Leeslint: Thomas Heerma van Voss

In de nieuwe estafetteserie LEESLINT interviewt de ene schrijver de andere. De aftrap is aan de jonge, talentvolle schrijver Thomas Heerma van Voss, die dit jaar voorjaar zijn tweede roman, 'Stern', publiceerde.

Thomas Heerma van Voss (1990) studeert Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en publiceerde in 2009 zijn debuut De Allestafel. In de lente van 2013 kwam zijn roman Stern uit. Daarnaast publiceerde hij interviews, verhalen en artikelen in onder meer Vrij Nederland, NRC/Next, Tirade, Das Magazin, Brakke Hond, De Gids en Passionate.

Hoe kwam jij als begin twintiger tot de verrassende keuze om een roman te schrijven over een man van in de zestig?
“Zonder pathetisch te willen klinken: het was niet zozeer een keuze om een roman over de man Stern te schrijven, het verhaal drong zich aan me op. Nog voordat ik de plot van deze roman had, was er al het hoofdpersonage: een oude leraar die het leven niet meer kan bijbenen.

Het begon toen ik in Londen woonde: daar had ik een docent, die enerzijds zo los stond van zijn directe omgeving en anderzijds zo direct geraakt werd door de desinteresse van die omgeving, dat hij veel gevoelens bij mij opriep. Mededogen, dat ten eerste. Sympathie. Afkeer, af en toe. Ergens ook jaloezie: hoe hij zo moeiteloos vaak zulke stompzinnige dingen kon zeggen, zonder gevoel van schaamte. Die combinatie van emoties prikkelde me en wilde ik overbrengen op mijn hoofdpersonage. Ik wilde niet iemand maken die uitgesproken sympathiek is, maar wel iemand die tegelijk mededogen oproept. Die op veel punten tekortschiet, en op andere punten juist weer heel nadrukkelijk aanwezig is. Uit dat beginsel is Stern ontstaan.

Om een of andere reden liet die figuur me meteen al niet los. Misschien omdat ik al had gedebuteerd met een hoofdpersonage van rond de dertig, en dat ik nu duidelijk iets anders wilde. Hierna wil ik ook niet snel meer over een dergelijk personage schrijven – ik ben juist van plan voorlopig meer over jongeren te schrijven.”

Hoe slaagde je erin je te verplaatsen in zo’n contactgestoorde, kleurloze introverte man van middelbare leeftijd?
“Wat betreft het karakter van de hoofdpersoon: daar zitten elementen van mijzelf in, die ik ook al in mijn debuut had onderzocht en uitgebreid. Nee, het is geen autobiografische roman, maar de roman is wel degelijk persoonlijk. Er zit meer van mezelf in dan in sommige van mijn verhalen over twintigers. Het geslotene, het onvermogen om werkelijk tot je omgeving door te dringen, het observerende – dat zijn aspecten van Stern die ik zelf, tot op zekere hoogte, ook heb en die me zeer gepast leken voor dit personage (Of leek het personage me geschikt voor die aspecten?) Er zijn geen karakteristieken van Stern die mij helemaal vreemd zijn.

Wat betreft het verplaatsen in een oudere leeftijd: ik heb achttien jaar samen gewoond met mijn ouders. Die zijn niet jong. Mijzelf heb ik – gelukkig – nooit kunnen observeren, maar mijn ouders wel. In zekere zin is het dus ook logischer dat ik me verplaats in oudere mensen dan in mezelf.”

Houden je personages je weleens uit je slaap?
“Nee. Meestal houden ze me wel lang wakker, maar zodra ik eenmaal slaap, kan alleen de wekker mij nog wakker maken.”

In de muziekwereld schijnt het maken van de tweede cd de grootste kwelling te zijn. Hoe was dat met het schrijven van je tweede boek?
“Ik had veel moeite met het schrijven van mijn tweede boek. Over mijn debuut deed ik drie, vier maanden. Over Stern deed ik meer dan drie jaar. Ik worstelde met het vertelperspectief – of er nu sprake was van een alwetende verteller of dat de focalisatie vanuit Stern kwam –, ik vond het moeilijk de stiltes en het afstandelijke van de belangrijkste personages goed en beklijvend weer te geven, en vooral had ik moeite met de verschillende tijden die door elkaar liepen; steeds als ik iets in het verleden veranderde, moest die verandering in het heden doorwerken, en vice versa. Het was heel moeilijk om een balans en natuurlijke ordening in alle losse fragmenten van Sterns leven te krijgen. Dat heeft me veel tijd gekost.”

Op welke manier vind of ontwikkel jij jouw eigen stijl?
“Door zo veel mogelijk te schrijven. En door te blijven lezen. Ik geloof niet in de uitspraak dat schrijvers niet zouden moeten lezen, tijdens het schrijven of in het algemeen – voor mij zijn die twee disciplines direct met elkaar verbonden.”

Hoe belangrijk is literatuur voor jou? En is literatuur belangrijk voor de wereld?
“Literatuur is heel belangrijk voor mij, al is het maar omdat het een van de weinige dingen is die me nooit verveelt. Ik schrijf en lees iedere dag. Er is eigenlijk niets anders wat ik iedere dag doe of wil doen.

Hoe belangrijk literatuur voor de wereld is? Ik denk dat literatuur mondiaal gezien heel belangrijk kán zijn: het vertellen van verhalen, het inzichtelijk maken van levens die je anders alleen voorbij ziet flitsen. Tegelijk denk ik ook dat literatuur absoluut niet gezien moet worden als levensvoorwaarde. Er is geen reden om te veronderstellen dat het leven van iemand die veel leest per se rijker, zinniger of waardevoller is dan het leven van iemand die nooit leest.”

Welk boek zou je zelf geschreven willen hebben en waarom? (Of welk boek zou je wel geschreven willen maar niet kunnen schrijven, en waarom?) Hoe ambitieus ben jij zelf als schrijver?
“Onlangs werd deze vraag mij ook gesteld door De Standaard. Toen antwoordde ik: Nabokovs Lolita. Dat vind ik een zeldzaam meesterwerk. Het is ten eerste prachtig geschreven, daarnaast heeft het een spannende, strak opgebouwde verteltrant, en ten derde fascineren alle personages me: hoofdpersoon Humbert gedraagt zich in veel opzichten zeer verwerpelijk en antipathiek, maar tegelijk riep hij medeleven bij mij op. Het omgekeerde geldt voor Lolita: zij is het jeugdige en krachteloze slachtoffer van Humberts grillen, en daardoor roept ze een natuurlijke sympathie op bij de lezer, maar tegelijkertijd is het een bij tijd en wijle een bedriegend, manipulatief kreng. Dat vind ik heel knap aan Lolita: hoe dubbelzinnig alle personages in elkaar zitten. Ten slotte vind ik het ook formidabel hoe de losse schrijfstijl en verteltrant het perspectief van de waanzinnige Humbert versterken; niet alleen is deze roman prachtig van taal, hij is ook verteld vanuit het personage zelf, niet door de schrijver.”

Volgende keer: Thomas Heerma van Voss interviewt Thomas Blondeau.

Lees ook de recensie van Stern: http://reportersonline.nl/zomerlezen-stern-van-thomas-heerma-van-voss/ 

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie