Kort van Stof: Eefje Rammeloo

In de serie Kort van Stof publiceren toonaangevende schrijvers een nieuw, ongepubliceerd kort verhaal. Deze keer een fragment uit het boek 'Titia' van Eefje Rammeloo, over de tumultueuze liefdesgeschiedenis van haar grootmoeder Titia, die midden in de oorlog haar hart verloor aan een Duitse soldaat en naar Duitsland vertrok.

Eefje Rammeloo (Geleen, 1979) was redacteur op de buitenlandredactie van de NOS en werkt sinds 2011 als freelance journalist. In 2014 verhuisde ze naar Shanghai waar ze als China correspondent voor verschillende Europese media werkt.

Haar boek Titia is gebaseerd op de tumultueuze geschiedenis van haar grootmoeder Titia Molenaar, die ondanks protest van haar familie in 1942 naar Duitsland vertrok om zich daar bij haar geliefde Helmut te voegen, een Wehrmachtsoldat. Wanneer Titia, Helmut en hun kinderen na de bevrijding in Limburg gaan wonen, krijgen ze te maken met vooroordelen en vijandigheid. 

‘Dat mijn oma in 1942 naar Duitsland was gereisd vond ik stoer en avontuurlijk,' aldus Eefje Rammeloo. 'Naïef, noemde ze het zelf. Toen ze meer vertelde klonk het inderdaad behoorlijk ongeloofwaardig: hoe kun je je zo verbinden aan de vijand? Hoe bouw je als doodnormale Nederlandse in het Duitsland van 1942-1946 een leven op? Hoe negeer je de politiek, die toch in de haarvaten van het dagelijks leven moest zijn gekropen? En hoe durf je je eigen familie, aan de andere kant van de grens, daarna weer onder ogen te komen? Het is moeilijk voor te stellen dat iemand zulke beslissingen nam zonder daar morele bezwaren bij te hebben.’

Met deze vragen in het achterhoofd ging Eefje Rammeloo op zoek naar het waarom achter de keuzes van haar grootmoeder. In Titia vertelt ze het bijzondere verhaal van een intelligente vrouw die geconfronteerd wordt met moeilijke keuzes, en niet altijd de verstandigste beslissingen neemt.

Eefje Rammeloo – Titia. Een onbezonnen reis naar het land van de vijand. Cossee, €18,90/€14,90 (e-book)

De boekpresentatie is op woensdag 27 augustus, 17.00 uur, Island Bookstore, Westerstraat 15, Amsterdam. 

 

De naam belooft een sprookjesdorp: Wendelstein. Titia’s trein komt er begin november 1943 aan. Het station ligt aan de rand van het bos en vanaf het perron ziet ze het dorp tegen de heuvel opkruipen. Helmut is overgeplaatst van het uiterste noorden van het land, naar actieve dienst in het diepe zuiden: Beieren. Hij heeft er voor Titia een kamer gevonden. Inmiddels is ze zo'n zeven maanden zwanger. Een aantal maanden eerder hebben ze in Berlijn een huwelijk uit morele nood gesloten. De aanvraag voor een wettelijk huwelijk is ingediend bij de Wehrmacht, bij 'opa' Herbst.

In de Kerstnacht had het gesneeuwd en het dorpje zag er uit als een ansichtkaart. ‘Ik kan wel huilen van puur geluk’, ratelde ze op de schrijfmachine die Helmut haar gegeven had. Het was een goed jaar geweest. De liefde was overvloedig en met de verhuizing naar Wendelstein had ze haar soort mensen gevonden. ‘De mensen in Barth waren zoals bij ons de Friezen en hier zijn ze als de Brabanders’, schreef ze haar ouders. De vriendschappen ontstonden als vanzelf, al moest ze haar eigen onbevangenheid even terugvinden na anderhalf jaar in het gesloten, zenuwachtige Pruchten.

