LinkedIn werkt, maar je moet wel meedoen

Doodvermoeiend, al die razendsuccesvolle LinkedIn-connecties met hun updates over weer een award of gepubliceerd boek. Een reden om het carrièrenetwerk maar te laten zitten? Nee, want bijna iedereen in werkend en werkgevend Nederland zit erop. Maar lang niet iedereen haalt er ook echt iets uit.

LinkedIn, iedereen zit erop, maar bijna niemand gebruikt het heel vaak. Gemiddeld loggen Nederlanders twee keer per maand in op het netwerk. Vergeleken met Facebook is dat weinig. Daar kijken we gemiddeld vijftien keer per dag op. Toch is Nederland het land met de hoogste penetratiegraad van LinkedIn: 80% van de beroepsbevolking heeft er een profiel op aangemaakt, in absolute getallen zijn dat 7 miljoenNederlanders. Iedereen die graag zijn opties open houdt. En werkgevers kunnen er dus domweg niet omheen.

Aaltje Vincent is pleitbezorger van LinkedIn van het eerste uur, en dat was in 2009. Ze schreef sindsdien ettelijke bestsellers over sollicitatiestrategieën met LinkedIn. Haar nieuwste boek, dat onlangs verscheen, heet Jobmarketing 3.0 en daarin heeft LinkedIn weer een prominente rol. Volgens Vincent hebben de meeste LinkedIn-gebruikers inmiddels wel door dat een profiel niet meer zonder foto kan en dat het beter is niet te poseren met de kinderen of de poes. Maar het kan zoveel beter, zegt ze. Want achteroverleunen en wachten tot ‘ze’ je een keer een InMail sturen met een aanbod voor een baan, zo werkt het niet. Ja, in bepaalde branches waarin het hard zoeken is naar kandidaten voor het opvullen van vacatures, zoals ICT en techniek.De gemiddelde werknemer ‘op zoek naar een nieuwe uitdaging’ moet dan wel even een paar psychologische drempels nemen, bijvoorbeeld de schroom om te zeggen dat hij ‘in between jobs’ is. Helemaal niet nodig, zegt Vincent. Want, zo is de redenering: een hr-persoon of recruiter wil liever iemand die direct beschikbaar is dan iemand die nog moet worden losgeweekt van zijn oude werkplek. Gebruikers die wel een baan hebben, kunnen bovendien ‘een schuifje openzetten’ dat aangeeft dat ze ‘available’ zijn. Te zien voor de recruiter, en onzichtbaar voor de werkgever.

Het allerbelangrijkst: de kopregel van het profiel. ‘Zet daarin altijd je functienaam, want daarop zoeken recruiters’, zegt Vincent. Zelfs doen als dat betekent dat je ‘liegt’ op het cv, zegt de LinkedIn-specialiste. ‘Zet de functie erop die je ambieert. Recruiters zoeken nu eenmaal niet op de term “beschikbaar”, maar op functietitel.’

Zelfstandig recruiter en LinkedIn-adept Jacco Valkenburg beaamt dat. Met een recruiterslicentie kunnen hr-mensen en recruiters weliswaar zoeken met 44 filters, maar hij begint de zoektocht meestal alleen met die van huidige functietitel. Daarna kijkt hij nog naar locatie en eventueel specialisatie. Soms wil hij nog het aantal jaren ervaring ‘aanzetten’, als de opdrachtgever dat specifiek vraagt.

Omdat hij ‘bijna 100% van de tijd’ op LinkedIn zit, vindt Valkenburg altijd wel wie hij zoekt. Maar het wordt door de aantrekkende arbeidsmarkt wel lastiger, erkent hij. En dat merkt hij ook aan LinkedIn. Want omdat het bedrijf praktisch monopolist is, kan het zijn tarieven met ‘tientallenprocenten’ verhogen of zonder aankondiging functies als de aankondiging van evenementen verwijderen of uitkleden. ‘Af en toe schuurt dat wel, want de opbrengst aan kandidaten neemt af ondanks dat je er meer inspanning en geld in stopt.’

Dat Nederland wereldkampioen LinkedIn is, komt volgens Aaltje Vincent doordat Nederlanders er ‘vroeg’ bij waren met internet en makkelijk omgaan met Engels. Voor 2012 kon een profiel op LinkedIn alleen maar in het Engels worden geplaatst. In Duitsland bijvoorbeeld is LinkedIn helemaal niet zo populair. Duitsers zetten hun cv bij voorkeur op het werkprofielenplatform Xing.

‘LinkedIn alleen maar gebruiken op het moment dat je op zoek bent naar een nieuwe baan, is ook niet meer van deze tijd’, zegt socialemediaspecialist Corinne Keijzer. Zij vindt dat werkenden juist als ze op hun plek zitten moeten bouwen aan hun netwerk en niet pas moeten gaan inloggen als ze het op hun werkplek niet meer naar hun zin hebben of toe zijn aan een volgende stap. Werknemers moeten juist niet bang zijn dat hun baas erachter komt dat ze actief zijn op LinkedIn. ‘Je zou het als werkgever zelfs moeten eisen van werknemers’, zo stelt Keijzer. Aaltje Vincent stelt dat het netwerk op LinkedIn werkkapitaal is. ‘Eigenlijk zou iedereen iedere dag een of twee keer moeten inloggen, en dan niet alleen om te kijken, maar ook om anderen te helpen, bijvoorbeeld door anderen te taggen in vacatures of klussen die worden aangeboden.’ Keijzer: ‘Wat je geeft krijg je ook weer terug.’

