Meer zelfdoding door politiemensen: ‘Neem dienstwapen af als agent geestelijk in de war is’

Politiemensen plegen vaker zelfmoord, en gebruiken hiervoor in veel gevallen hun dienstwapen. 'Vraag het elke willekeurige politieman, hij kan zo vijf voorbeelden opnoemen van collega’s die er niet meer zijn, omdat ze het niet meer zagen zitten.'

Het is een kort bericht op de website van een landelijke krant, op 12 september 2010. Een 60-jarige politieman heeft de dag ervoor een einde aan zijn leven gemaakt. Rond vijf uur, aan de Stationsweg, in het Gelderse Wezep. Volgens de politie van het korps Noord- en Oost Gelderland heeft de agent ‘zichzelf met een vuurwapen om het leven gebracht’. De krant meldt dat binnen het korps met verslagenheid is gereageerd op het nieuws. Uit piëteit met de familie doet de politie verder geen mededelingen over het incident en de identiteit van de man. Meer van dit soort incidenten hebben in de afgelopen jaren de samenleving geschokt. 

Afscheidsbrieven

Het is vrijdag 9 december 2011. Aan het begin van de avond loopt de 25-jarige Gino Paratore een C-1000 binnen in zijn woonplaats Almelo. Hij is agent in opleiding bij het korps Amsterdam-Amstelland. De in het zwart geklede Gino loopt op de 17-jarige caissière achter de sigarettenbalie van de supermarkt af, en begint dan plotseling op haar te schieten. Hulzen vliegen door de winkel, omstanders maken zich uit de voeten. 

Gino heeft het meisje drie keer geraakt. Toegesnelde politiemensen proberen haar nog te reanimeren, maar dat haalt niets meer uit. Kort erna vinden politiecollega’s het lichaam van de leerling-politieman in zijn huis, aan de andere kant van de stad. Hij heeft zichzelf om het leven gebracht. In het huis worden afscheidsbrieven gevonden. Het meisje in de supermarkt is zijn ex-vriendin, Ashana. De oorzaak voor de schietpartij moet waarschijnlijk worden gezocht in de afwijzing van de 25-jarige jongen door het meisje. Kort na de moord verstuurt hij nog een sms’je aan zijn moeder, waarin hij afscheid van haar neemt. 

'Collega's vinden het lichaam van de leerling-politieman in zijn huis'

De discussie over het meenemen naar huis van het dienstwapen door agenten laait na de dood van Ashana op. Minister Opstelten van Justitie en Veiligheid (VVD) laat weten te gaan bekijken hoe politieagenten omgaan met hun dienstwapen, als ze buiten dienst zijn. Het onderzoek moet uitwijzen hoe de voorschriften hiervoor in de praktijk worden toegepast, stelt hij. Ook wil Opstelten betere training voor agenten, en opvang na incidenten. Er zou bij de werving en selectie meer aandacht moeten komen voor de mentale weerbaarheid van de kandidaten. De Raad van Korpschefs ziet het dienstwapen niet in eerste instantie als boosdoener. Volgens de korpschefs is het wapen slechts een middel en ligt de oorzaak dieper. Voorzitter Gerrit van de Kamp van politievakbond ACP is geschokt door de schietpartij. ‘Collega’s van de man zijn bezig met de vraag of ze iets hadden kunnen doen’, licht hij toe. ‘Maar ik zou niet weten hoe je zoiets zou kunnen voorkomen.’

Met politiepistool van leven beroofd

De dood van leerling-politieman Gino blijkt korte tijd later helaas niet op zichzelf te staan. Nog geen drie maanden later is het alweer een agent in opleiding van het korps Amsterdam-Amstelland die het leven niet meer ziet zitten. De 20-jarige IJmuidense jongen wordt op 27 januari 2012, nog geen twee maanden na zelfmoord van Gino, dood gevonden in zijn huis aan de Liedeweg, in Haarlemmerliede. Ook hij heeft, even voor middernacht, zijn dienstwapen tegen zichzelf gebruikt, blijkt uit onderzoek van de Rijksrecherche. Wat er precies in de woning is gebeurd en waarom, daarover doet het Openbaar Ministerie verder geen mededelingen.

