‘Mag ik er een nachtje over slapen?’

Jolande Uringa is sinds 2014 raadslid voor de ChristenUnie in Utrecht. Ze voert het onder andere woord op de portefeuilles Duurzaamheid, Economie, Milieu, Mobiliteit en Monumenten. Jolande zat vanaf 2012 tot mei 2017 in het landelijk bestuur van haar partij. Van 2006 tot 2010 was ze voorlichter voor de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie. In Utrecht zijn 20 van de 45 (44%) gemeenteraadsleden vrouw.

Wat zijn je overwegingen om mee te doen aan dit interview?

In eerste instantie twijfelde ik. Ik ben geen feminist, maar in het laatste onderzoek, bungelden we helemaal onderaan qua aandeel vrouwelijke politici. Er is wel wat veranderd de afgelopen jaren, maar nog steeds is slechts 25% van alle ChristenUnie (CU) raadsleden vrouw. Dat is niet goed. Ik zat vijf jaar lang in het landelijk bestuur van de CU en ik voelde het als missie om telkens weer te kijken; zit er een vrouw in die en die commissie of werkgroep? Of waarom zit er maar één vrouw in die commissie en heeft zij heel stereotiep de rol van notulist? Ik polste zelf ook vrouwen die ik kende, voor functies.

Het is ingewikkeld. Het ligt niet alleen aan de partij. Misschien zijn wij vrouwen bij de CU bescheidener, of zeggen we in eerste instantie, ‘nee, niks voor mij’, maar bedoelen we eigenlijk, ‘mag ik er een nachtje over slapen’. Daarom is het juist goed als iemand van de ChristenUnie meewerkt aan deze reeks interviews.

Je was vanuit je bestuursfunctie al vijf jaar bezig met dit onderwerp. Was je verrast waar de ChristenUnie zich bevond op de ranglijst van aandeel vrouwelijke politici?

Ja, toch wel. Het aandeel vrouwen is heel erg laag. Ik vind het lastig om te bepalen waar dat aan ligt, maar ik kom het vaak tegen. Als er voor de ChristenUnie landelijk gezocht wordt naar leden voor wat voor commissie dan ook, is het lastig om daar vrouwen voor te vinden.

Heb je daar inzicht in hoe dat gaat?

Als je een vrouw vraagt voor een functie, moet je haar even de ruimte geven. Misschien overtuigen, of aan haar vragen wanneer het wel werkt, waar ben je bang voor, denk je dat je iedere dag hier moet komen vergaderen, of heel veel werk krijgt, hoe kunnen we jou helpen dat het past. Het maakt al uit als een vrouw een vrouw benadert. Een vrouw identificeert zich met een andere vrouw. Zij denkt, als jij het kan, is het misschien ook wat voor mij.

Wanneer er een vacature was binnen de ChristenUnie ben ik vanuit mijn bestuursfunctie meerdere keren gebeld door vrouwen, die wilde sparren en vragen ‘wat betekent het, wat houdt het in’. Ik ben nooit gebeld door een man. Wellicht belden mannen andere bestuursleden. Vrouwen bellen uitgerekend de vrouw, met wie ze zich kunnen identificeren en dan willen ze weten, zou het iets voor mij zijn?

Het zijn allemaal van die haantjes, allemaal van die mannen die kunnen waarschijnlijk heel veel, daar pas ik niet tussen.

Is het belangrijk om een voorbeeld te hebben?

Ja, zo zit ik ook in elkaar. Je kijkt naar de samenstelling van die groep en vraagt jezelf af of jij het zou kunnen. Het helpt niet als het een omgeving is met heel veel mannen en je de identificatie met een (andere) vrouw mist. Dan denk je eerder, het zijn allemaal van die haantjes, allemaal van die mannen die kunnen waarschijnlijk heel veel, daar pas ik niet tussen.

Of dat typisch CU is, durf ik niet te zeggen, maar op het partijbureau, waar ze de ondersteuning doen van alle raadsleden, verzuchten ze dat heel veel van het raadswerk gebeurt op momenten dat vrouwen voelen dat ze thuis moeten zijn. Ik heb een dochtertje van bijna 2 en dat maakt het raadswerk inderdaad op sommige momenten echt lastig en pittig. Niet eens voor mij, maar voor mijn man. Je bent sowieso twee avonden in de week en vaak tijdens het avondeten weg. En iedere week een compleet nieuwe agenda, en je wilt er ook nog bij werken. Als je een beetje ambitie hebt, is het lastig te matchen. Als je het allemaal goed wil doen, is het lastig te combineren, dat heeft ook met de opzet van het raadswerk te maken.

Een voorbeeld; toen mijn dochtertje klein was en ik de borstvoeding aan het afbouwen was, zat ik met mijn man te appen, je moet er nog maar even wiegen ofzo, zorg dat ze niet huilt, want het raadsdebat loopt een uur uit. Daarna heel snel naar huis gefietst om mijn dochtertje te voeden. Dat zijn momenten dat je denkt, kan dat wel? Op je werk weet je veel beter waar je aan toe bent. Op je werk kun je makkelijker weg, als het moet.

Er zijn harstikke veel vrouwen tussen de 30 en 45, die in het spitsuur van hun leven zitten en zich heel erg verantwoordelijk voelen voor thuis. Moet je eens kijken wat voor grote groep vrouwen dan afhaakt om die reden. Als het een 9-tot-5 functie zou zijn, twee dagen in de week, zou het er heel anders uit zien. Het is onvoldoende ingericht op vrouwen, dat is een zorg.

Merk je iets in de cultuur van jouw partij?

Misschien nemen CU-vrouwen de taak thuis nog serieuzer of voelen ze meer ‘gezin, hoeksteen van de samenleving’ of ‘misschien moet ik thuis zijn’. Daar kan ik me iets bij voorstellen.

Wat vind je het leukste aan je raadswerk?

De dynamiek en afwisseling is heel erg leuk, er liggen continu onvoorspelbare maar wel telkens andere dossiers op je bordje, waar je helemaal in kan duiken, waar je iets van mag vinden, waar je over moet stemmen. Telkens nieuwe discussies, nieuwe debatten, nieuwe thema’s.

De onderwerpen die we bespreken, zijn onderdeel van de stad waar je doorheen fietst. Vanmiddag bijvoorbeeld ga ik mondelinge vragen stellen over een hele drukke verkeersknoop, waar ik vandaag al twee keer voorbij ben gefietst. Het is zo concreet en tastbaar, wat je hier doet.

Mijn carrière begon in de Tweede Kamerfractie van de CU. Daar was het algemene gevoelen van je moet daar zijn, dáár gebeurt het, en het lokale is belangrijk maar wel heel detaillistisch. Ik weet niet of dat een bepaald dédain was, maar we hadden met elkaar de indruk dat de Tweede Kamer het summum was. Terwijl ik daar helemaal op terugkom, wat daar gebeurt, is juist abstract voor mensen, het haalt wel Nieuwsuur iedere dag, maar wat we hier aan doen zijn, grijpt echt in op ondernemers, inwoners en gezinnen.

Hoe is je gedachtegoed gevormd?

Door mijn ouders, die zaten bij één van de voorlopers van de CU, het Gereformeerd Politiek Verbond. Mijn moeder was op jonge leeftijd politiek actief als steunfractielid (burgerlid). Maar belangrijker, ze was altijd heel maatschappelijk betrokken. We keken bepaalde televisieprogramma’s, lazen bepaalde kranten en voerden bepaalde discussies samen. Bij ons was om 8 uur s avonds het koffie-moment met het journaal, terwijl je er ook voor kunt kiezen om met z’n allen Goede tijden, Slechte tijden te kijken. Bij ons thuis was het belangrijk dat je op de hoogte was van wat er gebeurde. We zijn nog steeds vaak met elkaar in debat over waar het heengaat met de wereld, dat is typerend voor ons gezin. Ik was vrij jong toen ik iets met politiek wilde gaan doen.

Wat voor rol speelt religie in de vorming van je gedachtegoed?

Die invloed is heel groot is en ik niet weet hoe groot. Ik ben kerkelijk opgevoed, meer aan de orthodoxe kant dan aan de vrijzinnige kant. Wij gingen vroeger altijd twee keer naar de kerk op zondag. Op de basisschool ging iedereen naar de kerk en alle ouders waren christelijk. De middelbare school was meer een mix. Religie heeft een hele grote rol gespeeld in mijn opvoeding en mijn normen-en-waarden kader bepaald, de manier waarop ik naar de wereld kijk.