Daarnaast geeft veel aanwezig zijn op LinkedIn meer kans op leuk nieuw werk of zzp-klussen. Volgens Vincent werkt het vaak zo dat wanneer iemand gezocht wordt voor een job of klus, directe collega’s dat als eerste weten en dat zij dat als eersten posten op de timeline, nog voor de officiële vacature de deur uit is. ‘Zo’n post op de tijdlijn is voor een werkgever helemaal gratis en voor niets. Dus de drempel is laag om even te posten dat ze iemand zoeken. Als je netwerk op orde is, komen dat soort dingen dus als vanzelf naar je toe.’

Toch kan dat interacteren opLinkedIn best vermoeiend zijn. Uit navraag onder gebruikers geven sommigen te kennen doodmoe te worden van alle posts van hun LinkedIn-kennissen die een boek hebben te verkopen, workshops hebben te vergeven of weer eens genomineerd zijn voor een award. Maar het hoort er nou eenmaal bij. Social selling heet het, naast werk zoeken en recruiten een andere manier om te interacteren op LinkedIn. Wie iets te verkopen heeft, zoals een boek, of trainingen, kan via een speciale tool ook bepaalde doelgroepen targeten. ‘Prima om te doen als het werkgerelateerd is’, zegt Keijzer, maar ze komt nog regelmatig mensen tegen die hun huis proberen te verkopen via LinkedIn. Toch gebruiken de meesten LinkedIn vooral in de werk-setting. Want behalve dat ze er minder vaak op inloggen dan op Facebook, bekijkt de gemiddelde gebruiker het platform vergeleken met Facebook nog een stuk vaker op de computer dan op de mobiel.

Wat hij te zien krijgt, is onder andere afhankelijk van een algoritme, net als bij Facebook. ‘In ieder geval zie je de updates van mensen die op dat moment ook zijn ingelogd’, weet Aaltje Vincent. Connecties die veel aanwezig zijn, komen op die manier het vaakst voorbij. Een strategie om uit die filterbubbel te kruipen is volgens Vincent niet alleen maar vakgenoten (je ‘posse’) te accepteren als connectie, maar ook professionals uit andere vakgebieden. Zo’n Big Idea Crowd maakt volgens Vincent in haar boek iemand succesvoller in zijn loopbaan. ‘Met een open netwerk haal je je inspiratie bij een verscheidenheid aan mensen in uiteenlopende beroepen en branches. Het is de beste voedingsbodem voor nieuwe ideeën.’

Vincent (11.000 volgers) en Keijzer (7000 volgers) nemen dat wel heel letterlijk. Toch storen ze zich er beiden aan dat er ook gebruikers zijn die connecties verzamelen als waren het flessendoppen voor de recycling. Linken met iemand die je niet kent? ‘Moet je doen’, schrijft Keijzer op haar LinkedIn profiel. Zij accepteert echter alleen als ze contact heeft gehad met iemand, hetzij face-to-face, hetzij digitaal of telefonisch.

Wie vraagt naar LinkedIn-verhalen, hoort vaak successtory’s, zoals die van Keijzer die er opdrachten uithaalt en van het trainen in LinkedIn en het schrijven van boeken over LinkedIn haar werk heeft gemaakt. ‘Ik heb zo veel leuke mensen ontmoet via LinkedIn’, zegt ze. Daartegenover staat toch ook een grote groep mensen die te kennen geven er wel op te zitten, maar er eigenlijk nog nooit iets hebben uitgehaald.

‘Behalve de heel gewilde vacaturekandidaten kan niemand achteroverleunen en zich beschikbaar houden’, zegt Jaco Valkenburg. Het betekent dus interacteren met de andere LinkedIn gebruikers. Dus bij inloggen een rondje posts liken, waardoor die posts ook te zien zijn in jouw timeline of commentaar geven op een post. En vriendschapsverzoeken rondsturen om het netwerk te vergroten. Alleen dan komt LinkedIn dus naar je toe.

LinkedIn is de grootste, maar Facebook en Google liggen op de loer

LinkedIn is wereldwijd ook marktleider als het gaat om zogenaamde job postings, oftewel vacatures. Maar daar zou zo maar eens verandering in kunnen komen. In de VS krijgen gebruikers van Google in hun startpagina sinds deze zomer al meteen alle banen te zien in hun omgeving met Google for Jobs. Zoals bij googelen op vakantiestemmingen meteen de prijzen zijn te zien van bijvoorbeeld Booking.com, zien gebruikers in Google for Jobs ook meteen welke banen er beschikbaar voor hem zijn in de omgeving. Google haalt de gegevens daarvoor van jobboards zoals Monsterboard en ook LinkedIn.Voor bedrijven en recruitmentafdelingen heeft Google nu Google Hire, een platform waarmee bedrijven actief op zoek kunnen naar kandidaten voor vacatures en die ook kunnen posten. Wanneer dit naar Nederland komt, is niet bekend.

Ook Facebook is bezig de vacaturemarkt te veroveren. Het bedrijf test op het moment een ‘work history’-feature in de VS. Gebruikers kunnen nu al de bedrijven invullen waar ze hebben gewerkt, maar geen echt cv achterlaten. Dat kan in de nieuwe feature wel. Dat uitgebreidere cv is niet te zien voor Facebookvrienden, maar is wel zichtbaar voor bedrijven die daar – uiteraard – voor betalen. Jacco Valkenburg denkt dat bedrijven daar wel oren naar zouden hebben, gezien de veel hogere frequentie waarmee Facebookgebruikers inloggen. Daarbij komt dat 2 miljard Facebookgebruikers natuurlijk een veel grotere vijver zijn om in te vissen dan de 530 miljoen van LinkedIn.

Een eerdere versie van dit artikel verscheen op 23 november 2017 in het Financieele Dagblad

Mijn gekozen waardering € -