De grote woonkeuken van Frau Winter, haar hospita, was als een gezellige, warme kantine voor de vrouwen uit de buurt. De echtgenoot van Frau Winter zat ver weg, hij was al meer dan anderhalf jaar van huis. Waar hij ook zat, slecht kon hij het er niet hebben, want de pakketjes met rozijnen, olie en zeep bleven maar komen. Met Kerstmis bakte zijn vrouw drie zalige kerstbroden, die zwart zagen van de rozijnen. Titia kreeg een deel, in ruil voor een blik op Adriaans foto; Frau Winter was onder de indruk van Titia’s vader. Ze hield de foto met beide handen vast en tuurde lang en ingespannen naar zijn beeltenis, alsof hij daardoor opeens in haar keuken zou staan.

Net als in Pruchten ontbrak een groot deel van de mannelijke bevolking. Frau Winter was niet de enige vrouw die het alleen moest rooien. In haar keuken deelden de vrouwen het laatste nieuws over hun mannen. De meesten waren naar het oostfront gestuurd en stuk voor stuk waren het helden die voor hun vaderland, het Dritte Reich vochten. De omstandigheden waarin ze dat in deden waren, zo vermoedden de vrouwen, zwaarder dan zij zich konden voorstellen.

Elis was even oud als Titia en had haar man al ruim een jaar niet meer gezien. Verloven waren zeldzaam geworden. Zolang die gevreesde brief van het ministerie nog niet in de brievenbus lag, verwachtte ze evengoed dat hij terug zou komen, zo vertelde ze terwijl ze de koffiekring rondkeek. Titia begon in accentloos Duits over haar eigen leven te vertellen. Ze vertelde dat ze uit Nederland kwam en voor Helmut naar Duitsland was gekomen, dat ze getrouwd waren en dat ze een kind zou krijgen. Dat Helmut zijn dienstplicht vervulde deed Frau Ulrich, een vriendin van Frau Winter, even goedkeurend knikken. Meteen daarna schudde ze haar hoofd en sloeg ze haar handen in elkaar. Naast haar kneep de jonge Friedl even in Titia’s arm. Een meisje alleen, zo ver van huis en dan ook nog eens zeven maanden zwanger; de vrouwen in Frau Winters keuken hadden met haar te doen.

***

De serene kerst vervaagde toen de donkere januarimaand begon. Titia had iedereen verteld dat Helmut en zij getrouwd waren. Bijna was ze het zelf gaan geloven, als ze niet nog dagelijks bezig was om het huwelijk ook wettelijk rond te krijgen. De Wehrmacht had hen nog altijd geen formele toestemming gegeven. Herbst deed zijn best, daar was ze van overtuigd.

Haar ouders deden ondertussen wat ze konden om de trouwprocedures te bespoedigen. Ze lieten verklaringen, van goed gedrag en van ariërafkomst, door de notaris tekenen en stuurden ze aangetekend naar Duitsland. Het scheelde weinig of Titia voldeed aan alle voorwaarden om de rol van vrouw van een Duitse militair te mogen spelen, ware het niet dat de regels almaar veranderden. Toen de postbode de documenten bracht, bleek dat alle moeite vergeefs was geweest.

Het was om moedeloos van te worden. De Duitsers waren minder consequent, stipt en ijverig dan Titia altijd had gedacht. Ze wachtte al weken op haar kist met spullen uit Pruchten – zo lang kon de reis van noord naar zuid toch niet duren. Keer op keer liep ze met haar dikke buik de helling af, naar het station, om een hartig woordje te spreken met de ambtenaar die de bagage afhandelde. De man leunde op zijn balie. Bijna automatisch schudde hij zijn hoofd. De kist was er nog niet.

Bij het zoveelste bezoek aan het station sprong ze uit haar vel. Betaalden de spoorwegen hem om sigaren te roken en mensen met een kluitje het riet in te sturen? Zij betaalde goed geld om haar kist te vervoeren, dan was het toch zeker de bedoeling dat ze zich daar geen zorgen over hoefde te maken?

Titia bedacht wat haar moeder zou doen in zo’n situatie. Ze zette haar strengste gezicht op, stak haar kin in de lucht en duwde haar dikke, zwangere buik naar voren terwijl ze tegen hem tekeer ging. De man schrok zo dat hij meteen een vel papier pakte en een brief opstelde aan zijn collega in Pruchten. Met een laatste dreigende blik draaide Titia zich om en liep naar huis. ‘Zó moet je de mensen hier blijkbaar behandelen’, schreef ze die avond aan haar moeder: ‘Als je ze een grote mond geeft, kruipen ze.’