Wij noemen dat naastenliefde, een Bijbelse term. Niet-christenen doen net zoveel goed werk

Heb je daar een voorbeeld van?

Mijn moeder is de eerste zestien jaar dat ze kinderen had, thuis gebleven om voor ons te zorgen, maar ze was altijd heel erg betrokken bij vrouwen van de kerk die issues hadden. Ze waste, ze streek en ze maakte huizen schoon. Dat zie ik ook bij onze partij. Steun voor vrijwilligerswerk is één van onze vier speerpunten. De ChristenUnie heeft als speerpunt om mensen die geheel belangeloos bergen werk verzetten voor anderen enorm te waarderen en faciliteren waar het kan, vanuit de overheid. Wij noemen dat naastenliefde, een Bijbelse term. Niet-christenen doen net zoveel goed werk, maar die hebben misschien een andere motivator. En dat geldt voor meer onderwerpen.

Deze week had ik sollicitatiegesprekken voor een nieuwe fractiemedewerker. Een sollicitant vroeg hoe je een milieuzone op basis van je CU-gedachtegoed kunt verdedigen. We gaan echt niet op basis van een onderwerp, zoals de milieuzone, kijken wat er in de bijbel staat, want dan kom je niet zo ver, maar het gaat veel meer over je visie op de samenleving, die wij samenvatten in rentmeesterschap en rechtvaardigheid en vanuit rentmeesterschap kijk je naar de aarde. Mensen van GroenLinks bijvoorbeeld, kijken ook op een bepaalde manier naar de aarde, maar die noemen het misschien anders en die betrekken daar niet bij dat ze geloven in een schepping, waar ze goed voor moeten zorgen, zoals wij geloven in een schepping. Dus je achtergrond is anders, maar het kan je op hetzelfde punt brengen. In het geval van de milieuzone besluit je, we willen een beter milieu en welke maatregelen nemen we?

Hoe combineer je je baan als manager public affairs bij het Leger des Heils met je raadswerk?

Soms botst dat hevig. Ik ben gezegend met heel veel energie, ik kan goed plannen en soms word ik echt knettergek. Dan ben ik blij dat het weer een weekje reces is om bij te tanken. Daar heb ik mee geworsteld voor de volgende raadsperiode. Helaas heb ik moeten besluiten om mij niet opnieuw verkiesbaar te stellen. Een moeilijke keuze, het raadswerk in een stad zoals Utrecht is eigenlijk te weinig om je hele maatschappelijke carrière er vier jaar voor opzij te zetten, maar het is te veel om het naast een fatsoenlijke baan te doen. Dit gaat een steeds groter probleem worden, ook bij de werving van mensen. Je wil niet een stadhuis vol met pensionado’s en studenten die dit er bij doen. Als je kijkt naar de gemiddelde leeftijd in de Utrechtse gemeenteraad, is het merendeel tussen de 30 en 45, die én banen hebben én ambitie en misschien een gezin.

Bij het Leger des Heils werk ik officieel 28 uur, dat zijn er gemiddeld 30. Voor het raadswerk staat gemiddeld 23 uur per week, het verschilt nogal eens, je hebt ook uitschieters, soms is het 30 uur, soms is het 20 uur. Bij elkaar is het fulltime plus. Zo ervaar ik het natuurlijk niet altijd, je hebt veel afspraken en werkbezoeken die hartstikke leuk zijn, soms aansluiten bij mijn dagelijkse werk, dus het voelt niet altijd als werk, maar je bent veel uren van huis.  Hiervoor was ik freelancer. Freelancen naast het raadswerk is een betere combinatie. Je bent vrijer. Er zijn raadsleden die freelancen, maar het merendeel heeft gewoon een functie.

Op dat moment heb je het meeste gevoel van samenhorigheid, omdat je toch allemaal als solisten aan het werk bent, zelfs in je eigen fractie, en in zo’n raadsdebat ben je één raad.

Wat vind je het meest uitdagende van je raadswerk?

