Landschapsarchitect Adriaan Geuze: ‘Het Nederlandse landschap wordt verkruimeld, vermorzeld en veronachtzaamd’

Zonneakkers, megakassen, windmolens en enkele duizenden hectares logistieke hallen, het Nederlandse landschap verandert waar je bijstaat. En dan zouden er ook nog miljoen huizen bij moeten komen. Waar bouwen we die, en wie beslist daarover? Landschapsarchitect Adriaan Geuze: "Als we niet oppassen, gaat Nederland eruitzien als het Ruhrgebied."

Een wooncrisis, iets anders is het niet. Wie nu een huis wil kopen, vist achter het net, voor huurwoningen is de wachttijd langer dan tien jaar, en legio jonge volwassenen wonen noodgedwongen bij hun ouders. Er zou een tekort zijn van 331.000 woningen. Dus nee, landschapsarchitect Adriaan Geuze (1960) trapt echt niet op de rem nu er versneld huizen gebouwd moeten worden — zijn studerende dochters zitten ook klem. Wel is er één voorwaarde: de regering moet weer aan het roer gaan staan, want dat gebeurt al decennia niet meer. De gevolgen voor de ruimtelijke ordening zijn desastreus, aldus Geuze. ‘We raken het landschap van Nederland blijvend kwijt. Het wordt verkruimeld, vermorzeld en veronachtzaamd, en dit gebeurt in een moordend tempo. Wat er overblijft zijn liefdeloze flarden van wat ooit een rijk cultuurlandschap was.’

Als we niet oppassen, gaat Nederland eruitzien als het Ruhrgebied

Het is niet voor het eerst dat de vermaarde landschapsarchitect Geuze waarschuwt voor de teloorgang van het landschap. Al eerder zette hij vraagtekens bij kilometerslange linten van kantoorgebouwen en meubelboulevards die het zicht ontnemen langs spoor- en snelwegen, en bij uitgestrekte agglomeraties met nog maar enkele plukjes weiland, in plaats van andersom. Het zijn slechts voorbeelden, want waar het eigenlijk om draait, is dat er lukraak gebouwd wordt zonder visie en samenhang. Kortgezegd, de helicopterview ontbreekt. Niet alleen bij woningbouw, ook bijvoorbeeld bij het tracé van de hogesnelheidslijn en de bouw van datacenters in de Wieringermeer.
Geuze: ‘Er worden landelijk geen keuzes gemaakt. Iedereen doet maar wat hem het beste uitkomt. De ruimtelijke ordening is gedecentraliseerd en weggemoffeld in bestemmings- en streekplannen. Er zijn geen analyses van situaties , noch van gevolgen voor andere domeinen.’ Terwijl uiteindelijk álle keuzes in het landschap met elkaar samenhangen — maar daar komen we nog op.

Al sinds hij in 1987 bureau West 8 oprichtte, staat Adriaan Geuze bekend om zijn originele ontwerpen voor pleinen, parken en nieuwe wijken. Bepaald geen Anton Pieck-plaatjes. Van de Hondsbossche Zeewering tot de Amsterdamse wooneilanden Borneo/Sporenburg, en van het Van Gogh Nationaal Park in Brabant tot het centraal station van Rotterdam. Ook internationaal timmert West 8 aan de weg, met onder andere plannen voor het Toronto Waterfront en Yogsan Park in Seoul. Hoe groot de schaal van zijn ontwerpen ook is, die verhoudt zich altijd tot het landschap, waar hij een groot liefhebber van is. Bovendien is Adriaan Geuze met plezier een dag in de week hoogleraar landschapsarchitectuur in Wageningen, waar hij onderzoek doet naar het Nederlandse cultuurlandschap.

