Interviews plegers huiselijk geweld: ‘Ik hield van haar. Ik wilde haar niet mishandelen’

Voor slachtoffers van huiselijk geweld is al jaren veel aandacht. De laatste tijd groeit het besef dat je ook plegers bij de behandeling moet betrekken, wil je huiselijk geweld echt stoppen. Ook omdat geweld vaak van generatie op generatie wordt overgedragen.

Het hulpaanbod voor plegers faalt echter op vele fronten. Het aanbod is te beperkt, moeilijk vindbaar en kwalitatief vaak niet goed genoeg. Onder meer voormalige plegers werken aan een uitgebreider en beter hulpaanbod. Wie zijn deze mensen? Hoe kwamen ze ertoe geweld te gebruiken in relaties? En hoe weten ze hun agressie nu te hanteren?

Jean (43): ‘Voor mij was nergens veiligheid’
‘Mijn lichaam weet het vaak al eerder dan mijn hoofd. Als mijn handen zweten, mijn tanden knarsen en mijn hoofd tintelt, dan weet ik: nu moet ik oppassen, mijn agressie is getriggerd! Ik ga dan diep in- en uitademen om rustiger te worden.

Huiselijk geweld ken ik vanaf mijn vroegste jeugd. Mijn biologische vader had al losse handjes. Op mijn negende kreeg mijn moeder een relatie met een man die haar vrijwel iedere dag mishandelde. Dat ging er zeer heftig aan toe. Ik herinner me dat ze ‘s nachts een keer in paniek mijn slaapkamer binnenrende. Ze deed de deur op slot maar mijn stiefvader trapte hem in. Hij sleurde mijn moeder aan haar haren naar buiten en gooide haar van de trap af. Beneden smeet hij haar nog een keer de kamer door en bonkte haar hoofd tegen de muur. Daarna raakte ze bewusteloos. Ik rende erachter aan om hem tegen te houden. Maar hij was groot en sterk. Ik kon niets doen.

Ik was een angstig en druk kind. Op school vond ik geen aansluiting. Voor mij was nergens veiligheid. Toen ik op mijn elfde werd aangerand door oudere jongens in de buurt, nam ik een besluit: nu is het klaar, niemand die mij nog zal kleineren! Die gedachte gaf me kracht. Als ik vond dat iemand verkeerd naar mij keek, begon ik te schelden, te slaan of te schoppen. En ik merkte dat het werkte. Iedereen begon mij met rust te laten.

Later kreeg mijn moeder een relatie met een man die veel zachtaardiger was. Maar ook zij hadden veel ruzie. Op een dag zat ik boven en hoorde ik mijn moeder schreeuwen en “au au” roepen. Dat triggerde iets bij mij. Ik vloog naar beneden, sleurde mijn stiefvader naar de voordeur en gooide hem zijn eigen huis uit. Door de ruit van de voordeur heen, sloeg ik hem nog een gebroken neus. Vroeger had ik mijn moeder niet kunnen beschermen. Maar nu was ik vijftien en kon ik het wel.
De buren kwamen erbij, het schuim stond blijkbaar op mijn mond. Later bleek dat mijn stiefvader mijn moeder niet had geslagen. Ze had zichzelf bezeerd omdat ze uit frustratie met haar vuist op de muur had gebonkt.

Toen ik op mijn 18e op mezelf ging wonen, raakte ik snel verder uit balans. Ik ging veel uit en raakte aan de drugs. En ja, er waren ook agressie-incidenten. Ik accepteerde geen gezag. Ik heb een keer mijn chef in elkaar geslagen. Ook heb ik tijdens een ruzie de keel van mijn vriendin dichtgeknepen. Nadien heb ik vreselijk gehuild. Ik hield van haar, ik wilde haar niet mishandelen. Ik ben geen slecht mens. Het was mijn manier om met overprikkeling om te gaan.

Meer dan twintig jaar heb ik in een, deels gedwongen, therapeutisch traject gezeten. Wat mij uiteindelijk vooral heeft geholpen is schema-therapie en EMDR. Als ik nu getriggerd wordt door een situatie die mijn agressie opwekt, ben ik in staat om eruit te stappen.