Langer dan in Nederland had alles in Duitsland de afgelopen jaren nog enigszins gewerkt. Nu begon Titia steeds meer gevolgen van de oorlog te merken. De post werkte niet meer zoals het zou moeten: brieven en pakketten raakten zoek, lagen dagenlang bij de douane op een plank of verdwenen van de aardbodem. Sommige kwamen open aan in Amsterdam, dan had de censor ze eerst gelezen voor hij ze doorstuurde. Titia nummerde haar brieven nu, zodat haar ouders meteen wisten wanneer ze er een hadden gemist. Door nieuwe regels mocht ze nog maar twee brieven per maand naar het buitenland sturen. Gelukkig was er dankzij Helmuts baan ook de Feldpost, de postdienst van de Wehrmacht.

De schrijfmachine van Helmut kon ze nog maar nauwelijks gebruiken door gebrek aan geschikt papier. Soms was de kwaliteit zo slecht dat ze er alleen met potlood op kon schrijven. En dan nog waren haar brieven amper leesbaar.

De dagelijkse post was hun levenslijn. De pakjes en brieven overbrugden de kilometers die tussen hen in lagen. Titia stuurde haar moeder levensmiddelen, haar vader tabak, en voor de communiejurk van haar jongste zusje Maja stuurde ze witte zijde naar Nieuwendam. De ellende was dat ze nooit precies wist hoe lang het pakje onderweg zou zijn, dus ze twijfelde vaak of ze er bijvoorbeeld ook worst of andere bederfelijke waar in kon stoppen. Helmut wilde graag een nieuwe agenda voor het jaar 1944 en Titia vroeg haar ouders om er een voor hem te kopen en op te sturen. Nu het hier zo koud was wilde ze ook graag haar bruine wanten en ze stuurde lege tubes mee in haar pakjes, zodat haar ouders wat vette Solvolith-crème konden terugsturen. Voor Kerstmis kreeg ze van haar vader een pakket met koffie, chocola en een kostbare fles wijn. Goddank kwam die heel aan: vaak genoeg scheurde de verpakking en zat er bij aankomst een kaartje van de Feldpost bij. Dan was de inhoud onderweg opnieuw verpakt en werden de kosten doorberekend aan de ontvanger.

Titia dacht nog vaak aan die keer dat ze dat halve varken moest ophalen in Brabant en dat ze een Duitse soldaat voor haar karretje had gespannen. Het lukte haar, ondanks alle politiek die tussen hen in stond, telkens weer om mensen voor zich te winnen.

Samen met de andere vrouwen in het dorp mopperde ze over het grote aantal vluchtelingen dat het dorpje overspoelde en maakte ze zich zorgen over de afwezige mannen. Net als in Pruchten twijfelden mensen natuurlijk over die beloofde overwinning, maar niemand durfde dat uit te spreken.

De lekkernijen die Herr Winter zijn vrouw vanuit de bezette gebieden toestuurde werden met smaak verorberd. Soms verbaasde het Titia dat er daar blijkbaar nog zoveel te krijgen was. Ze wist dat de bezetters voordeeltjes hadden en herinnerde zich Duitsers in Amsterdam die zich andermans spullen toe-eigenden. Ze zei er niets over tegen haar vriendinnen.

Het dorp steunde de Führer door dik en dun: zo midden in de oorlog was er geen alternatief meer. Met buurvrouw Friedl discussieerde Titia nog weleens over de politiek, maar dat deden ze alleen binnenshuis. Friedl en zij verschilden van mening: Titia maakte het niet uit wie er won, ze wilde gewoon dat de oorlog voorbij was, Friedl wilde natuurlijk dat Duitsland zou winnen. ‘Niemand meent wat hij zegt en we zijn de beste vriendinnen’, schreef Titia haar ouders. Daar liet ze het bij. Meer mocht ze van Helmut niet over politiek schrijven. Stel dat de brieven door de censor gelezen werden, dan konden Titia’s kanttekeningen grote gevolgen hebben voor hem en voor haar. ‘Denk aan Stralsund’, had hij gezegd.