Wat verstaat u onder cultuurlandschap?
‘Het is het historische en streekgebonden product van bodem, water, natuur en menselijk gebruik. Het is overal anders. Ik kijk ernaar als naar een röntgenfoto en zie de verschillende lagen: wanneer is dit bedacht, hoe waren de omstandigheden vroeger? Ook: wat staat er morgen, en over drie jaar? Ik gebruik er regelmatig topografische kaarten bij die een paar eeuwen terug kunnen gaan.
In het algemeen is Nederland een gezegend land, met zeer diverse cultuurlandschappen, zoals het veen, de rivier- en zeeklei, en de hogere zandgronden. Er zijn verschillen tussen droog en nat, tussen zout, zoet en brak. De relatie met water maakt Nederland sowieso bijzonder. Met watergangen, drainages en dijken kregen onze unieke landschappen nieuwe eigenschappen. Die diversiteit zie je in andere landen veel minder. Mensen genieten daarvan. Als ik in het Nederlandse cultuurlandschap wandel, kan ik weer een week vooruit.’

‘Maar het kan ook treurig stemmen. Zoals het hotel-restaurant dat als een Chinees paleis bij Breukelen is gebouwd, naast een zeventiende-eeuwse windmolen. Je ziet de spoorlijn, koeien in de wei samen met roze en paarse gebouwen, een autoboulevard, beeldreclames, wat gezellige plantsoentjes en oplaadstations. Het zijn groteske, bombastische interventies van hedendaagse massacultuur, surreëel in het oer-Hollandse polderland. Vrij harteloos.’

U trekt al jaren aan de bel dat de kwaliteit van het landschap achteruit holt.
‘Een belangrijke oorzaak van de onttakeling is dat het rijk de regie over de ruimtelijke ordening uit handen heeft gegeven. Wethouders, lobbyisten en marktpartijen maken de dienst uit en regelen de zaken onderling. Ze maken het landschap te gelde, vanuit één belang en korte-termijnperspectief — wat overigens een typisch Nederlandse eigenschap is.’

Er wordt lukraak gebouwd zonder visie en samenhang

‘Nooit spreken we over wat voor land we willen zijn, en welke toekomst we met elkaar willen. In plaats hiervan is een dubieus parallel universum ontstaan dat ver van de democratie afstaat. Het is ook de wereld van de grote milieu- en landbouworganisaties, die allemaal een kantoor in Den Haag hebben. Ze lobbyen, en prevelen mantra’s als “convenant”, en “er met elkaar uit komen”, maar dit gebeurt niet langs de lijnen van de democratie. Lokaal en regionaal gaan ze in zee met partijen die al grondposities hebben. Als de wethouder maar netjes de aanbesteding doet, regelen de ontwikkelaars verder wat er nodig is.
Op een vergelijkbare manier dicteren nu vijf Klimaattafels de ruimtelijke ordening. Organisaties en bedrijven als LTO, de NAM en Bouwend Nederland besluiten hoe het moet. Hun voorzitters zijn ex-politici en bestuurders die elkaars 06-nummer hebben. Bij de ene Klimaattafel zit de ANWB, bij de andere Natuurmonumenten. Van beide ben ik lid, maar om heel andere redenen. Ik wil geholpen worden als ik autopech krijg, maar niet dat ze namens mij over windmolens beslissen. Ik weet niet eens welke beleidsmedewerker bij die vergaderingen zit. Als ik mijn lidmaatschap opzeg, verandert er niets. Kortom, het is onttrokken aan ons zicht en invloedssfeer en allemaal heel ingewikkeld gemaakt.’

‘Hierbij valt nog iets op, namelijk dat alles wat de samenleving wil, op het landschap wordt afgewenteld. Dat is raar, want we hebben weinig areaal. Nederland is niet Amerika, waar je buiten de stad anderhalf uur lang niemand tegenkomt. Toch vinden opiniemakers en media het vanzelfsprekend dat het platteland alles moet oplossen en gestraft moet worden. Zo meldde het Planbureau voor de Leefomgeving recent dat de landbouw de komende decennia 180 duizend hectares moet inleveren, grotendeels voor nieuwe natuur. Dit terwijl er meer wegen naar Rome leiden. Het Planbureau komt al met een oplossing zonder dat de vragen goed geanalyseerd zijn.
Maar ook, de Hedwigepolder moest onder water omdat de Westerschelde dieper werd gemaakt. Hebben we een energieprobleem? Zet de windmolens maar in het historisch landschap, want daar woont toch niemand. En landbouwgrond kan ook minder, boeren worden toch al als vijand gezien. Huizen nodig? Er zijn weilanden genoeg. En zo wordt Nederland één, over het land uitgesmeerde stad. Goed doordachte ruimtelijke ordening is essentieel als we het anders willen.’