Ik vind de raadsvergadering altijd érg leuk, steeds een hoogtepunt! Het verveelt nooit, daar heb ik altijd veel zin in. Het spel eromheen, snel nog een motie maken of ter plekke aanpassen, je verwoordt het net zo dat je nog een partij mee hebt, het hele lobbycircuit is heel leuk. Heel veel komt aan op het laatste moment, met die deadlines, je zit in een snelkookpan met z’n allen. Daar haal ik heel veel energie uit. En dan kijken of het je net lukt, gespeeld boos zijn als het niet lukt. Hele leuke momenten! Op dat moment heb je het meeste gevoel van samenhorigheid, omdat je toch allemaal als solisten aan het werk bent, zelfs in je eigen fractie, en in zo’n raadsdebat ben je één raad. De sfeer is in de Utrechtse raad is altijd goed. Er zijn weinig partijen die elkaar echt naar het leven staan, of mensen met wie het totaal niet klikt. De sfeer is fijn en je gunt elkaar wat. 

Waar ben je het meest trots op?

Er is een aantal dossiers waar ik heel vasthoudend op ben geweest, die telkens weer terugkomen. Eén van de dingen die ik voor elkaar heb gekregen, is dat we voortaan in alle verantwoordingen ook meten aan de norm van de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO). Voor luchtkwaliteit meten we voorheen altijd met de EU-normen, maar die is nog steeds hartstikke smerig. Het lijkt iets heel kleins, maar je ziet het telkens weer terugkomen in verantwoordingen. Eerst constateerden we met elkaar ‘we zitten onder de EU-norm, alles gaat goed’. Nu krijg je heel inzichtelijk, we zitten nog ver boven een norm die dé WHO heeft opgesteld, dus het gaat helemaal niet goed. En nu praten we met elkaar welke interventies nodig zijn om die lucht te verbeteren.

Een ander principieel punt is het onderhoud voor gemeentelijk religieus erfgoed. Het college (D66, GroenLinks, VVD en SP) had bij haar aantreden besloten dat middelen voor onderhoud van gemeentelijk religieus erfgoed werden geschrapt. Ze wilden geen geld meer geven aan kerken voor onderhoud en voerde dat door als ‘seculariseren van de beleidsmaatregel’. We zijn er drie jaar mee bezig geweest, maar vorige maand is de nieuwe visie over religieus erfgoed aangenomen. Daar staat in hoe we omgaan met al die oude gebouwen, waarvan enkelen leeg komen te staan, maar waar mensen wellicht nog wel in willen rouwen of trouwen. Gebouwen die nog wel gebruikt worden of waar we allemaal naar kijken maar geen religieuze functie meer hebben.

Wat ik mooi vind aan die hele transitie, D66 zei in het begin dat ze zich niet met religieus erfgoed wilden bemoeien. Wij hebben ze, samen met het CDA, kunnen overtuigen. Ik bemerkte wat antipathie of allergie tegen dat religieuze aspect bij de andere partijen. Blijkbaar hebben we een beeld kunnen bijstellen en zo samen met CDA, GL, D66 en PvdA een meerderheid gevormd om de wethouder te dwingen om met een nieuwe visie te komen. Daar ben ik trots op.

Waarom vind je het belangrijk om politiek actief te zijn?

Ik zie het als middel om iets bij te dragen aan de samenleving. Dat kan op heel veel fronten. Andere mensen zijn er heel goed in om zich als vrijwilliger in te zetten in de zorg, hulpverlening of ergens koffie te gaan schenken in een buurthuis. Dit is mijn manier, omdat ik politiek ontzettend leuk vind en ik heb er talent voor. Iedereen krijgt zijn of haar talenten, die moet je zo goed mogelijk inzetten. Dit is mijn talent, dus ik ben hier.

Mannen zitten met hun ego in de weg

Wat zijn jouw talenten?

Ik kan heel snel beoordelen of bepaald beleid steunt hoe wij de samenleving zien, ik kan dat verwoorden en daarvoor lobbyen. Dat maakt mij een goede vertegenwoordiger van mijn partij en haar standpunten. Er zijn heel veel facetten die je tot een goede politicus kunnen maken, maar deze talenten zijn handig.

Ik ben heel goed in het zoeken naar een oplossing, op alle fronten. Ik kan goed onderhandelen, kijken waar de ruimte zit om er uit te komen. Bijvoorbeeld de kerkenvisie, ik probeer het te kantelen. Als hier jullie pijn zit, ga ik kijken hoe ik dat beeld kan kantelen waardoor het een visie wordt voor al het erfgoed met ooit een religieuze bestemming. Dus continu met een stip op de horizon; waar wil je uiteindelijk eindigen en hoe bereik je dat. En ik ben resultaatgericht. Ik hou voor ogen wat relevant is en of ik het moet doen, of zijn er misschien andere raadsleden die er in duiken.