Een week later gaat het weer mis. Opmerkelijk genoeg op een steenworp afstand van de plek waar op 27 januari de 20-jarige agent is gevonden. Het is de middag van 6 februari 2012. Of er verband is tussen de twee gevallen wordt niet duidelijk, maar een paar kilometer afstand van Haarlemmerliede wordt een 30-jarige politieman dood aangetroffen, in een hotel in Zandvoort. Ook hij heeft zich met een politiepistool van het leven beroofd. 

Na de drie zelfmoorden van jonge politieagenten zijn minister Opstelten, de Raad van Korpschefs en de politievakbonden ‘verbouwereerd en bedroefd’. De minister van Veiligheid en Justitie roept op tot beter toezicht op het welzijn van aspirant-agenten op de Politieacademie. Maar er zou volgens de bonden ook breder gekeken moeten worden. Bij de incidenten ging het om jonge agenten, maar hoe zit het eigenlijk met de hoeveelheid zelfdodingen in de andere leeftijdscategorieën? De bonden wijzen erop dat de psychosociale druk op agenten de laatste jaren is toegenomen. Zo opereren agenten vaker individueel en steeds minder in vast teamverband, waardoor de sociale controle zou zijn afgenomen, aldus voorzitter Gerrit van de Kamp van de ACP. 

Het is niet voor het eerst dat wordt gewaarschuwd voor de gevolgen van de stress die politieagenten in hun werk ervaren, en de mogelijke consequenties ervan. Toch kan een verband tussen de spanningen die politieagenten ervaren en de zelfmoorden niet direct gelegd worden. Begin jaren negentig laat de Nederlandse politie wel al eens onderzoek doen naar de psychische gevolgen van traumatische politie-ervaringen. 

De Nederlandse psychologen Berthold Gersons en Ingrid Carlier concluderen dan dat politiemensen in de praktijk met ‘zeer gewelddadige en deprimerende gebeurtenissen’ worden geconfronteerd. Ze stellen vast dat de frequentie van dit soort ingrijpende voorvallen hoog is, en dat politiemensen als gevolg daarvan maar weinig tijd hebben om hun traumatische ervaringen te verwerken. Ze voegen eraan toe dat politiemensen om die reden extra aandacht verdienen. Door hun werkervaringen kunnen ze anders ernstige psychische schade oplopen, of zelfs een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS). Carlier en Gersons denken dat zo’n 10 tot 35 procent van de Nederlandse politieagenten in hun loopbaan vroeg of laat PTSS oploopt. De twee wetenschappers benadrukken dat PTSS van grote invloed kan zijn op het functioneren van politiemensen, zowel op het werk als in de privésituatie. Zij waarschuwen dat de preventie van psychische schade door traumatische politie-ervaringen belangrijk is, omdat het op langere termijn kan leiden tot de afkeuring van politiemensen. Of zelfs, tot suïcide.

Registratie laat te wensen over

Bijna twintig jaar na het onderzoek van Carlier en Gersons doet politieonderzoeker Jaap Timmer onderzoek naar het aantal zelfdodingen onder agenten in ons land. Daaruit komt vooral naar voren dat de politie eigenlijk niet weet hoe ernstig het probleem is, omdat de registratie ervan te wensen overlaat. De Nederlandse politie heeft als werkgever geen inzicht in het verschijnsel politiesuïcide onder de eigen werknemers, zo stellen de onderzoekers. Daardoor gaat volgens hen waardevolle informatie verloren en mist de organisatie een kans om op dit punt een goede werkgever te zijn en maatregelen te nemen op het gebied van preventie, begeleiding en nazorg. Timmer kan wel een schatting doen naar het zelfmoordcijfer onder politiemensen. Het zelfdodingcijfer onder Nederlandse ambtenaren van politie zou 10,5 per 100.000 zijn. Timmer noemt dit een ‘zeer conservatieve en voorzichtige schatting’. Dat aantal is iets hoger is dan de 9,2 per 100.000 gemiddeld onder de Nederlandse bevolking. 