Windmolens, daar heeft u het vaak over.
‘Nederland heeft het Parijs-akkoord getekend. Je zou denken, het rijk committeert zich hiermee aan een grote operatie en geeft daar leiding aan. Niets is minder waar: Nederland is verdeeld in dertig klimaatregio’s die hun eigen oplossingen moeten zoeken. Voor windmolens heeft het rijk een subsidieregeling bedacht. Windmolenondernemers stappen ermee naar kleine gemeenschappen. Daar geldt: hoeveel last hebben we ervan? Twee kilometer buiten het dorp? Geen probleem.
Zo bepaalt niet de rijksoverheid, maar de subsidieregeling waar windmolens terechtkomen — en dit gaat nóóit over de waarde van het Nederlandse cultuurlandschap. De gemeente is akkoord, de boeren die molens op hun land hebben staan, krijgen jaarlijks tienduizenden euro’s. Zij zijn dik tevreden. Maar dat landschap ik ook van jou en mij. Het gebied gaat mij aan het hart, maar ik heb er niets over te zeggen. Moet ik nu van windturbines gaan genieten als ik daar wandel?
Windmolens zou je niet in middeleeuwse polders mogen bouwen. Engeland zet er vrijwel geen in het landschap. We moeten echt ophouden met het aansturen van windenergie via generieke subsidies, want er is geen zicht op waar die -turbines terechtkomen.’

Niet de rijksoverheid, maar de subsidieregeling bepaalt waar windmolens komen

‘Bij logistieke centra en megakassen gaat het net zo. Al die reusachtige objecten die niemand kan negeren en die op allerlei manieren gevolgen hebben voor de omgeving. Als burger raak je gedesoriënteerd en volkomen in paniek, want je hebt geen invloed op die keuzes. Dit kan niet langer. De ruimtelijke ordening moet terug naar de eenvoud, naar de echte werkelijkheid. We moeten keuzes terugbrengen naar een democratisch niveau. Dat zal niet honderd procent lukken, maar alles beter dan de overlegtafels en lobbymaffia.’

Dat wordt nog wat met die miljoen woningen.
‘Of het om miljoen gaat, moeten we nog goed uitzoeken, maar er zijn veel woningen nodig. Verder is het vooral een kwestie van zorgvuldig nadenken en niet overhaasten. Eerst kijken wat de oorzaken van de huidige woningnood zijn, misschien kunnen we dan aan de voorkant iets oplossen. Er is in de afgelopen jaren te weinig gebouwd, maar er speelt meer. De rente is extreem laag. Veel geld van beleggers wordt tegenwoordig in vastgoed gepompt, waardoor huizen voor gewone mensen onbereikbaar zijn geworden. Deze windhandel leidt er ook toe dat jongeren geen woonplek vinden en uitgebuit worden. Ze delen met zijn vieren een huis en betalen 700 euro voor een kamer.
De behoefte aan beleggingsobjecten drijft de bouwproductie hevig op. Dit gebeurt wereldwijd. In Vancouver en Toronto is de helft van de wolkenkrabbers al een beleggingsobject. Mushroom market: er worden steeds nieuwe flats gebouwd, ze kosten meer dan een miljoen en ze staan leeg. Een bizarre prikkel hierbij is dat iemand uit Azië automatisch een visum krijgt als hij in Canada meer dan een miljoen dollar investeert.’

