Over Joods zijn, acceptatie en ambitie: 8 levensvragen aan Jonathan Safran Foer

Hij vindt zichzelf lui en te weinig ambitieus en heeft moeite met acceptatie – van zichzelf, van anderen, van de wereld. Omdat zijn grootouders de Holocaust hadden meegemaakt, rustte er in zijn jeugd een taboe op ongelukkig zijn. Acht levensvragen aan de Joods-Amerikaanse schrijver Jonathan Safran Foer. ‘Tussen wat ik zou kúnnen en werkelijk doe, gaapt een groot gat.’

1. Met welke eigenschap worstelt u het meest?

‘Ik heb moeite met het accepteren van mezelf, van anderen, van de wereld, omdat ik vaak zie wat er beter kan. Ik beschouw mezelf niet als kritisch – eerder als een hoopvol mens: ik denk in kansen en mogelijkheden. De keerzijde ervan is dat ik moeite heb met accepteren hoe de dingen zijn. Dat vriendschappen veranderen bijvoorbeeld. Of om iemand te zien zoals diegene is, in plaats van een geïdealiseerd plaatje van die persoon. Terwijl ik best weet dat hoopvol zijn en acceptatie elkaar niet hoeven uit te sluiten. Acceptatie betekent niet dat je dat je alles maar geweldig moet vinden of je moet neerleggen bij dingen die niet goed zijn. Het betekent dat je het hele pakketje aanvaardt.’

‘Als het om acceptatie van mezelf gaat, heb ik het meeste moeite met mijn luiheid en gebrek aan ambitie. Ik laat tijd te gemakkelijk verstrijken, ik ben niet de vader die ik zou willen zijn, niet de schrijver die ik zou kunnen zijn. Ik heb een bepaald beeld van waartoe ik in staat zou zijn als ik het uiterste van mezelf zou vergen. Dat doe ik meestal echter niet; tussen wat ik zou kúnnen en werkelijk doe, gaapt een groot gat. Ik ben een verspiller.’

‘Het is een groot geschenk goede vrienden te hebben, baas over mijn eigen tijd te zijn, bepaalde talenten te hebben. Dat ik zulke dingen kennelijk voor vanzelfsprekend neem, er te lui mee omspring en te weinig tijd en aandacht aan spendeer, geeft me een slecht gevoel over mezelf. Maar blijkbaar vergeet ik, vanuit de misvatting het eeuwige leven te hebben, ook weer gemakkelijk wat er écht toe doet. Het lukt me niet daar iets aan te veranderen, en dat frustreert me enorm.’

2. Waar draait het om in een relatie?

‘Dan kom ik terug op waar we het zojuist over hadden, namelijk acceptatie. Er is een gezegde: Ik vind je leuk om je kwaliteiten en ik hou van je om je gebreken. Op die manier zou ik graag willen dat er van mij gehouden werd, en probeer ik ook van een ander te houden.’

‘Als je met iemand wilt samenleven, moet je diegene accepteren voor wie hij of zij is. Of dat een rol heeft gespeeld in mijn scheiding? Je bent niet de eerste die me rechtstreeks vraagt naar mijn scheiding – mijn boek Hier ben ik gaat over de teloorgang van een huwelijk. Het enige wat ik erover kwijt wil is dat mijn boek niet overeenkomt met mijn persoonlijke verhaal, want verder is mijn scheiding een privékwestie, niet iets om publiekelijk te bespreken. Relaties zijn complex en er bestaan geen makkelijke antwoorden op de vraag waarom iets wel of niet werkt. Alles wat ik erover zou zeggen, zonder de volledige context erbij, zou de plank misslaan.’

‘Ik kan wel zeggen dat mijn leven de laatste jaren ingrijpend is veranderd. Mijn scheiding en het opnieuw moeten beginnen – dat was een grote transitie. Dat heeft me ook doen beseffen dat als iemand me vraagt hoe het gaat, ik eigenlijk al twintig jaar antwoord dat ik door een transitie ga. Mijn tweede roman, mijn pasgeboren baby die me uit mijn slaap hield – allemaal transities. Ik ben tot het inzicht gekomen dat het leven een doorlopend veranderingsproces is. Er gaat een bepaalde troost uit van die gedachte; en het is beter dan je continu afvragen wanneer deze fase achter de rug zal zijn.’