Timmer vertaalt zijn schatting naar de praktijk: de Nederlandse politie telt in totaal ongeveer 65.000 medewerkers. Een vergelijking met het landelijke zelfmoordpercentage zou erop neerkomen dat jaarlijks vijf tot zes ambtenaren van de politie suïcide zouden plegen, statistisch gezien. Timmer en zijn collega’s adviseren de politie om verder onderzoek te laten uitvoeren naar de aard, omvang, achtergronden en gevolgen van zelfdoding door ambtenaren van politie. en mogelijke verklaringen hiervoor. Ook wijzen de onderzoekers erop dat de politie bij de vernieuwing van haar registratiesystemen beter moet toezien op het gebruik van de juiste codes en protocollen na zelfmoord onder collega’s. Het inventariserende onderzoek van Timmer levert voor de Nederlandse politie eigenlijk meer vragen dan antwoorden op. 
Er is volgens Jaap Timmer ook buitenlands onderzoek waaruit blijkt dat het zelfmoordcijfer bij politiemensen wel eens drie keer zo hoog zou kunnen zijn als het percentage van 9,2 personen per 100.000. Dat levert een schatting op van tussen de 15 en 18 gevallen van suïcide per 100.000 medewerkers per jaar op. Die cijfers zouden vertekend zijn, omdat zich in de loop der jaren ook gevallen voordeden waarin politiemensen niet alleen zichzelf doden, maar ook hun partner, en een enkele keer de kinderen.

Timmer vertelt hoe naar aanleiding van zijn onderzoek uit 2011, dat werd uitgevoerd naar een periode van vijf jaar, kon vaststellen dat zeker 20 politiemensen zichzelf om het leven brachten: ‘Dat waren de gevallen die ik boven water kreeg, van politiemensen die over het algemeen tussen de 25 en 45 waren, jong genoeg dus. Maar ik weet zeker dat ze dit niet allemaal waren. Vraag het elke willekeurige politieman, hij kan zo vijf voorbeelden opnoemen van collega’s die er niet meer zijn, omdat ze het niet meer zagen zitten. Daar zitten ook gevallen bij waarin niet het dienstwapen is gebruikt. Er zijn in Nederland voorbeelden van politiemensen die zich voor de trein hebben gegooid, zich hebben verhangen, of er met chemische middelen een einde aan hebben gemaakt. Ik schat dat dit om zo’n vijf à tien gevallen per jaar gaat.’ 

'Zeker 20 politiemensen van tussen de 25 en 45 jaar pleegden zelfmoord'

Annika Smit zit op het terras van De Basis, het centrum waar sinds jaar en dag oorlogsslachtoffers worden opgevangen, op de Utrechtse Heuvelrug. Het centrum biedt inmiddels ook ondersteuning na ‘ingrijpende gebeurtenissen’ aan ambulancepersoneel, politie- en brandweermensen, en openbaar vervoermedewerkers. In de huisjes om het centrum heen wonen niet-militairen die op een of andere manier zwaar zijn getroffen door oorlogsgeweld. Sindskort heeft ook de Nederlandse politieorganisatie er kantoorruimte, nu er meer aandacht is gekomen voor PTSS bij agenten en rechercheurs. Smit was in 2012 namens de Politieacademie als coördinator betrokken bij het onderzoek naar PTSS’ers die in behandeling waren bij de speciale Politiepoli in Diemen. Zij kwam een bijna onuitputtelijke hoeveelheid van incidenten in de dossiers tegen die politiemensen in hun werk hadden meegemaakt: ‘Van reanimaties die veel impact hebben, tot aan gebeurtenissen met kinderen, die altijd als heftig worden beschouwd. Daar is het professionele harnas dat de politieman om zichzelf heeft opgebouwd vaak niet tegen bestand.’

