Jaap van Dijkhuizen: ‘Ik heb altijd affiniteit gehad met vluchtelingen’

Jaap van Dijkhuizen (81) beijvert zich al tientallen jaren voor de rechten van "de vreemdeling in ons midden". Eerst als asieladvocaat, en sinds zijn pensioen onder meer als taalmaatje én als auteur.

Zo schreef hij voor de Stichting Vluchteling de bundel ‘Vluchten – Elegische verzen bij een schilderij’ (2015). Een gesprek over de Zeven Deugden, zoals uitgewerkt door Thomas van Aquino in zijn tractaat De virtutibus (Over de deugden)

Caritas (liefde)

‘Caritas, naastenliefde, dat is eigenlijk het overkoepelende begrip hè? Ik denk dat de naastenliefde eigenlijk alle andere deugden omvat, of in elk geval de drijfveer is tot de andere deugden: rechtvaardigheid, moed … En ik vrees ook dat we allemaal regelmatig falen in onze naastenliefde.
Ik ben begonnen als ‘gewoon’ advocaat, voor civiel recht en strafrecht. Maar op mijn vijftigste heb ik me laten omscholen tot asieladvocaat. Die keuze had met naastenliefde te maken. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig, was er een grote instroom van vluchtelingen. Daarmee kwam de vraag naar asieladvocaten. Ik heb me toen gespecialiseerd in vreemdelingenrecht en sindsdien vrijwel alleen nog asieladvocatuur gedaan.’

Iustitia (rechtvaardigheid)

‘Ik heb altijd al affiniteit gehad met vluchtelingen. Vanuit de maatschappelijke en politieke insteek: mensen recht willen verschaffen, maar ook vanuit de theologische: het besef dat de Bijbel op heel wat plaatsen ‘de vreemdeling’ zijn of haar rechten toekent. Die houding heb ik van huis uit meegekregen. Mijn vader had een sterk rechtvaardigheidsgevoel en keerde zich al vroeg tegen ‘gastarbeiderhaters’. Ik praat nu over de jaren zestig, toen hier Italianen, Turken en Marokkanen kwamen werken. Een aangetrouwde oom beweerde zoiets als: “Die luie buitenlanders komen hier alleen om hun zakken te vullen.” Nou, daar was mijn vader heel verontwaardigd over. Hij bleef rustig, hij was een Veluwenaar, maar hij heeft die oom toch even flink de oren gewassen: “Weet jij wel hoe hard ze werken voor hun familie? En dat ze het geld opsturen naar hun thuisland?”

Mijn vader gruwde van sociaal onrecht en dat heb ik van hem overgenomen. Zo vind ik het vreselijk dat er in Nederland veertigduizend mensen op straat moeten leven, en dat er zoveel kinderen in armoede opgroeien. Armoede werkt op alle levensterreinen door: als je sociaaleconomisch bent uitgeschakeld, heb je verder niks meer in te brengen. Dat is de ramp van het neoliberalisme.
Zelf heb ik me steeds ter linkerzijde in het politieke spectrum bevonden. Jarenlang ben ik braaf PPR-lid geweest, ken je die partij nog? (Politieke Partij Radicalen, mc). Tegenwoordig stem ik afwisselend GroenLinks en ChristenUnie, omdat die allebei heel vriendelijk staan tegenover vreemdelingen. Iemand als Joël Voordewind heeft het altijd opgenomen voor vluchtelingen, zowel politiek als privé. Dat heeft veel indruk op me gemaakt.’

Temperantia (matigheid)

‘Ik erger me weleens aan de manier waarop in de sociaaleconomische bovenlaag van Nederland wordt gesmeten met geld. Kapitale villa’s met drie BMW’s voor de deur, dat soort dingen. Zelf leid ik een tamelijk matig leven. Geen vliegvakanties, alleen soms met trein naar Duitsland of Oostenrijk. Vroeger trokken mijn vrouw en ik een maand lang met onze Eend door Frankrijk. Zodra we eenmaal kinderen hadden, huurden we daar een zomerhuisje.
Maar we hebben nu al tientallen jaren geen auto meer. Dus wanneer ik moest pleiten in Groningen of Leeuwarden, stapte ik vrolijk met mijn vouwfietsje op de trein. Dan was ik al vroeg in de rechtbank, terwijl de advocaat van de wederpartij soms te laat kwam doordat ie met z’n auto in de file stond…
Alleen met de aanschaf van boeken ben ik wel onmatig. Maar ja, iedereen springt weleens uit de band.’

Sapientia (wijsheid)

‘Als boekengek lees ik veel grote filosofen en theologen. Indrukwekkend hoor, maar wijsheden heel mooi opschrijven is één ding. Dat kunnen veel mensen, alleen blijft het dan wel bij de theorie. In mijn praktijk als advocaat heb ik ook grote wijsheden van eenvoudige cliënten gehoord. Mensen zonder hoge opleiding, zonder pretenties, die opeens dingen zeiden en deden waarvan ik dacht: “Nou, die kun je in je zak steken, Van Dijkhuizen!” Mensen die tijdens een proces met verhitte koppen tegenover elkaar stonden, tot plotseling een van beiden de wijsheid opbracht om te zeggen: “Ach, laat ook maar. Het is al goed. Ik vergeef je.” Vergeven is wijs, kunnen toegeven ook. Ja, toegeven wordt meestal als een uiting van zwakte gezien. Maar het kan heel wijs en sterk zijn om je ego niet langer te laten prevaleren en niet krampachtig op je strepen te blijven staan.