‘Alles zal voortdurend blijven veranderen. In de Bijbel wil koning Salomo een waarachtige inscriptie in zijn ring, een spreuk die altijd en in elke situatie waar is. Het wordt uiteindelijk: “Ook dit zal voorbijgaan”. Een diepe wijsheid. Al het akelige, elke vreugde gaat voorbij. Dat besef maakt dat ik beter in dingen kan berusten.’

3. Waar voelt u zich thuis?

‘Mijn roman Hier ben ik draait om de vraag waar je thuis bent. Dat vraag ik mezelf geregeld af. Ik voel me thuis bij mijn kinderen, waar we ook zijn of wat we ook doen. Sinds mijn vrouw en ik gescheiden zijn, een paar jaar geleden, zijn onze zoons om de week bij mij. We gaan er geregeld in het weekend op uit, de natuur in, wandelen. Laatst maakten we een tochtje in een grappig klein bootje op een rivier, en ik voelde me op dat moment enorm thuis. Door de ervaring van de grootsheid van de natuur, voel ik me één met mijn lichaam. Soms voel ik me ook thuis in mijn boek, als het schrijven lekker gaat en ik me op een eerlijke manier weet uit te drukken.’

‘Ik denk dat mijn gevoel van thuis-zijn verbonden is met een gevoel van heel-zijn, het tegenovergestelde van onrust. Onrust is overigens niet per definitie slecht, want die zorgt ervoor dat je dingen onderneemt en nieuwe horizonten gaat verkennen. Als je volkomen tevreden bent, blijf je voortzetten wat je altijd hebt gedaan. Onrust creëert ambitie, maar kan ook een gevoel van vrede in de weg staan. In Hier ben ik staat het chassidische gezegde: “Terwijl we het geluk najagen, vluchten we weg van de tevredenheid.” Veel mensen zullen het gevoel herkennen dat ze terugkijken en pas dan herkennen hoe goed het was wat ze hadden.’

4. Wat durft u uw ouders niet te zeggen?

‘Gevoelens van ongelukkigheid heb ik nooit kunnen delen met mijn ouders. Ik kom uit een hecht gezin, met een oudere en een jongere broer. We aten altijd alle maaltijden samen en praatten en lachten veel. Onze familie was niet heel intellectueel, maar ik voelde me veilig, en dat is denk ik belangrijker dan de levenslessen die je worden bijgebracht. Al heb ik beslist bepaalde waarden meegekregen. Oprechtheid. Waardering voor wat je hebt. Dingen in een groter perspectief zien.’

‘Maar de keerzijde van dat laatste was dat er in mijn jeugd geen ruimte was om je ongelukkig te voelen. Mijn grootouders hebben de Holocaust meegemaakt. Dus als er iets vervelends gebeurde of je voelde je niet gelukkig, was de primaire reactie: kom op, jij hebt tenminste de Holocaust niet hoeven meemaken. Hoe kun jij nou ongelukkig zijn tegen het licht van wat er allemaal is gebeurd? Verdriet werd zo een verminkte emotie. Ongelukkig zijn was geen normaal onderdeel van het leven, als tegenwicht van geluk, waardevol in zichzelf – het was iets waar een muur omheen moest en verder over gezwegen werd.’

‘Die cultuur was trouwens niet uniek voor mijn familie; het komt bij veel Joods-Amerikaanse gezinnen voor. Ik ben me dat pas gaan realiseren toen ik rond mijn dertigste in therapie ging, en er woorden voor vond. Als ik me tegenwoordig ongelukkig voel, deel ik dat met goede vrienden – waarschijnlijk tot vervelends toe, omdat ik de schade aan het inhalen ben. Maar het is nog altijd geen onderwerp waar ik het met mijn ouders over kan hebben.’

5. Welk dier zou u willen zijn?

‘Ik bén een dier – het dier “mens”. En daar ben ik blij mee. Ik hou van mensen, en ik hou van honden. Ik heb er zelf ook één, een vuilnisbakje. Je kunt bij een hond echt het gevoel hebben dat je iets met hem kunt delen. Honden en mensen lijken sterk op elkaar.’

‘Sinds ik Dieren eten heb geschreven, een boek over de vleesindustrie, ben ik vegetariër. Wat ik tegenkwam en zag terwijl ik onderzoek deed voor het boek, was deprimerend en beangstigend. Veel mensen durven het boek ook niet te lezen, omdat ze bang zijn dat het hun geluk zal ondermijnen. Dat ze dan vegetariër moeten worden, of in een restaurant niet meer zonder gewetensbezwaren kunnen bestellen wat ze willen. De keuze om vegetariër te worden heeft mij heel gelukkig gemaakt, omdat mijn handelen in overeenstemming is gekomen met mijn waarden. Dat geeft me meer voldoening dan kunnen eten wat ik maar wil.’