Wat speelt er nog meer?
‘Nederland is met 17,5 miljoen inwoners het dichtstbevolkte land van Europa. Landen als Zwitserland en Denemarken zijn net zo groot. Zwitserland, een hoogwaardige economie, heeft er 8,6 miljoen, en Denemarken nog minder: 5,9 miljoen. In beide landen onderscheid je nog stad en land. In de Zwitserse bergen zijn geen datacentra, windmolens, fly-overs, of buitenwijken, wat Nederland dus wel heeft’

‘Bovendien groeit onze bevolking jaarlijks met 160.000 inwoners. Uit ons onderzoek blijkt dat die groei vooral het gevolg is van commerciële keuzes. Die is dus bepaald geen natuurverschijnsel en gaat ook gewoon door. Een miljoen meer woningen lossen de woningnood dus niet op. We móeten naar oorzaken en gevolgen kijken en veel meer vragen stellen.
Een voorbeeld. Als een multinational langs de vervoersas Rotterdam-Venlo een groot distributiecentrum bouwt om zijn producten snel in Duitsland kwijt te kunnen, wat zijn dan de effecten? Die hal zorgt voor veel werkgelegenheid, prima. Maar als er weinig werkzoekenden in de buurt wonen, wie werken daar dan? Oost-Europeanen. Waar moeten ze wonen? Op vakantieparken en in woningen van huisjesmelkers in Rotterdam-Zuid, Den Haag en in de West-Brabantse dorpen. Goed om te weten, want de woningnood is al hoog.
Er komen steeds meer hallen, soms al groter dan 20 hectares. De polders in West-Brabant en Dordrecht worden ermee vol gebouwd. Zulke commerciële keuzes leiden dus tot grote huisvestings- en bereikbaarheidsvragen. Toch is er geen nationale planningsautoriteit die de vraag stelt of die hallen daar wel moeten komen en of het nuttig is voor de Nederlandse economie om zo massaal laagwaardig te investeren. Een bedrijf als chipmachinefabrikant ASML faciliteren, lijkt mij veel interessanter. Het vestigingsklimaat, economische activiteiten, noodzakelijke infrastructuur en woningtekorten in de stadswijken hebben alles met elkaar te maken.’

Als er dan toch versneld gebouwd moet worden, hoe pakken we dat aan?
‘Minister voor Wonen Stef Blok — in Rutte-II (2012-2017 – red.) — geloofde heilig in marktwerking en riep internationale beleggers op om in Nederlands vastgoed te investeren. Zo kwamen tienduizenden huurwoningen goedkoop in buitenlandse handen. Huurprijzen moesten omhoog en woningcorporaties moesten voortaan een flinke heffing betalen. De huidige woningcrisis is deels aan deze waanideeën te danken.
Marktwerking kan echt niet langer in dit dichtbevolkte land, we móeten goed plannen, nuances aanbrengen en vragen stellen voor het algemeen belang. Als belastingbetaler wil ik dat het rijk regels stelt, zoals: alleen nog woningen bouwen bij openbaar vervoer en goed bereikbare snelwegen.’

Op de fiets door Zuid-Holland kom je de stad al bijna niet meer uit

‘De stadsregio Utrecht bouwde twintig jaar geleden grote wijken over de Lek bij Vianen. Daar rijdt geen trein, dus stapten de nieuwe bewoners massaal in de auto. Zo ontstonden er structureel files op de A27 en A2, met als gevolg dat iedereen die het hoofdwegennet noord-zuid gebruikt nu de rekening betaalt. Collateral damage van de decentrale planning. Het hele land kreeg last van de keuze voor een wijk op díe plek.’

‘Het goede nieuws is, we kunnen dit ook omkeren. Dat is interessant. Neem Eindhoven dat in de jaren vijftig, zestig ruim opgezet gebouwd is. Omdat de huishoudens tegenwoordig kleiner zijn, mede door de vergrijzing, hebben de voorzieningen nu minder draagvlak. Als je daar woningen tussen zet, hoef je geen riolen aan te leggen, geen winkels of scholen te bouwen, want die zijn er allemaal al. Heel pragmatisch.’