Haar ouders hadden dagelijks te maken met de Duitsers als bezetters, maar ook in Wendelstein was je niet veilig. Iedere afwijkende gedachte, het minste gebaar kon de aandacht trekken van de ss. Toen Titia eens een schoongewassen wit laken buiten wilde ophangen om te drogen, stond Friedl minuten later op de stoep. Ze smeekte bijna of Titia het laken weer wilde binnenhalen. Iemand kon het zien hangen en denken dat ze naar de Engelsen seinde.

Natuurlijk deed Titia wat Friedl haar met angstige ogen kwam vragen. Ook praten zonder na te denken wilde ze afleren, al zou ze zichzelf niet zijn als ze de spontane gedachten geen voorrang gaf boven het rationele hoofdwerk. Günda, een nicht van Frau Winter, en haar man Herbert wilden in de zomer op vakantie naar familie in Kärnten, aan de Joegoslavische grens. Ze vroegen of Titia mee ging, samen met het kind dat tegen die tijd geboren zou zijn. Waarom niet, dacht ze opgeruimd. Ze had wel zin in een reisje. Bij Helmut had ze al geopperd om zelf naar Berlijn te gaan en bij Herbst te informeren naar de voortgang van de huwelijksaanvraag. De procedure sleepte al maanden voort, en misschien kon ze er zelf wat tempo in brengen.

Helmut had haar voor gek verklaard. Zijn hart kromp soms ineen van angst, zei hij. Titia was acht maanden zwanger, en haar man was als de dood dat ze gekke dingen zou doen als hij niet bij haar was.

Het nieuwe jaar blies de mist rond het sprookjesdorp weg. Op een van de koudere dagen van januari kreeg Frau Ulrich een brief die een schokgolf veroorzaakte in de keuken van Frau Winter. Ze maakte zich zorgen over haar man; ze was al flink wat kilo’s afgevallen, en de kringen onder haar ogen spraken boekdelen. Haar man vocht aan het front in Rusland en had maandenlang vastgezeten bij Stalingrad. De brief aan zijn vrouw had hij daarna geschreven.

Ze las hem met trillende stem voor. Hij had moeten toezien hoe de overwinnaars op monsterlijke wijze hun genoegdoening haalden. Gevangen genomen Duitsers waren gesommeerd zich uit te kleden. In de sneeuw, bij een temperatuur van dertig graden onder nul, moesten ze naakt op elkaar gaan liggen. De Russen hadden tientallen emmers water leeg gegooid over de naakte mensenberg. De natte lichamen waren onder schot gehouden zodat de Duitsers stil bleven liggen. Binnen een paar uur vroren ze aan elkaar vast. Lachend hadden de Russen toegekeken hoe de bevroren kluit mannen onder een nieuwe laag sneeuw verdween.

Verslagen zaten ze bij elkaar. Hoofden schudden zachtjes heen en weer, en Titia kneep haar lippen stijf op elkaar. Wat een barbaars volk waren die Russen! Wat een onmenselijkheid, wat een gruwelijke manier om je tegenstander te doden! De Duitse troepen zouden ze wel eens een lesje in edelmoedigheid leren, overtuigden de vrouwen elkaar. Onze soldaten waren van het ridderlijke soort, zei Frau Winter zachtjes. Ze beschikten over de nobele, verheven omgangsvormen van het Duitse Rijk. Nooit zouden de Duitsers op zo’n manier wraak nemen op hun Russische krijgsgevangenen.

Er ontstond een ongemakkelijke stilte in de koffiekring. De keuken van Frau Winter bevond zich ver van de slagvelden in het oosten waar de dood bij het leven van alledag was gaan horen. Titia’s soldaten waren het niet, die Duitsers. Maar als ze allemaal zoals Helmut waren, dan waren ze in elk geval duizend keer beter dan de Russen.

Mijn gekozen waardering € -