Kort van Stof: Vreemdenliefde, deel 7 – ‘Munding’

In de serie Kort van Stof publiceren toonaangevende schrijvers een nieuw, ongepubliceerd kort verhaal. In een speciaal feuilleton publiceert schrijver Richard de Nooy verkorte versies van hoofdstukken uit 'Vreemdenliefde', zijn nieuwe roman in wording, die van Noorwegen tot aan Israël voert. Vandaag deel 7, dat zich afspeelt in Oostenrijk: 'Munding’.

Na zijn roman Zes beetwonden en een tetanusprik (2008), bekroond met de University of Johannesburg Prize for Best First Book, publiceerde Richard de Nooy bij Nijgh & Van Ditmar de romans Zacht als Staal (2010) en Zendingsdrang (2013). Zijn nieuwe roman Vreemdenliefde zal verschijnen in 2015.
 Naast schrijver is Richard de Nooy ook zanger/performer in de band Brandjes.

Munding | Innsbruck

Richard de Nooy

‘Daar heb je haar. Jij bent aan de beurt, Sabine.’

‘Ik heb toch vorige week…’

‘Dat was de week daarvoor. Weet je nog?’

Sabine wist het niet meer. Niet zeker. Dat was ook niet zo vreemd. Zij en Dorothea hadden elkaar nu al honderddrieëntwintig weken lang afgewisseld.  Iedere dinsdag sinds de dood van Frau Hinterhofer.

‘Goedendag, Frau Tanzer, fijn u weer te zien,’ zei Sabine en hielp de oude dame uit haar bontjas, waardoor de pluizige oude beer werd omgetoverd in een zwaar geparfumeerde, graatmagere straatkat.

‘Fijn er weer te zijn, lieverd,’ kraakte Frau Tanzer. ‘Wat ruikt het toch weer zalig hier.’

Toen Sabine vijf jaar daarvoor bij de konditorei was komen werken bestond de Vrouwenvereniging Sistrans nog uit drie dames. Frau Schaubler was in de winter van 2010 overleden, maar zij kwam daarvoor al niet meer iedere dinsdag omdat haar gezondheid dat niet toestond.

‘We doen ons best, Frau Tanzer,’ zei Sabine. ‘Wat ziet u er weer fantastisch uit vandaag.’

‘We blijven ook ons best doen, lieverd, al vierennegentig lentes lang!’ grapte Frau Tanzer. ‘Is Waltraud er nog niet?’

Waltraud Hinterhofer was het op-een-na-langstlevende  lid van de koffiekrans geweest. De jaren hadden haar langzaam van haar benen beroofd en toen haar stem, waarna ze als een lege huls verfrommeld aan tafel had gezeten, zwijgend in haar rolstoel tegenover Frau Tanzer, die rustig doorkletste totdat Frau Hinterhofers dochter precies een uur later haar moeder weer kwam halen. Dat was honderddrieëntwintig weken daarvoor voor het laatst gebeurd.

Sabine legde het menu open op tafel en ging tegenover Frau Tanzer zitten. Ze hoorde hoe Dorothea achter de balie alvast aan de bestelling begon.

‘Wat hebben jullie vandaag weer allemaal voor heerlijks, lieverd?’ vroeg Frau Tanzer.

Sabine somde het rijtje taarten en gebakjes moeiteloos op, maar wist precies wat er ging komen. Frau Tanzer zou zeggen: ‘Wat heerlijk allemaal. Jullie maken het kiezen zo moeilijk,’ om vervolgens een Wiener Melange en een stuk Schwarzwälder Kirschtorte te bestellen. Daarna zou ze één van vier gesprekspaden kiezen, die allen werden ingeleid met dezelfde vraag.

‘Ben je ooit in Namibië geweest, lieverd?’

‘Nee, daar ben ik nog nooit geweest, Frau Tanzer,’ zei Sabine.

‘Dat was de laatste vakantie voor mij en Maxi…’

Sabine wachtte totdat de weemoed uit Frau Tanzers ogen was weggeëbd en vroeg toen: ‘Is het mooi daar?’

‘Schitterend, lieverd. Een oceaan van zand. Je kan uren rijden zonder een andere auto tegen te komen. En iedereen spreekt Duits.’

‘Ongelofelijk,’ zei Sabine, die een harde les had geleerd toen ze ooit vroeg:  ‘Iedereen?’ Waarna ze werd getrakteerd op een halfuur durend college over de Duitse koloniale geschiedenis in Afrika.

‘Het was verbijsterend,’ zei Frau Tanzer. ‘Alsof we thuis waren. Maar dan aan de andere kant van de wereld.’

‘Onwaarschijnlijk,’ zei Sabine.

‘Ja, dat was het,’ zei Frau Tanzer. ‘Maar het verhaal wordt nog mooier.’

‘Ik ben benieuwd, Frau Tanzer,’ zei Sabine, die nog niet zeker wist of het gesprekspad haar dit keer zou voeren naar de olifanten van Etosha, de dolfijnenboot bij Luderitz, Martin Luther in de woestijn bij Swakopmund, of toch weer naar het piepkleine Hotel am Bahnhof.

‘We waren in Aus,’ begon Frau Tanzer. ‘Dat ligt op een hoogvlakte boven de haven van Luderitz. Moet je je voorstellen: een piepklein dorpje midden in de woestijn. Er is daar een piepklein stationnetje waar de trein twee keer per week stopt. En tegenover dat stationnetje is een piepklein hotel. Daar hebben ze een terras. Moet jij eens raden wat daar staat.’

‘Ik zou het echt niet weten, Frau Tanzer.’

‘Een vitrine!’

‘Verbijsterend!’

‘En wat zit er in die vitrine denk je?’

‘Taart?’

‘Ja! Precies dezelfde taarten die jullie hier ook hebben. Maxi en ik hebben zitten smullen…’

Sabine zag Dorothea aankomen met Frau Tanzers bestelling en besloot het te wagen: ‘Mist u hem nog steeds?’

Dorothea hoorde de vraag en keek Sabine vol ongeloof aan.

‘De laatste dagen iets minder,’ zei Frau Tanzer. ‘Omdat Jezus bij me op bezoek was.’

‘Jezus?’ vroegen Sabine en Dorothea in koor.

‘Ja, van Nazareth. Maar hij woont daar al lang niet meer. Kijk…’

Terwijl Frau Tanzer in haar ruime handtas scharrelde, mimeden Sabine en Dorothea schouderophalend en hoofdschuddend hun verbijstering over deze onverwachtse wending .

‘Hij gaf me dit,’ zei Frau Tanzer en zette een houten heiligenbeeldje op tafel. De bovenste helft was zwartgeblakerd.

Sabine voelde de Wiener Melange tegen haar enkels spetteren nog voordat het kopje onder tafel uiteenspatte.

Mijn gekozen waardering € -