Kwetsbaar op je werk

Smit vindt dat in de publiciteit de trauma’s die politiemensen oplopen bij grootschalige evenementen, zoals het uit de hand gelopen dance-feest in Hoek van Holland, te veel aandacht krijgen. Ze geeft aan dat de druk die politiemensen ervaren vooral een optelsom is van zaken die juist nooit de krant halen: ‘Dat begint al bij het feit dat een politieman voortdurend in onregelmatige diensten moet werken, waardoor zijn biologische ritme van slag raakt, terwijl hij in zijn werk wel altijd alert en scherp moet zijn.’ De belasting van politiemensen hangt ook af van de functie die ze hebben: ‘Er is nogal een verschil tussen hoe de forensisch rechercheur die bijvoorbeeld bij een moord wordt ingezet zijn werk doet, of de meldkamercentralist. Of de 25-jarige agent die net is afgestudeerd en in de noodhulp rondrijdt.’ 

Smit stelt vast dat er maar weinig echt betrouwbaar onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van trauma’s bij politieagenten: ‘Vaak ontbreekt een representatieve steekproef. Bijvoorbeeld als onderzoek rechtstreeks is gekoppeld aan de gevolgen voor politiemensen van grootschalige gebeurtenissen. Dan kun je niet spreken over een willekeurig gekozen onderzoeksgroep.’ De onderzoekster heeft wel sterk de indruk dat er de laatste jaren niet meer politiemensen PTSS hebben opgelopen, of de symptomen daarvan. ‘Het probleem lijkt niet erger te zijn geworden’, stelt ze. ‘Hoewel dit lastig te bepalen, omdat er in het verleden niet veel onderzoek naar is verricht.’ 

De onderzoeker is juist onder de indruk van hoe politiemensen zich in hun werk handhaven: ‘Ik denk dat zij wonderbaarlijk gezond zijn, als je er rekening mee houdt wat ze elke dag voor hun kiezen krijgen.’ De onderzoeker ziet dat het vaak pas een combinatie van stress in de werkomgeving én prive is, waardoor politiemensen in de problemen geraken: ‘Als je kwetsbaar bent op je werk, en je staat privé onder druk, dan kan de belasting te groot worden.’ 

Impact op straat

Een onderschatte oorzaak van stress die politiemensen ervaren, is de werkomgeving: ‘Als het materiaal waar je mee werkt niet goed is, of als de leidinggevende of je collega’s je niet ondersteunen en je daardoor geïsoleerd raakt, dan kan dat een enorme bron van stress zijn. Maak je buiten op straat iets mee waarvan de impact zijn uitwerking kan hebben, dan wordt dat misschien echt een probleem als je op het bureau de ondersteuning mist. Ook een reorganisatie, die onzekerheid over de functie van de politiemedewerker met zich meebrengt, kan van invloed zijn.’ Smit ziet dat de instelling van veel agenten kan bijdragen aan de spanning die zij ervaren: ‘Politiemedewerkers zijn vaak mensen met een hoge moraal. Dat is ook waarom zij vaak voor een loopbaan bij de politie hebben gekozen: omdat ze iets willen verbeteren. Maar dat brengt met zich mee dat ze ook kritischer naar de eigen organisatie kijken.’ 

Wat ook invloed kan hebben op de individuele politieman- of vrouw, is hoe de publieke opinie met ze omgaat. Met name wat er in de media gebeurd, heeft impact: ‘Er zijn veel zaken die op ongenuanceerde manier breeduit in die media worden uitgemeten, waarvan medewerkers die er direct mee te maken hebben in hun werk, weten dat dit aantoonbaar niet klopt. Omdat het vaak om lopende zaken gaat, kunnen zij er vervolgens niets over zeggen. Dat is frustrerend, vooral omdat burgers sowieso vaak nauwelijks kennis hebben over de zaken waar ze zich over uitspreken.’