 Armoede werkt op alle levensterreinen door: als je sociaaleconomisch bent uitgeschakeld, heb je verder niks meer in te brengen. Dat is de ramp van het neoliberalisme – Jaap van Dijkhuizen

Ik ben zes jaar lang kerkvrijwilliger geweest in de Koepelgevangenis in Arnhem. En eerlijk is eerlijk: ook de grootste boeven heb ik wijze dingen horen zeggen. Tja, de grenslijn tussen een keurige burger en een gevangenisboef is soms zó flinterdun… Vaak heb ik gedacht: als mijn leven iets anders was gelopen, had ik daar ook kunnen zitten. Maar ik ben opgegroeid in een warm nest. Mijn ouders hebben me niet in de watten gelegd, maar wel steeds liefdevol behandeld. En bij die typische draaideurcriminelen zie je telkens weer dezelfde ellende aan de basis: een onveilige jeugd, verwaarlozing, armoede.’

Fortitudo (moed)

‘Laat ik in elk geval zeggen wat moed voor mij níet is: met doodsverachting van een hoge skischans springen. Zoiets noem ik misschien lef of durf, maar geen moed. Wat vind ik wel moedig? Tja, dan kom ik toch weer uit bij wat ik sommige cliënten heb zien doen: ongelijk erkennen. Op een gepast moment kunnen zeggen: “Ja, ik zat fout.” Nederigheid, dat is eigenlijk ook een heel mooie deugd hè? “Leert van Mij, want ik bent zachtmoedig en nederig van hart”, zegt Jezus in Mattheüs 11.

Nog iets anders wat voor mij van moed getuigt: de eerste stap durven zetten naar verzoening. ‘De minste zijn’, zoals Jezus ook aanbeveelt. Nelson Mandela stak in 1995 een verzoenende hand uit naar de Springboks, het nationale Zuid-Afrikaanse rugbyteam dat indertijd symbool stond voor witte suprematie. Mandela is toen zelfs hun supporter geworden. Daarmee was hij een inspirerend voorbeeld: hij wist niet alleen van vergeving, maar nam ook het initiatief tot verzoening. Net als aartsbisschop Desmond Tutu overigens, en meer zwarte Zuid-Afrikanen.’

Spes (hoop)

‘Mijn vrouw en ik zijn altijd intensief betrokken geweest bij de Vredesbeweging, vooral toen het ging om de kernbewapening in de Koude Oorlog. Wij zijn al sinds het rapport van de Club van Rome bezorgd om het milieu, dus we steunen organisaties als Milieudefensie en Greenpeace.
Verder schrijven we brieven voor Amnesty International. In mijn advocatentijd deed ik dat ook speciaal voor mijn beroepsgroep: brieven schrijven aan advocaten die gevangen zaten vanwege hun overtuiging, of omdat ze vervolgden hadden bijgestaan. Want ik koester de uitspraak van Václav Havel: “Hoop is niet hetzelfde als optimisme of de overtuiging dat iets goed zal aflopen. Wel de zekerheid dat iets zinvol is, ongeacht de uitkomst.”’

Fides (geloof)

‘Ik merk dat ik nogal eens moeite heb met publicaties van sommige protestantse theologen. Telkens verschijnt er weer zo’n somber, historisch-kritisch betoog van een protestantse denker die zegt: we gaan de hemel niet meemaken, we kunnen niet meer in de verzoening geloven, we geloven dit niet meer en we geloven dat niet meer. Zo schaven ze telkens iets van het geloof af tot er niks overblijft.
Veel katholieke theologen daarentegen − Hans Küng, Anselm Grün of Erik Borgman − leggen de nadruk op wat ze wél geloven en ze vertellen waarom. En, heel belangrijk, die hebben het mysterie! Dat mis ik bij veel protestanten: ruimte voor het mysterie, aanvaarden dat je iets niet begrijpt.

Mijn vrouw en ik zijn lid van een PKN-gemeente, maar ik ga ook graag naar een katholieke kerk. En ik pleeg minstens één keer per jaar in retraite te gaan in een klooster, meestal bij de norbertijnen in de Abdij van Berne. Daar heb ik veel steun aan.
Weet je, ik praat liever van vertrouwen dan van geloof. Het Latijnse woord fides impliceert ook vertrouwen. En is eigenlijk niet het hele leven gebaseerd op vertrouwen? Dat ik jou in mijn huis binnenlaat, zonder je te kennen. Dat ik in de tram stap en ervan uitga dat die op de rails blijft. Een soort oer-vertrouwen dat je overal in hebt. En dat vertrouwen gaat bij mij steeds verder − met inbegrip van het vertrouwen in een laatste werkelijkheid, een laatste waarheid… Daar vertrouw ik op.’

Biografische gegevens

Jaap van Dijkhuizen (Nijkerk, 1940) deed na zijn gymnasium B eerst een propedeuse Geneeskunde, maar schakelde over op Rechtsgeleerdheid, allebei aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Naderhand studeerde hij Interreligieuze Spiritualiteit aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
In de loop van zijn carrière als strafrecht- en civiel advocaat specialiseerde hij zich in vreemdelingenrecht en asieladvocatuur.
Sinds 2014 is hij actief als romanschrijver en dichter.
Jaap van Dijkhuizen is getrouwd, heeft twee kinderen en twee kleinkinderen.

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.