6. Hoe gevoelig bent u?

‘Wat mij betreft is gevoeligheid het belangrijkste wat ik in mijn schrijven leg. Het is grappig dat mensen me dingen vragen als: “Hoe is het om een intellectueel te zijn?” Ik voel me helemaal geen intellectuele schrijver, net zoals ik me ook geen beroemde schrijver voel – in Amerika geven mensen geen moer om literatuur en zegt nooit iemand hallo tegen me als ik op straat loop. Ik ben niet boekenwurmerig, al heb ik wel dat imago.’

‘Tuurlijk, ik lees weleens een boek, ik kan gevatte grapjes maken, een fatsoenlijke zin boetseren – maar daar gaat het niet om. Ik gebruik die middelen om gevoelens onder woorden te brengen. Al mijn boeken helpen me de juiste woorden te vinden voor wat ik voel, mijn gedachten te verhelderen, en daardoor op een betere manier te leven.’

7. Waar heeft u het meeste spijt van?

‘Ik heb vele jaren verspild met werken aan projecten terwijl ik diep vanbinnen wist dat het niet klopte, maar daar niet naar handelde. Ik heb bijvoorbeeld geprobeerd een sitcom te schrijven, en riep tegen mezelf dat het écht wel iets zou worden als we eenmaal zouden beginnen of als ik met die en die zou samenwerken. Niet dus. Tja, hoop kan je beste vriend en je grootste vijand zijn. Daar ben ik niet uniek in; veel mensen blijven jarenlang in een baan of relatie zitten in de hoop dat er iets zal veranderen, terwijl ze vanbinnen voelen dat het eigenlijk anders zou moeten.’

‘Als mijn gevoel zegt dat er iets moet veranderen, probeer ik dat tegenwoordig serieus te nemen. Het betekent niet dat ik er ook daadwerkelijk direct naar moet handelen, maar ik onderken in elk geval het bestaan ervan.’

8. Welke grote droom koestert u?

‘Ik droom van een poëziebundel met mijn naam erop. Mijn hele leven probeer ik al poëzie te schrijven, maar het lukt me niet. Ik beschouw poëzie als de hoogste kunstvorm. Toen de moeder van een oude vriend van me op sterven lag, ging ik bij haar op bezoek. Ik wist niet wist wat ik moest zeggen, en nam daarom een heleboel gedichten mee die ik mooi vond. We lazen ze samen en dat leidde tot een heel bijzonder gesprek.

Poëzie raakt aan de belangrijkste dingen in het leven, het is heel puur. Als je verliefd bent, schrijf of geef je een gedicht aan je geliefde. Ik hou van romans schrijven, maar dichten sla ik hoger aan, en ik zou geweldig trots zijn als ik daar ooit toe in staat zou zijn. Vroeger lachte ik altijd een beetje besmuikt als ik mezelf “schrijver” noemde, ik kon het gewoon niet geloven, zo bijzonder vond ik het. Sindsdien is vrijwel alles normaal geworden: ik heb zo veel beroemde mensen ontmoet dat ik van geen enkele ontmoeting nog nerveus word, van recensies in de krant word ik niet meer warm of koud, voor een menigte mensen spreken is de gewoonste zaak van de wereld geworden. Maar de gedachte dat ik zou kunnen zeggen: Ik ben een dichter… Daar veer ik echt van op.’

In één klap wereldberoemd

Met zijn debuut Alles is verlicht brak Jonathan Safran Foer (21 februari 1977) in 2002 in één klap wereldwijd door en won hij tal van internationale prijzen. De toen 25-jarige Foer werd onthaald als het nieuwe literaire wonder. Ook zijn tweede roman Extreem luid & ongelooflijk dichtbij (2005), een van de weinige romans over de aanslagen op de Twin Towers van 11 september 2001, werd een mondiale bestseller. In 2009 volgde het non-fictieboek Dieren eten, waarin Foer onderzoekt hoe vlees en vis worden geproduceerd. Zijn nieuwe boek Hier ben ik is de eerste roman in elf jaar tijd. Hoewel Jonathan Safran Foer zelf niet gelovig is, speelt zijn Joodse achtergrond een belangrijke rol in zijn werk. Tot een paar jaar geleden was Foer getrouwd met schrijfster Nicole Krauss. Hun twee zoons wonen afwisselend bij hen in Brooklyn, New York.

Mijn gekozen waardering € -