Met Kasteel Ruurlo heeft Carel Willink zijn eigen postume paleis in de Achterhoek

"Mijn cadeautje aan de Achterhoek," zei miljardair en kunstverzamelaar Hans Melchers in 2015 over dit megaproject. Gisteren opende Kasteel Ruurlo zijn poorten voor het grote publiek. Het was nog vroeg in de middag toen de teller al op 500 bezoekers stond.

De waterlelies voelen zich allang thuis in de grote vijver, maar langs de wal blijken de graszoden nog niet helemaal aaneengegroeid. Het is nog vóór de officiële opening dat een voorhoede van gasten alvast mag rondneuzen. De reusachtige witte puntmutsen van de partytenten − bedoeld voor de feestelijke aftrap − beletten tijdelijk een optimaal zicht op het Engelse landschapspark met zijn sierlijke slingerpaden, zachte glooiingen en idyllische doorkijkjes.

Precies twee jaar na de opening van Museum MORE in Gorssel worden we verwelkomd op Kasteel Ruurlo, de nieuwe dependance van het MORE. Nou ja, nieuw; het buitenaanzicht stamt grotendeels uit de zestiende en zeventiende eeuw. Ook binnen zijn veel authentieke details bewaard gebleven of gerestaureerd. Wel gloednieuw is de glazen toegangsbrug; een elegante eyecatcher naar ontwerp van Hans van Heeswijk, tevens architect van het MORE-gebouw in Gorssel.

Jongensdroom

Sommigen zullen dit sprookjeskasteel herkennen als ‘Het Trappenhuis’ uit de jeugdserie ‘De Zevensprong’ (1981/1982). Voor kunstverzamelaar Hans Melchers, geestelijk vader van Museum MORE, is Kasteel Ruurlo in de huidige staat ‘een jongensdroom die is uitgekomen’. Het voormalige gemeentehuis fascineerde hem als kind al wanneer hij er langs fietste. In 2013 kocht hij het aan en liet het restaureren tot een monumentaal onderkomen voor zijn omvangrijke Willink-collectie: vijftig doeken en ruim honderd werken op papier. “Een eerbetoon zoals elke kunstenaar zich dat zou wensen,” meent artistiek directeur Ype Koopmans.

Verrassend is het damast waarmee de wanden zijn bespannen. Het forse moiré-patroon in biljartgroen, petrol-blauw of aubergine-paars sluit wonderwel aan bij de eikenhouten lambriseringen en het met bloemmotieven ingelegde parket. En de werken van Willink doen het weer wonderwel op dat damast. Zoals de ‘Kameel in het park van Versailles’ (1956). “Opgesloten dieren stemden Carel droevig en hij had er plezier in om ze in een mooi park te zetten,” vertelde Willinks weduwe Sylvia Quiël hierover.
Het ontbreken van de bordjes met naam, titel en techniek voelt eerst wel wat onwennig. “Maar dat is vanwege de beleving,” legt een suppoost haastig uit. “In dit interieur zouden bordjes misstaan. In plaats daarvan is er een bezoekersgids.” En ja, daar valt wel eigenlijk wel iets voor te zeggen.

Koel

“De koele grootmeester van het neorealisme,” heet Carel Willink op de website van het MORE. Zijn permanente expositie in het kasteel biedt een heldere samenvatting van ’s mans ontwikkeling.
Enkele vroege werken zijn duidelijk geënt op beroemde voorbeelden. Bij de ‘Baadsters’ (1930) denk je prompt aan Picasso (1922), bij ‘Compositie’(1924) aan Juan Gris of Kandinsky. En in weerwil van de stijl associeer je de futuristische ‘Klok’ (1921) toch ook met de mysterieuze staartklokken van Chagall.

