speelt.

Soms verlang ik gewoon naar een tijd waarin de intellectueel uit de boeken stapt.

Ik zou hem zeker herkennen aan zijn Franse accent.

Lees volgende week bij A•Quattro•Mani op TPO Magazine een voorpublicatie uit de nieuwe roman 'Tascha' en een groot interview met Mira Feticu.

A•Quattro•Mani reist de wereld over voor recensies van de mooiste literatuur en persoonlijke, exclusieve interviews met schrijvers die ertoe doen. Ze publiceren onder meer in TPO Magazine, en op Blendle/Cafeyn. Klik hier voor een overzicht.

Niets missen? Neem een abonnement op A•Quattro•Mani bij TPO Magazine.

Volg A•Quattro•Mani ook op Twitter en Facebook.

 

 

Mijn gekozen waardering € -