Verschillen mannen en vrouwen in de politiek?

Mannen hebben een groter ego over het algemeen. In Utrecht zijn er twee grote commissies, Stad & Ruimte en Mens & Samenleving. Ik zit in Stad & Ruimte en mijn collega zit in Mens & Samenleving. Wat atypisch is want hij zit met heel veel vrouwen en ik zit met het merendeel mannen.

Er is uitgerekend hoeveel spreektijd beide commissies gebruiken, en de commissie Stad & Ruimte gebruikt altijd meer spreektijd. Terwijl je zou denken, er zitten allemaal vrouwen bij elkaar in de commissie Mens & Samenleving, dan houdt het niet op. Maar mannen willen allemaal hun zegje doen, ook al is het al gezegd. Dat heb ik vaak in een setting met kerels als je een rondje doet aan het eind van een vergadering. Vrouwen zeggen ‘nee, alles is al gezegd, nee, niks meer toe te voegen’. Een man zegt ‘nou op zich, wat hij zei ben ik het helemaal mee eens, want’ en vervolgens gaan ze precies hetzelfde verhaal nog een keer doen. Ook in de politiek hebben mannen meer tijd nodig om hun punt te maken.

En, meer mannen in de raad zien een uitgestippelde carrière voor zichzelf in het politieke of bestuurlijke domein. Zij hebben duidelijk voor ogen, ik word eerst dit en dan dat, en dan moet ik dit doen of die spreken. Zij hebben bijvoorbeeld bedacht ‘ik wil wethouder worden of ik ga naar Den Haag’. Mannen zijn daar meer mee bezig dan vrouwen. Als ik kijk naar de huidige raad, weet ik zo een paar mannen die voorgesorteerd staan, van de vrouwen weet ik er misschien eentje. Mannen doen het meer met voorbedachten rade terwijl vrouwen meer bezig zijn met de vragen kan ik dit, wil ik dit, past dit, hoe vul ik het zo goed mogelijk in.

Als vrouw moet je meer mee brengen om respect te verdienen. Het is niet zo dat ze je en public neersabelen, maar je voelt wie er écht mee doen en wie net niet. In een commissiedebat of raadsvergadering word je gekeurd. Als vrouw moet je het 1,5 keer zo goed doen voordat anderen zeggen ‘ja, die is ook goed’.

Mannen zitten met hun ego in de weg, je ziet dat bij ook veel bedrijven, bij het leger des heils zijn ook meer mannen in leidinggevende functies dan vrouwen. Maar in de politiek zijn het dubbelop haantjes. Alle mensen in de politiek hebben rare trekjes en de mannen ook, dus dat is dubbelop. Het zijn haantjes met ego’s, een lastige combi.

Als ik kijk naar de huidige raad, weet ik zo een paar mannen die voorgesorteerd staan, van de vrouwen weet ik er misschien eentje.

Wat voor tips wil je vrouwen geven die politiek actief willen worden?

– Bedenk heel goed; wanneer werkt het voor jou, praktisch of mentaal, wanneer past het. En ga daarover in gesprek.

– Als je er alleen maar aan denkt om actief te worden, moet je het doen, dan is er blijkbaar iets wat triggert.

Welk politiek talent wil je een shout out geven?

Eva van Esch van de Partij voor de Dieren. Een powervrouw, zij doet het ontzettend goed. Heel leuk om te zien. Ze is heel erg gegroeid. Ze moest haar hele rol bevechten en haar plek innemen. Er was niet eens een portefeuille dierenwelzijn en er was nog nooit een nota dierenwelzijn verschenen in Utrecht, dat heeft ze allemaal moeten organiseren.

Ze heeft enorm veel moeten knokken. In het begin was het lastig om te dealen met weerstand, maar ze heeft dat helemaal om weten te zetten in positieve energie met een grapje en een lach. En ze heeft leren onderhandelen, wanneer past het wel. Dat heeft ze knap gedaan. In je eentje in de raad zitten, als vrouw. Ze heeft het respect van iedereen, ook van de kerels.

En ze wil door als lijsttrekker in 2018!

Lees hier ook het artikel in Opzij met oa Jolande Uringa.

 

 

Mijn gekozen waardering € -

Schrijft over vrouwen in de politiek, politiek, diversiteit, gendergelijkheid