Kunnen er ook pragmatische keuzes in het groen zijn?
‘Ja dat kan, maar niet door snel weilanden vol te bouwen. De voormalige vliegbasis Soesterberg is een goed voorbeeld. Dit grote militaire terrein werd ruim tien jaar geleden gesloten. In laagbouw zou je er vijftienduizend woningen kunnen bouwen, en er liggen spoorwegen naar Utrecht, Amersfoort en Amsterdam. De grond was van het rijk, maar de rijksoverheid heeft geen regie en knoopt agenda’s niet aan elkaar, dus wat gebeurde er? Na uitgebreide lobby kwam het vliegkamp voor een symbolisch bedrag in handen van het Utrechts Landschap. Inmiddels is het een natuurreservaat met een Nationaal Militair Museum. Dit is in essentie hoe het steeds gaat: niet pragmatisch. De spoorlijnen liggen er, het is een geliefde woonomgeving, het is hooggelegen grond, die niet geschikt is voor landbouw en je fietst daarvandaan makkelijk naar Utrecht. Ideaal om er te wonen — en toch gaan we dat niet doen. Nu wordt de Lopikerwaard als woonlocatie aangewezen en de vraag is of dat een goed idee is.’

Dat vindt u geen goed idee?
‘Ik ben geen politicus. De verleiding is groot om de landschapsarchitect in een Napoleon-rol te duwen en dat die moet besluiten hoe het empire eruit gaat zien, maar ik zou locaties wel op realistische gronden kiezen. In de Lopikerwaard zijn geen spoorlijnen. Ik vind dat we de woningopgave fundamenteel moeten koppelen aan water, klimaat en mobiliteit, te weten stations en snelwegen. En ook het tegenovergestelde moeten we doen. Als er weinig reismogelijkheden zijn, gewoon een locatie vetoën.
Verder is binnenstedelijk bouwen heel duurzaam, niet alleen in Eindhoven. Rotterdam ontwikkelt oude havens die bij metrohaltes liggen — hoe mooi wil je het hebben? Hetzelfde gebeurt in Breda met verlaten industriegebieden bij het station van de hogesnelheidstrein (hsl), in Amsterdam, Zaandam en Hoofddorp zijn vergelijkbare ontwikkelingen bij spoor- en metrolijnen.’
‘De hsl zou in Eindhoven kunnen beginnen en via Tilburg naar Breda rijden. Zo komen er logisch veel mogelijkheden bij. Vanaf Amsterdam kan de hsl doorrijden naar Zwolle, dat ook een heel aantrekkelijke woonomgeving heeft met Salland, uitlopers van de Veluwe en het Drents Plateau.’

‘We kunnen sommige plekken intensief bebouwen en andere helemaal niet, want voor je het weet ziet Nederland eruit als het Ruhrgebied. Op de fiets door Zuid-Holland kom je de stad al bijna niet meer uit. Daar woon je bij de vierde afslag, tussen de loodsen en de kassen. Terwijl Nederlanders het liefst in een niet al te grote stad wonen die zich verhoudt tot het landschap, dweilt er in de praktijk een nivellerende massacultuur over het land die alle eigenheid uitwist. De gedachte dat ons cultuurlandschap definitief wordt ingewisseld voor domme footloose-heid grijpt me wel naar de keel.’

Sommigen willen het ministerie van VROM laten terugkeren. Wat vindt u daarvan?
‘Een sterke regie, ja. Maar niet de ruimtelijke ordening van de afgelopen vijftig jaar, want die was vooral een werkverschaffingsproject voor honderdduizend mensen. Rond 1970 werden de ingenieurs en praktijkmensen — de boeren, landmeters en sociaal-economen — aan de kant gezet. Sindsdien is de ruimtelijke ordening gebaseerd op het koppel “procedure” en “beleid”. Het ministerie huurde projectmanagers en juristen in die bergen nota’s en structuurvisies produceerden. In plaats van nationale plannen creëerden ze een ondoorgrondelijk vacuüm tussen de bestuurslagen. Niemand neigde er nog toe om kwesties praktisch te combineren, of om goedkopere oplossingen te zoeken.
De ruimtelijke ordening is impotent geworden, terwijl Nederland tot de jaren zeventig juist pragmatisch en oplossend grote werken had uitgevoerd. Een miljoen huizen bouwen kun je daarmee vergelijken. We moeten de oude planningstraditie weer introduceren en opnieuw onze eigen toekomst claimen.’

