Nu zou zoiets absoluut ondenkbaar zijn, ooit werd in Barneveld de wekelijkse markt op zondag gehouden. In 1680 bepaalde het Hof van Gelderland dat de Barneveldse ‘schapenkermis’, zoals de markt ook wel werd genoemd, voortaan op donderdag moest plaatshebben.
In diverse historische documenten is de zondagse markt in Barneveld voor het nageslacht vastgelegd. Zo werd in oktober 1675 voor een notaris in Veenendaal verklaard dat ‘sijnde Sondach den 3. deses lopende maents Octobris 1675 te omtrent seven uren sijn gecomen inden dorpe van Barnevelt ende aldaer hebben gesien dattert openbaer merckt wierde gehouden van allerhande waren in groote abundantie soo van uijtheemse personen als inwoonderen aldaer met het voorstellen van waren en openen van deuren en vensters als anders onder de praedicatie continueren tot twaelf uijren’.
Het calvinisme, de behoudende variant van het protestantisme die nu voor vele buitenstaanders als geen andere geloofsopvatting bij Barneveld en de Veluwe past, had toen blijkbaar nog niet zo’n vat op de Barnevelders. De gereformeerde prediking, waarin de zondag als rustdag benadrukt wordt, klonk er al een decennia of zeven. Dat de zondagse markt niettemin zo lang kon blijven voortbestaan, met allerlei activiteiten rondom, duidt erop dat (een aanzienlijk deel van) de plaatselijke bevolking ermee instemde.
Hof van Gelre
Wellicht niet zo verwonderlijk: het calvinisme was opgelegd. Op last van het Hof van Gelre werd eind zestiende eeuw de gereformeerde leer de officiële godsdienst op het Veluwse platteland. De ‘Reformator van de Veluwe’ was de Duitse veldprediker Johannes Fontanus (1545-1615). Hij heeft de protestantisering van de Veluwe krachtig bevorderd met hulp van stadhouder Jan van Nassau, broer van Willem van Oranje, wiens soldaten dorpen en steden dwongen over te gaan tot het calvinisme. Met de woorden van de rooms-katholieke kerkhistoricus L.J. Rogier: de Veluwenaar is niet calvinistisch geworden, hij is calvinistisch gemáákt. “De reformatie kwam van bovenaf en niet uit de boezem der gemeente.’
Het rooms-katholicisme is op de Veluwe ook nooit helemaal uitgeroeid. Er bleven rooms-katholieke kernen in onder andere Nijkerk, Barneveld, Putten en Vaassen. In 1666 vroegen kerkelijke leiders de landdrost van de Veluwe op te treden tegen een illegale rooms-katholieke bedevaart in Lunteren op de zondag na Sint Jan.
Geleidelijk aan kreeg het protestantisme meer greep op de Veluwe. In 1623 werd de zondagse markt in Nijkerk al naar een doordeweekse dag verplaatst. De markt in Barneveld hield langer op ‘de Dag des Heeren’ stand.
Kopen en verkopen op zondag is echter nimmer verdreven. In 1853 sprak ds. H.W. Witteveen in Ermelo met de winkeliers in het dorp af dat op zondag niets meer verhandeld zou worden. Op overtreding stond een boete van drie gulden. Een winkelier in de buurtschap Staverden legde zich daar niet bij neer… ‘Ook zondag open’ meldde in 1877 een ‘drankslijterij en sigarenhandel’ in Barneveld.
De jaarlijkse kermis op zondag was tot in de negentiende eeuw heel gewoon op de Veluwe, onder meer in de gemeente Ede. Voor de boerenbevolking was het festijn een welkom verzetje na de lange zesdaagse werkweek. Volbloed-Veluwse namen prijken op de elftallijsten van Veluwse voetbalclubs uit het begin van de 20ste eeuw, die – toen de zesdaagse werkweek nog niet ter discussie stond – op zondag hun wedstrijden speelden tegen teams in de regio – in Oldebroek evengoed als in Nunspeet, Elburg of Barneveld. Nu nemen de meeste Veluwse voetballers deel aan de zaterdagcompetitie.
Gereformeerde Bond
In de 20ste eeuw keerde het tij. In veel hervormde gemeenten kreeg de behoudende Gereformeerde Bond via dominees en schoolmeesters de overhand. Door de eenvoudige, aansprekende prediking van de ongeletterde ds. Jozias Fraanje, volgens Veluwe-kenner Jac. Gazenbeek ‘naar het hart van de boerenbevolking’, ontstonden en groeiden ook steeds meer gereformeerde gemeenten.
‘Nog rond 1900 was er veel meer op de Veluwe mogelijk dan enkele decennia later’, zegt historicus Ad Sulman. Volgens hem was de ‘verzwaring’ van de regio, die zich langzaam maar zeker voltrok, vooral een reactie op landelijke gebeurtenissen, op ‘de boze buitenwereld’. Als voorbeeld noemt Sulman de Doleantie rond 1886, de uittocht van gereformeerden uit de toenmalige hervormde volkskerk onder leiding van Abraham Kuyper. ‘Op de Noordwest-Veluwe is de Doleantie alleen in Nunspeet een gevolg van een lokaal conflict. Dat de orthodoxen steeds orthodoxer werden was vooral een vorm van regressie, een stap terug naar oude vertrouwde waarden.’
Streng-gelovigen woonden er voorheen ook wel op de Veluwe. Het beeld van ‘de zware Veluwe’ is volgens historicus Fred van Lieburg van de Vrije Universiteit in Amsterdam, echter pas enkele tientallen jaren oud. Het ontstaan ervan hangt vermoedelijk samen met de media-aandacht voor de polio-affaire in de roerige jaren zestig, zo meent hij. Uit een gesprek met journalist Bram Wisse in dagblad Barneveldse Krant: ‘Nederland lag in die tijd door de culturele revolutie met zichzelf overhoop. Toen het gevestigde bestel aan de linkerkant werd uitgedaagd door provo’s, ontwaarde men aan de rechterzijde de afwijkendheid van de fijnen: streng-gelovige gereformeerden die omwille van hun geloof in de leiding van God in hun leven afstand namen van moderniteiten als verzekering en vaccinatie. De uitbraak van een polio-epidemie bevestigde de negatieve vooroordelen jegens de ‘zwartekousenkerken’. De onbarmhartige televisie, die in Elspeet zelfs camera’s opstelde bij kerkdiensten, bracht deze vreemde groepering in de nationale huiskamer. Sindsdien is de koppeling tussen Veluwe en extreem calvinisme een eigen leven gaan leiden.’