Nu praat ik onder meer met directies en hulpverleners in de ggz over het beleid. Het stigma op plegers is, ook in de hulpverlening, enorm. Ik heb vaker meegemaakt dat behandelaren uit angst voor mij meteen beveiliging erbij riepen, wat alleen maar meer agressie bij mij oproept. Ik zou willen dat er wat meer naar de persoon en het verhaal daarachter wordt gekeken. Als je het gevoel hebt dat je begrepen wordt, zakt de weerstand. En is er meer perspectief om aan problemen te werken.’


Claudia (37): ‘Ik stond hem met een honkbalknuppel op te wachten’
‘Dingen kapot maken, dat is echt mijn ding. Een aantal jaar geleden is mijn ex-man overleden aan de gevolgen van excessief drank- en drugsgebruik. Toen heeft alles, ja echt alles, in huis waar je mee kunt smijten rondgevlogen. De eet- en de salontafel, het bestek en het servies. Ik was woedend dat ik alleenstaande moeder was geworden en voortaan alles alleen moest doen. En dat mijn twee kinderen geen vader meer hebben.

Als kind was ik al een pittige dame. Toen al had ik de neiging om hard te schreeuwen of dingen kapot te maken als ik mijn zin niet kreeg. Het was voor mij een manier om uiting te geven aan hoe ik me voelde. Waar ik bijvoorbeeld niet tegen kon, is dat mijn moeder nogal van het sussen was. Om de vrede te bewaren, maakte ze dingen vaak kleiner dan dat ze waren. Dan zei ze bijvoorbeeld: “Het valt allemaal wel mee. Wat je ziet, klopt niet.”

Op school hoorde ik  nergens bij. Ik ben ook wel gepest. Als reactie daarop ging ik mezelf overschreeuwen en me zorgelozer voordoen dan dat ik me voelde.

Op mijn 16e ging ik samenwonen met mijn toenmalige vriend. In die relatie was sprake van intieme terreur, zoals dat in officiële termen heet. Gaandeweg isoleerde hij me steeds meer van mijn familie en vrienden. Op een gegeven moment bepaalde hij zelfs wanneer ik mijn haar moest laten knippen.

Toen ik begon tegen te stribbelen, begon hij ook fysiek geweld te gebruiken. Dat begon met een duw of een klap. Later werd het erger en kneep hij een keer mijn keel dicht. Als hij vond dat ik te lang met een andere man had gepraat, sleepte hij me aan mijn haren door het huis.

Op een gegeven moment zei een vriendin tegen mij: “Claudia jij kan ook slaan!” Dat advies heb ik ter harte genomen. Vanaf toen escaleerden onze ruzies in soms hevige gevechten. Ik sla harder, dat was de gedachte die me daarbij veel kracht gaf. En het idee dat ik de situatie onder controle had.

Zo transformeerde ik van slachtoffer naar pleger. Nee, het was geen zelfverdediging zoals sommige mensen menen. Zo is het begonnen ja, maar op den duur kon ik ook degene zijn die bewust begon. Ik stond mijn ex soms op te wachten met een honkbalknuppel zodat ik de eerste klap kon geven. Dan ontstaat fysiek geweld niet meer vanuit actie maar vanuit voorbedachte rade.

Toen deze relatie uitging, kreeg ik al snel een nieuwe vriend. Ook deze relatie was in emotionele zin zeer destructief, al was er geen sprake van fysiek geweld. Wel gebruikten we allebei drugs en maakten we vaker dingen kapot als we ruzie hadden.

Een paar jaar geleden ben ik gescheiden en in therapie gegaan. Daar hebben we onder meer bekeken hoe ik mijn boosheid en agressie beter kan reguleren. Voordat ik explodeer, zijn daar meestal al een aantal dingen aan vooraf gegaan.

Aan mijn buitenwereld kan ik goed zien hoe het gesteld is met mijn binnenwereld. Ga ik bijvoorbeeld telefoontjes negeren? Laat ik de was te lang op bed liggen? Dan weet ik dat ik mijn agressie niet aan het reguleren maar aan het opstapelen ben. Is dat proces al ver gevorderd, dan is de kans groot dat ik ruzie ga zoeken om te kunnen ontploffen. Kickboksen, de kinderen naar mijn moeder brengen en echt even tijd voor mijzelf nemen, zijn dingen die mij dan helpen.

