‘Kans op zeldzame AstraZeneca-bijwerking lijkt niet hoger bij vrouwen’

Het lijkt er voorlopig niet op dat de zeer zeldzame trombose-bijwerking die kan optreden na het AstraZeneca vaccin meer voorkomt bij vrouwen dan bij mannen. De oververtegenwoordiging onder de patiënten bij wie de bijwerking optrad is te verklaren doordat in de meeste Europese landen met name jonge zorgverleners het vaccin kregen.

Leeftijd lijkt nog wel een risicofactor. In het Verenigd Koninkrijk kregen meer ouderen het vaccin en ook daar ontwikkelden relatief meer jonge mensen de bijwerking. In dat land zijn inmiddels honderd gevallen van de trombose in combinatie met verlaagde bloedplaatjes gemeld, 39 mannen en 61 vrouwen. 22 van hen overleden.

Dat vertelde de Duitse trombose-expert Andreas Greinacher van de Universiteit van Greifswald tijdens een online persconferentie vrijdagavond. De hoogleraar stelde wekelijkse persconferenties in omdat hij de afgelopen weken werd overspoeld met interviewverzoeken uit binnen- en buitenland.

De onderzoeksgroep van Greinacher kwam op 19 maart als een van de eersten met een mogelijke verklaring voor de zeldzame bijwerking, die in de meeste gevallen zeven tot tien dagen na de prik optreedt. Begin deze week publiceerden ze hun eerste bevindingen in het New England Journal of Medicine.

De verschijnselen leken namelijk op een auto-immuunreactie die ook in zeldzame gevallen kan optreden na toediening van de bloedverdunner heparine: Heparine Induced Trombytopenia (HIT). De heparine bindt aan de bloedplaatjes, die normaal gesproken de bloedstolling verzorgen. Het immuunsysteem herkent het complex van heparine en de bloedplaatjes als lichaamsvreemd en valt het aan, waardoor stolsels ontstaan en de bloedplaatjes uitgeput raken.

Eenzelfde reactie lijkt op te treden na toediening van het vaccin – in bloed van patiënten die Greinachers team bestudeerde troffen zij hetzelfde type antistoffen tegen de bloedplaatjes aan. Welke componenten in het vaccin reageren met de bloedplaatjes, waarom dit gebeurt en welke andere factoren, zoals genetische, hierbij een rol spelen, probeert de onderzoeksgroep van Greinacher nog te achterhalen. Hierover hoopt hij volgende week meer nieuws te kunnen melden.

Enkele deskundigen hebben gesuggereerd dat de reactie, net als de anafylactische reacties op de vaccins van Moderna, Pfizer én AstraZeneca mogelijk mede wordt veroorzaakt doordat in zeldzame gevallen (een deel van) het vaccin in het bloed wordt gespoten in plaats van de spier. Greinacher sluit deze mogelijkheid niet uit. In dat geval zou het volgens hem geen kwestie van ‘slordig prikken’ zijn maar van moeilijk te voorkomen ‘grote pech’, die kan optreden als je miljoenen mensen vaccineert. Het per ongeluk in het bloed spuiten kan worden voorkomen door voor injectie de zuiger heel even op te trekken om te checken of er bloed meekomt, aspireren geheten. Die gewoonte is in onbruik geraakt maar in Denemarken naar aanleiding van de allergische en trombotische bijwerkingen voor coronavaccins half maart uit voorzorg weer ingevoerd.

Greinacher benadrukte tijdens de bijeenkomst met ruim dertig journalisten dat de bijwerking superzeldzaam is, maar wanneer deze optreedt zeer ernstig is en – ondanks dat het mechanismen nu deels bekend is – erg moeilijk te behandelen. ‘Wanneer de vaten afgesloten raken die het bloed vanuit de hersenen afvoeren, neemt de bloeddruk in de hersenen sterk toe. Bloedverdunners die de bloedprop moeten helpen wegspoelen, vergroten meteen ook de kans op een hersenbloeding. Een andere optie is de prop operatief te verwijderen maar ook dat is risicovol.’

Greinachers lab ontving afgelopen week vanuit Duitsland zestig aanvragen voor verder onderzoek vanwege trombose na het AstraZeneca-vaccin. ‘In tien procent van de gevallen ging het om de ernstige trombose in combinatie met lage bloedplaatjes. In de andere gevallen is er zeer waarschijnlijk sprake van een toeval, dat de gewone trombose optrad kort na de prik. Je ziet dat artsen en burgers enorm alert zijn, dat is goed maar resulteert ook in dit soort overrapportages.’

Greinacher ziet geen aanwijzingen dat mensen met een voorgeschiedenis van ‘gewone’, niet door dit soort antistoffen veroorzaakte trombose of auto-immuunziekten een verhoogde kans zouden hebben op deze bijwerking. Ook staat wat hem betreft niet vast dat wie na de eerste prik geen reactie kreeg, hier ook de tweede keer van gevrijwaard zal blijven (hoewel de kans wederom extreem laag is). ‘Bij HIT is het zo dat iedere keer dat iemand heparine krijgt, de kaarten opnieuw geschud worden.’

Onderzoek naar het Janssen-vaccin, waarbij ook enkele gevallen zijn gemeld die verdacht veel op deze bijwerking lijken, heeft Greinacher nog niet gedaan. Dit vaccin is in Duitsland nog niet toegediend en hij heeft op zijn verzoek aan de fabrikant om het vaccin te ontvangen nog geen reactie ontvangen.

‘Het AstaZeneca-vaccin lijkt een wat sterkere ontstekingsreactie op te wekken dan andere vaccins, dat blijkt ook uit het feit dat veel mensen er een paar dagen niet lekker van zijn. Mogelijk draagt dat bij aan het ontstaan van deze zeldzame bijwerking’, aldus Greinacher.

In een artikel dat vorige week verscheen op Sciencemag.org opperde Greinacher om de dosis van het vaccin te verlagen om zo de kans op de bijwerking te verminderen. Tijdens de trial met het vaccin kreeg een klein deel van de deelnemers per ongeluk eerst een halve dosis en bij de tweede prik de normale dosis. Bij deze groep leek het vaccin beter te werken met minder bijwerkingen.

Greinacher heeft zelf over deze suggestie om de dosis aan te passen contact gehad met vaccinatie-deskundigen. Die vertelden hem dat zo’n aanpassing ingewikkeld is en niet zomaar mogelijk is zonder de werkzaamheid en veiligheid opnieuw te bestuderen. ‘Het is aan hen om dat uit te zoeken.’

Exclusief voor jopdevrieze.nl/Reporters Online

Mijn gekozen waardering € -

Ik schrijf menselijke verhalen over wetenschap en het wetenschappelijk bedrijf, voor onder meer De Volkskrant, De Correspondent, Marie Claire en Science Magazine. Liefst over alledaagse en maatschappelijke onderwerpen. Ik won de AAAS Kavli Science Journalism gold award 2016.