Dit klinkt daadkrachtig. Wat houdt die planningstraditie in?
‘Die gaat over hoe Nederland de grote werken vanaf het einde van de negentiende eeuw heeft uitgevoerd. Zoals bijvoorbeeld de nationalisatie van de spoorlijnen, zodat alle kleine -bedrijven op elkaar konden aansluiten met railverbindingen, nieuwe bruggen, één materieel en één dienstregeling. Andere voorbeelden zijn de Zuiderzeewerken en de kanalisatie van de Maas. Het woord ‘operatie’ dekt goed de lading. De werken werden gestaag en grondig uitgevoerd en ze duurden zeker drie, vier generaties. Dat is wel wat anders dan de Klimaatagenda die alles voor 2025 geregeld wil hebben.’

Alles beter dan de overlegtafels en lobbymaffia

‘Het rijk stelde top-down een doel dat op verschillende manieren werd bestudeerd, samen met universiteiten en bedrijven. Tegelijkertijd organiseerden de regio’s de uitvoering bottom-up. Ze werkten niet met blauwdrukken, integendeel, de plannen en de aanpak werden steeds verder verfijnd en aan nieuwe situaties aangepast. Zo ging het bij de uitvoer van de Woningwet van 1901 en de Deltawerken. En ook bij de landbouwhervorming met de ruilverkavelingen na de Tweede Wereldoorlog. Hiervoor werd een heel apparaat uitgerold met een eigen financieringsmethode, landbouwvoorlichting en samenwerking met universiteiten. Specifieke wetgeving maakte randvoorwaarden mogelijk, zodat bijvoorbeeld land onteigend kon worden, en er waren clausules om conflicten op te lossen. Iedereen deed trots mee. Land- en tuinbouworganisaties, het landbouwonderwijs in de regio, de Plattelandsvrouwen, de Boerenleenbank. Ook voor de samenleving werd geprobeerd er zoveel mogelijk uit te halen, met dorpsverfraaiingen, betere infrastructuur en recreatiemogelijkheden. Als het kon kwam er nog een fietspad langs de sloot of bomen bij de ingang van het dorp. Dat namen ze gewoon bij de uitvoering van de werken mee.’

‘Vergis je niet, zo’n aanpak betekende niet dat alles traag verliep. In de jaren twintig begonnen de Zuiderzeewerken, organiseerde Nederland de Olympische Spelen (1928 – red.) én bouwde het honderdduizenden woningen. Dat was hard werken, maar vol passie voor een betere toekomst. Op die manier kunnen wij ook een betere toekomst claimen. Er moet een ministerie komen dat agenda’s koppelt, en de ruimtelijke ordening aanstuurt, dus ook het bouwen van woningen. Grote regionale verschillen moeten mogelijk zijn. De ingenieurs moeten terugkomen, want zij gaan uit van de realiteit. Dan weten we weer waar het over gaat, en kunnen we de ruimtelijke ordening terugbrengen naar democratie en politieke debatten.’

Er moeten vakministers komen die leiding geven aan de operaties: top-down en bottom-up

Komt het goed met het Nederlandse cultuurlandschap?
‘Ik ben er zeker van dat de wal het schip keert. Dat de grote operaties die op stapel staan de overheid dwingen de regie weer te nemen. Ik hoop dat ze stopt met procedures en beleid, want na een halve eeuw weten we dat dat niets oplevert. Er moeten weer vakministers komen die leiding en sturing geven aan die operaties in de Nederlandse traditie van top-down en bottom-up. Centraal de visie maken en die regionaal implementeren, dat kunnen we heel goed. Dan komt het goed.’

Dit artikel verscheen eerder ook in HP / De Tijd 6-21

Mijn gekozen waardering € -