Kort van Stof: Vreemdenliefde, deel 1 – ‘Minnesamvær’

In de serie Kort van Stof publiceren toonaangevende schrijvers een nieuw, ongepubliceerd kort verhaal. In een speciaal feuilleton zal schrijver Richard de Nooy het komende jaar verkorte versies publiceren van hoofdstukken uit zijn nieuwe roman in wording. Vandaag deel 1 uit 'Vreemdenliefde'.

‘Ik ben gefascineerd door de verhalen die verscholen zitten in een hoofdverhaal,’ zegt schrijver Richard de Nooy (1965). ‘Het verhaal van een zwangere busreiziger zou ook het verhaal van haar medepassagiers kunnen zijn, of van de buschauffeur, of de monteur die de remmen gerepareerd heeft, of het hert dat door de bus wordt aangereden. Ook die verhalen zijn het vertellen waard.’

In zijn nieuwe roman Vreemdenliefde duikt het hoofdverhaal steeds op in de verhalen van bijfiguren. De lezer wordt vanuit Noorwegen steeds verder zuidwaarts gevoerd, helemaal naar Israël. De rode draad rijgt de verhalen aaneen en gaat steeds meer de boventoon voeren. ‘Voor mij is iedere figurant een hoofdpersoon in de dop, met een eigen geschiedenis, intentie en perspectief. Hun verhalen passen als een soort Matroesjka-poppetjes in elkaar. Ik wil hier steeds een kleiner poppetje tevoorschijn toveren.’

Na zijn roman Zes beetwonden en een tetanusprik (2008), bekroond met de University of Johannesburg Prize for Best First Book, publiceerde Richard de Nooy bij Nijgh & Van Ditmar de romans Zacht als Staal (2010) en Zendingsdrang (2013). Vreemdenliefde zal verschijnen in 2015.
Naast schrijver is Richard de Nooy ook zanger/performer in de band Brandjes. Kijk en luister naar het nummer 'Oil & Sawdust'
, een ode aan zijn overleden vader.

youtu.be/MQqPJV8I5wI

_____

Minnesamvær

‘Wat zet je dit jaar op het bord, Karl?’

‘Welk bord?’

‘Het welkomstbord voor De Groep. De eersten komen morgen al.’

Hij wist precies waar ze het over had. Hij had er al dagen over lopen piekeren, maar hoopte dat zijn loze vraag, of Othildes antwoord, een idee los zou weken in zijn hoofd. Dat gebeurde niet. Hij draaide zich op zijn zij en wenste zijn vrouw welterusten.

Het probleem was natuurlijk groter dan het bord. Veel groter. Het bord was niet meer dan een wenskaart: niet al te moeilijk als het een geboorte, verjaardag of trouwerij betrof, maar een stuk ingewikkelder als er een dode te betreuren viel.

‘Gecondoleerd, beste Vigrun, met het verlies van je lieve man.’ Maar was Silvast wel een lieve man geweest? En zo niet, kon je dat ‘lieve’ dan gewoon weglaten? Of moest je juist een iets minder uitgesproken synoniem kiezen? ‘Beste’ bijvoorbeeld, of ‘trotse’? ‘Zorgzame’ misschien? Eigenlijk was ‘vervelende’ het dichtst bij de waarheid, maar dat kon natuurlijk niet. Over de doden niets dan leugens.

Vrouwen waren over het algemeen beter in dit soort zaken. Maar niet zijn Othilde. Zij was de zakelijkheid zelve. En dat was maar goed ook, want als het aan Karl had gelegen had De Groep gratis van zijn kamers gebruik mogen maken. Alle vijftig. En desnoods de chalets. Alleen het eten en drinken had hij dan in rekening gebracht, want de rest was al lang en breed afbetaald door zijn ouders, en dubbel en dwars terugverdiend. De fjord en haar puntberg waren onverminderd populair bij toeristen, vooral trotse Noren die graag hun nationale berg kwamen bewonderen. ‘Ondanks het feit dat-ie eruitziet als een reuzenerectie in een grijze broek,’ had Karls vader altijd gebulderd. ‘Wist u dat Stetinden niet eens de hoogste berg van Noorwegen is? Sterker nog, het land telt honderdvierenzestig reusachtiger erecties!’

Vroeger had Karl zich daaraan geërgerd, vooral als hij tijdens zijn vakanties de balie bemande met zijn vader en het dagelijks moest aanhoren. Maar later had hij het zelf overgenomen en, godbetert, zelfs uitgebreid. ‘Weet u hoe Stetinden onze nationale berg is geworden?’ Nee, dat wisten veel mensen niet. Het kon hun ook niet zo veel schelen. Ze wilden graag hun sleutel alstublieft. ‘Er is over gestemd.’ Nou, daar keken ze van op. ‘Op de radio!’

Het nieuws van de uitverkiezing had Kjøpsvik een spiegel voorgehouden en er waren een aantal nare trekjes tevoorschijn gekomen. Mensen die ten koste van tradities en de natuur munt wilden slaan uit de nieuwverworven roem. Patsers die zich plotseling naar voren schoven om zichzelf ambtskettingen om te hangen die eigenlijk toebehoorden aan anderen die daar veel meer recht op hadden. Gieren uit nabijgelegen dorpen die ineens stapels biljetten neerlegden om een bakkerij, slagerij of pompstation in het dorp op te kopen. Kjøpsvik en omgeving leed even aan goudkoorts.

In het jaar van de radioverkiezing had het hotel tweemaal zo veel bezoekers mogen verwelkomen. Het jaar daarop verdubbelde het aantal nogmaals. Daarna zwakte de groei langzaam af, maar het dorp had niks te klagen. De toeristen, vaak ook kinderen op schoolreis, kwamen met busladingen tegelijk aan. Het was in de zomer vaak dringen op de nauwe haarspelden die langs de fjord liepen.

Karl draaide zijn kussen om en legde zijn hoofd op de koele kant. Ze kwamen nu voor het derde jaar bijeen in zijn hotel, De Groep, zoals Othilde en hij ze waren gaan noemen. Toen de reserveringen de eerste keer binnenstroomden had Karl zijn bedenkingen uitgesproken, een genereuze groepskorting voorgesteld. Maar voor Othilde was er geen twijfel mogelijk: ‘Wij hebben dat ongeluk toch niet veroorzaakt?’

Karl hoorde het haar nog steeds helder zeggen. Niet boos of verontwaardigd, maar geruststellend, bijna troostend. Ergens had ze natuurlijk gewoon gelijk, maar niet in Karls hart.

Morgen zou hij de juiste woorden vinden om op het welkomstbord te zetten.

_____

www.richarddenooy.com

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie