Kerkdeuren in Iran staan even op een kier

Ruim vier jaar geleden maakte fotojournalist Sina Rad een reportage in een Iraanse kerk. Zijn afbeeldingen mocht hij niet publiceren. Inmiddels woont hij in Nederland en vertelt over zijn ervaringen.

Teheran, 30 december 2017. Een uur voor middernacht stap ik een van de grootste kerken van de Iraanse hoofdstad binnen om een fotoreportage te maken. Hier, in de Saint Sarki kathedraal, gaan gelovigen samen het christelijke nieuwjaar vieren. Maar je komt er niet zomaar in. Een maand lang correspondeerde ik met de autoriteiten, want de islamitische mediawetgeving is op dit punt uiterst streng. Uiteindelijk lukte het de vergunning te krijgen. Voor het eerst betreed ik als nieuwsfotograaf het terrein van een kathedraal.

Armeense genocide
Binnen heerst een vreemde sfeer, met mensen die praten in een niet-Perzisch dialect. Het is alsof ik in een volstrekt ander land ben aanbeland, met bijzondere geuren en talen. Op de binnenplaats valt mijn oog op een monument van wit marmer, met opschriften in het Perzische nasta’liq-schrift en daaronder in het Armeens: ‘Herdenking van de Armeense martelaren – 24 april 1915’.

Ik blijf daar een paar minuten staan. Het bloedbad onder Armeniërs, een van de grootste misdaden in de geschiedenis van de mensheid, werd gepleegd door Ottomaanse heersers tijdens de Eerste Wereldoorlog. Op deze plek wordt de bittere gebeurtenis nog altijd herdacht.

Op eigen kosten gebouwd
De Saint Sarkis-kathedraal is een Armeens-apostolische kerk, die vluchtelingen tussen 1964 en 1970 op eigen kosten hebben gebouwd. De kerk heeft de vorm van een kruis, met een combinatie van middeleeuwse en moderne elementen. Sarkis geldt als een heilige van de Armeens-Apostolische Kerk; in het begin van de vierde eeuw was hij bevelhebber in het Romeinse leger. Maar nadat hij zich had bekeerd tot het christendom, moest hij samen met zijn zoon Mardiros een toevlucht zoeken in Armenië. Later volgde nog een ballingschap naar Perzië.

Onwennig
Mijn aanwezigheid op deze plek voelt onwennig. Ik had deze grote kathedraal graag eerder willen bezoeken, zodat het nu niet zo vreemd en onbekend zou lijken. En ik wilde dat de kerkdeuren niet gesloten waren voor mijn Iraanse landgenoten, zodat ze zelf in staat zouden zijn vrijuit met elkaar te debatteren over religieuze zaken. Het is vreemd dat in een land met zo’n rijk historisch verleden en waar tegenwoordig zo’n driehonderd kerken staan, de inwoners niet het recht hebben een kerk te bezoeken. Dat is alleen weggelegd voor de Armeense, Poolse en andere immigranten, zoals vluchtelingen die bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Iran asiel aanvroegen.

Censuurfilter
Die avond is voor mij alles nieuw. Ik ben onder de indruk van de sfeer. Een heerlijke geur lekt uit een grote kom, die door een van de kerkdienaars aan kettingen wordt gedragen. Tijdens het bidden lijken de mensen in een staat van diepe extase te verkeren; eerbiedig houden ze de handen voor hun gezicht. Het raakt mij; een moment ben ik zelfs jaloers. Zo’n spirituele viering heb ik in mijn leven nog nooit ervaren.

Voorzichtig loop ik heen en weer met de camera in mijn hand en observeer de kerkgangers zonder hen te storen. Als ik klaar ben met mijn werk, komen mensen naar me toe om hun e-mailadres te geven, zodat ik hun wat foto’s kan sturen. In feite geven ze daarmee toestemming deze te publiceren. Maar het censuurfilter doet toch zijn werk: de eindredacteur staat slechts vijf foto’s toe. Dat weerhoudt mij ervan mijn ervaringen op papier te zetten. Want wat wilde ik eigenlijk?

Doodstraf
Mijn enige motivatie om deze kathedraal te bezoeken was te ontdekken dat Iran – met een overwegend moslim- en sjiitische bevolking en vol met moskeeën – ook een land is met christelijke kerkgebouwen van glorieuze architectuur. Ik vroeg mij af: als onze oren en geesten dagelijks worden gevuld met de stemmen van Koranverzen op televisie en radio, waarom zouden we dan niet ook bekend mogen raken met het geluid van kerkklokken? Het was voor mij een groot raadsel dat niet-moslims in Iran naar de kerk kunnen gaan, en dat Iraanse moslims die christen willen worden, de doodstraf moeten krijgen.

Geen zelfcensuur meer
Inmiddels woon ik in Nederland. Hier kan ik als christen mijzelf zijn. En terugkijkend moet ik bekennen dat ik in 2017 aan zelfcensuur deed, zoals de meeste journalisten in Iran dat nog altijd doen – de reportage is er nooit gekomen. Pas nu kan ik over mijn ervaringen schrijven zonder mij zorgen te hoeven maken. Dankzij de vrijheid ben ik juist dubbel gemotiveerd om straks als fotojournalist rond te reizen om nieuwe verhalen te maken.

De komende jaren ga ik naar India, Israël, Jemen, Afghanistan en enkele Oost-Aziatische landen, met twee vragen in mijn achter- hoofd. Hoe bepalen religies het lot en karakter van individuen? En hoe maken naties gebruik of misbruik van traditionele en extremistische rituelen? Het zijn vragen die in deze tijd van wereldwijde polarisatie steeds belangrijker worden.

Dit artikel verscheen eerder in Nederlands Dagblad
Foto’s: Sina Motamed Rad

Mijn gekozen waardering € -