De ‘Rustende Venus’ uit 1931, waarvoor zijn vrouw Wilma poseerde, is anatomisch minder perfect dan de ‘Rustende Venus’ uit 1978 in de gedaante van Sylvia. Maar vooral valt op dat het vroege werk zoveel spontaner en warmer aandoet dan zijn magisch realisme à la Giorgio de Chirico, dat Willink zelf liever ‘imaginair realisme’ noemde: een volstrekt lege straat, hoge huizen, dreigende wolkenpartijen. Voorbeelden zijn de geraffineerde opbouw in grijstonen van ‘Straat met standbeeld’ (1934) en ‘Einde der Wereld’ (1963).
Het fotorealisme van vrouwenportretten uit 1961 en 1971 toont de perfectionistische ambachtsman Willink: een schilder die niet alleen zelf zijn doeken opspande en met zorg prepareerde, maar ook zijn modellen nauwkeurig opmat met vier passers en wiens allerfijnste penseeltje elke wimper en elk groefje in hun gelakte nagels recht deed.

3D

Eigenlijk is een expositie niet compleet zonder driedimensionaal werk. Gelukkig zijn daar ook de granieten ‘Acrobaat’ van Charlotte van Pallandt, een bronzen borstbeeld waarmee Sylvia Willink-Quiël haar man vereeuwigde en de pasgeboren neushoorn getiteld ‘Ortus’ (1915) van Miriam Knibbeler.
Nog een 3D-kunstenaar die hier een podium kreeg, is modeontwerpster Fong Leng. Op de eerste etage prijkt een viertal creaties waarin Willinks derde vrouw Mathilde vanaf 1971 door Amsterdam flaneerde. Als ‘levende reclamezuil’ voor Fong Leng én voor Carel Willink zelf, in een periode waarin figuratieve kunst nauwelijks nog meetelde. Mede dankzij Mathildes presentatie (extravagante kleding in combinatie met haar theatrale gedrag) promoveerde hij van een respectabele doch relatief onbekende schilder tot een ware celebrity.

Stewardess

“Ze is een superpoes, een mooi ding om in huis te hebben. Wilma was een kameraad, Mathilde een ding,” zei Willink over Mathilde. In de bezoekersgids wordt ze summier aangeduid als ‘een stewardess met een dure smaak’. Toch was het in 1963 Willink zelf die Mathilde via-via die baan als stewardess bezorgde. Daarmee droeg ze vijf jaar lang bij aan hun gezamenlijke inkomsten.
Maar Mathilde nam ook het initiatief tot Willinks studiereis naar Italië. Samen bezochten ze de beroemde zestiende eeuwse beeldentuinen van Bomarzo. De blijvende impact hiervan op Carel Willink blijkt uit zijn laatste schilderij: ‘Landschap met kerncentrale’ (1982), met op de voorgrond twee antieke stenen kolossen, aangevreten door de tand des tijds.
Niet dat Mathilde er in kasteel Ruurlo bekaaid van afkomt. Integendeel. Zo hangt vlakbij de Fong Leng-vitrines het dubbelportret door glamourfotograaf Paul Huf: ‘Carel Willink en Mathilde in Drakenmantel’ (1975) en verderop haar portret uit 1975, door Carel Willink. In het museumwinkeltje van het MORE ligt overigens ook de in december 2016 bij Lecturis verschenen monografie ‘Mathilde. Muze, Mythe, Mysterie’ van vormgever Lisette de Zoete; een ode aan Het Fenomeen’ wier veertigste sterfdag we op 25 oktober gedenken.

Het verre oosten

Na twee jaar mag Museum MORE zich niet alleen het grootste Nederlandse museum voor modern realisme noemen, maar – volgens Ype Koopmans – qua bezoekersaantallen ook één van de belangrijkste Gelderse musea. In Gorssel komen meer dan 100.000 bezoekers per jaar. Een derde van de bezoekers komt uit Amsterdam, een derde uit de Achterhoek.
Met andere woorden: ook Randstedelingen weten de weg naar het ‘verre oosten’ steeds beter te vinden. Met Kasteel Ruurlo erbij valt te verwachten de bezoekersaantallen nog toenemen. Dat deze locatie vanuit het westen nog een halfuur verder ligt dan het Museum MORE in Gorssel, mag geen bezwaar heten. Niet voor deze neorealistische grootmeester in zijn postume paleis. Om nog maar te zwijgen van het omringende landschap met de eeuwenoude bomen en statige Saksische boerderijen… Inderdaad, het is twee uurtjes rijden, maar dan bén je ook ergens.

www.museummore.nl/kasteelruurlo

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.