Ook heb ik mijn buren ingelicht en gezegd: “Ik heb het nodig dat jullie af en toe even opletten.” Blijven de gordijnen een paar dagen dicht, dan kloppen ze aan om te vragen of ze me ergens mee kunnen helpen.’


Remco (41): ‘Mensen hebben snel hun oordeel klaar’
‘Als kind was ik al driftig. Op school werd ik gepest. Ook met mijn ouders had ik vaak ruzie. Dat kon gaan over kleren die ik niet wilde dragen. Of dingen die ik tegen mijn zin moest doen. De ruzies begonnen meestal met een discussie die uit de hand liep. Dan begon ik te schreeuwen. Soms maakte ik dingen kapot. Vervolgens ging het gesprek over mijn agressie. En niet meer over wat me zo stoorde. Daardoor voelde ik mij vaak niet gehoord en gezien.

Rond mijn zestiende kreeg ik zelf ook last van mijn gedrag en kreeg ik mijn eerste therapie. Agressief zijn, is niet fijn. Het is een reactie uit machteloosheid, een gevoel waar je geen controle over hebt. Ik zag hoe mijn ouders en mijn zus, de mensen waar ik van houd, eronder leden.

Door de jaren heen kreeg ik meer inzicht in mijn gedrag. Maar mijn agressieprobleem was niet opgelost. Ook met werkgevers en leidinggevenden heb ik neus aan neus gestaan. En ja, met de politie ben ik ook in aanraking geweest.

Op een gegeven moment heb ik tweeënhalf jaar lang de therapie Door het lint gevolgd. Daardoor ben ik negen jaar incidentvrij geweest. De kern van de behandeling is dat je je bewust wordt van de triggers die door de dag heen zorgen voor spanningsopbouw. Denk aan het stoten van je teen aan de bedrand als je ’s morgens opstaat. De Senseo die vervolgens op is als je koffie wilt zetten. Dat zijn kleine dingen die iedereen overkomen. Maar die bij mij, als het er veel zijn, uiteindelijk tot een explosie kunnen leiden.

Belangrijk is om de spanning na een incident te laten afnemen door iets te doen wat je fijn vindt. Mij helpt het bijvoorbeeld om een sigaretje te roken. Of om een paar extra rondjes in de auto te rijden met keiharde muziek aan voordat ik naar mijn gezin ga. Dat spelletje speel ik de hele dag.

Na de geboorte van mijn kinderen kreeg ik een zware terugval. Ik miste een stukje aandacht van mijn partner. En daar konden we niet goed over praten. Zwaar mishandeld heb ik mijn vrouw niet. Maar ze heeft wel eens een tik gehad ja. En ik heb haar wel eens vastgehouden en haar bewegingsvrijheid beperkt. Uiteindelijk is zij met de kinderen gevlucht naar een opvang van Veilig Thuis.

Na een aantal jaar zijn we weer bij elkaar gekomen. In groepstherapie heb ik de vaardigheden om mijn agressie te reduceren verder verfijnd. Ook mijn vrouw en kinderen hebben hun eigen pad gelopen en hard moeten werken aan hun herstel.

Nu begeleid ik zelf slachtoffers en plegers van huiselijk geweld. Hulpverleners vinden vaak dat plegers van huiselijk geweld lastig te behandelen zijn. Dat heb ik zelf ervaren. Als slachtoffers van huiselijk geweld hun emoties uiten, beginnen ze meestal te huilen en worden ze getroost. Maar plegers beginnen vaak te schreeuwen en worden boos als ze emotioneel zijn. In veel gevallen stopt een gesprek dan. Terwijl je door het geschreeuw heen zou moeten proberen te achterhalen wat degene eigenlijk wil zeggen.

Ik vind dat veel mensen snel oordelen over personen zoals ik. Mensen die heel dicht bij me stonden, hebben me afgeschreven om wat er fout ging. Die willen de verbetering niet zien. Die agressie is maar een klein stukje van de persoon die ik ben. En ik heb er nu controle over. Mijn vrouw zou echt niet bij mij zijn gebleven als er niet ook iets goeds in mij zit.’

De naam Jean is gefingeerd

Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten

 

 

Mijn gekozen waardering € -

Sigrid Starremans is freelance journalist en tekstschrijver. Ze is gespecialiseerd in artikelen over gezondheidszorg, psychologie, sociaal domein en onderwijs.