Omdat individuele politiemedewerkers als de vertegenwoordigers van hun organisatie worden gezien, worden zij op die manier ook vaak aangesproken: ‘Mensen onthouden vaak de negatieve verhalen die in de media zijn verschenen, waarmee ze vervolgens politiemensen die ze kennen of tegenkomen confronteren. Ik heb politiemensen gesproken die hier echt last van hadden.’   

Annika Smit waarschuwt er voor dat de opbouw van spanning in het politiewerk, en de zelfdoding door politiemedewerkers niet automatisch als een gevolg van elkaar moet worden gezien: ‘Suïcide bij politiemensen hoeft helemaal geen uitvloeisel te zijn van de trauma’s die zij oplopen. Je zou wel voorzichtig kunnen zeggen dat er gevallen bekend zijn waarin het verband tussen de ervaringen in het vak en de suïcide aanwezig lijkt te zijn. Achteraf is dat altijd lastig te beoordelen, omdat je nu eenmaal niet in iemands hoofd kunt kijken. Ik ken ook verhalen van nabestaanden die uitdrukkelijk aangaven dat de zelfdoding niets te maken had met het beroep van politieagent. Je moet opletten met wie je spreekt als je denkt vast te stellen dat veel politiemensen gevallen kennen van suïcide onder hun collega’s. Ik kom ook veel mensen tegen die aangeven daar nooit iets over te hebben gehoord.’ 

Smit legt uit dat de politie vanwege het grote aantal medewerkers om statistieke redenen per definitie te maken zal krijgen met medewerkers die zichzelf om het leven brengen: ‘We moeten er dus voor oppassen dat we die niet direct toeschrijven aan de belasting van het vak. Aan de andere kant moet de politie daar wel alert op blijven, en de zelfdodingen per geval blijven bekijken.’

'Politie moet alert blijven op zelfdodingen als gevolg van belasting vak'

Het feit dat het dienstpistool in een aantal gevallen van suïcide of homocide-suïcide (het om het leven brengen van anderen, naast jezelf, JvdW) is gebruikt, is volgens de onderzoeker bij de politie een thema dat niet wordt onderschat: ‘Als je medewerkers een beroep hebben, waarbij je ze iets beschikbaar stelt waarmee ze zichzelf om het leven kunnen brengen, dan verplicht je je als organisatie om goed te weten hoe je dat zo veilig mogelijk doet.’ 

De regel is dat het dienstwapen wordt afgenomen, zodra er twijfel is over de geestelijke staat waarin een medewerker verkeert. ‘Maar er zijn ook gevallen bekend waarin politiemensen hun wapen werd afgenomen, omdat het in bezit hebben daarvan niet meer verantwoord zou zijn, maar die toch dezelfde dag nog op een andere manier een einde aan hun leven maakten. Het is geen garantie dat die persoon geen suïcide zal plegen. Zo eenvoudig ligt dat niet. Het afnemen van het dienstpistool kan daarnaast door de agent ook als heel belastend worden ervaren. Dat moet dus een zorgvuldige afweging zijn.’ 

Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk uit het boek ‘Onder spanning, Werken bij de politie’, door journalist Joost van der Wegen, uitgegeven bij uitgeverij Crimesite (november 2013). Het boek is verkrijgbaar bij de boekhandel of bij Bol.com

Mijn gekozen waardering € -

Joost van der Wegen (1970) is (onderzoeks)-journalist op het gebied van criminaliteit, politie en justitie, inlichtingendiensten, slachtofferschap, en drugsbeleid. Hij publiceerde hierover onder meer in Metro, Panorama, Crimelink en Vrij Nederland. Voor Crimesite schreef hij het boek 'Onder spanning’, over politiewerk en PTSS. In 2018 werden zijn verzamelde misdaadreportages gebundeld in ‘Moordboek’ (Just Publishers).