‘Mijn liedjes zullen niet meer gedraaid worden; ik ben geen Bach, die de eeuwen overleeft’

Rikkert Zuiderveld was, samen met Elly, de afgelopen maanden na vijftig jaar zingen bezig met zijn afscheidstournee. Vrijdag 15 mei was hun allerlaatste concert: online vanuit theater Veluvine in Nunspeet. Rikkert Zuiderveld (1947) bracht samen met zijn vrouw Elly verschillende elpees en cd's uit. Het duo richt zich op zowel kinderen als volwassenen. Van Rikkert verschenen ook twee solo-cd's en boeken met gedichten en sonnetten. Hij legt zijn leven naast dat van de Bijbelfiguur Mozes. Een openhartig interview, waarover Elly achteraf zei: "Zo kennen maar weinig mensen hem."

Exodus 2:3-5

Ze (…) legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl.

“Mijn grootvader zat tijdens de oorlog bij de NSB. Mijn moeder vertelde het ons pas op hogere leeftijd. Haar vader was, net als de meeste boeren in Roden, bepraat door een veearts om lid te worden van de NSB: de partij zou hen helpen. Mijn grootvader is daar ingestonken. Maar toen hij ontdekte dat er mensen werden weggevoerd, zag hij dat hoofdschuddend aan. Dat was toch de bedoeling niet. Mijn moeder protesteerde tijdens de oorlog al heel stevig tegen haar vader.

Na mijn geboorte in het ziekenhuis in Groningen, woonde ik de eerste zes jaar van mijn leven in Nuis. Daarna verhuisden we naar Naarden, waar ik lagere en middelbare school heb gedaan. Mijn moeder komt uit Roden. Ik logeerde vaak bij familie van mijn vader in het noorden van Drenthe. Daaraan heb ik mijn liefde voor het platteland overgehouden.

Als puber was ik melancholisch en leed enigszins aan ‘Weltschmerz’. Mijn moeder zei dan: ‘Loop toch eens rechtop, jongen’

Mijn ouders gaven mijn zus, twee broers en mij een prettige socialistisch-humanistische opvoeding waar respect voor anderen en solidariteit centraal stonden. Mijn vader was leraar Duits, Frans, geschiedenis, Esperanto, handvaardigheid en staatshuishoudkunde. Hij had veel humor, maakte veel woordgrapjes. Mijn moeder deed als jonge meid mee met declamatiewedstrijden. Ze zong ook in een koor. Mijn vader speelde wel viool, maar niet briljant. Als bezoek ’s avonds niet wegging, stelde hij voor om viool te spelen.” Hij lacht smakelijk. Dan: “Toen mijn vader ziek werd, speelden we samen tweestemmig viool. Het klonk niet mooi, maar het moment was kostbaar. Het was een gesloten man, maar op die momenten was ik heel dichtbij hem.

Als puber was ik melancholisch en leed enigszins aan ‘Weltschmerz’. Mijn moeder zei dan: ‘Loop toch eens rechtop, jongen’. Nog steeds kan ik melancholische liedjes schrijven. Ik heb daar meer mee dan opgefokte blijdschap. Ik luister liever naar Leonard Cohen, daar word ik niet somber van, maar juist vrolijk. De diepte, het overdenken, het spelen met Bijbelse symbolieken, poëzie, onverwachte beelden. Prachtig!

Ik graaf figuurlijk graag naar dingen, maar ook letterlijk. In de Drentse akkers vind ik boortjes, schrabbers en vuurstenen uit de prehistorie. Wonderlijk, iemand die een andere beleving van de wereld en het universum had dan ik werkte ermee. Maar hij was precies een mens zoals ik en ook nog eens in dezelfde streek.”

Exodus 2:11-15

Hij keek om zich heen en toen hij zag dat er niemand in de buurt was, sloeg hij de Egyptenaar dood.

“Ik liep eens met Elly in Amsterdam toen zij werd beetgegrepen door een kerel. Ik riep: ‘Hou je poten thuis, klojo’. Toen kréég ik ervanlangs: een blauw oog en een knie in mijn kruis. Die gasten gingen er vandoor. De adrenaline spoot door mijn lijf; ik was zo kwaad, dat ik in staat was geweest iemand te doden. Het kwaad zit in ons allemaal, al dacht ik dat ik de uitzondering op de regel was; ik was de meest vredelievende persoon op de hele wereld. Je kunt dus een verkeerd beeld van jezelf hebben. Het maakt je begripvol naar de reacties van mensen die zijn misbruikt of vernederd. Geen wonder, er is zo in hen gesneden dat de pus naar buiten komt. Als je begrijpt dat je zelf ook zo kunt reageren, sta je minder snel met een oordeel klaar.

Verder ben ik een conflictmijder. Alles wat disharmonieus is, verontrust mij. Ik hang ook altijd schilderijen recht. In mijn gedichten voor verschillende media wil ik wel prikkelen. Mijn drijfveer is een oprecht verlangen naar wat waar is en puur. Als er slordig wordt omgesprongen met feiten, als de liefde wordt kapotgemaakt en als ik nieuwe vormen van fascisme zie, kan ik heel pissig worden. Maar ik speel zelden op de man. Of het moet Thierry Baudet zijn, maar die roept het over zich af. Het is een volstrekte ijdeltuit die aperte onwaarheden verkondigt. Het is een heel gevaarlijke ontwikkeling dat er veel mensen achter hem aanlopen.”

Het clichébeeld – eerst waren ze hippies, toen kwamen ze tot geloof en nu zijn ze christelijke zangers – is dus te simpel en doet geen recht aan ons

Exodus 15:22

Drie dagen trokken ze door de woestijn zonder water te vinden.

“Je kunt een tijd met vragen rondlopen zonder antwoord te krijgen. Bijvoorbeeld toen er kleine kindjes in onze omgeving stierven. Soms maakt Elly daar een liedje over. ‘Gebroken wit’ gaat bijvoorbeeld over het overleden dochtertje van een goede kennis. Dat zijn periodes dat je geen water vindt. God snap ik dan niet; al begrijp ik Hem sowieso niet. Toch ervaar ik in zulke periodes wel zijn ‘zijn’. Ik dorst dan naar gerechtigheid, naar de nieuwe wereld en het einde van de schepping die kapot is.

Toch gaat de woestijnmetafoor niet helemaal op, want ik ben de Jordaan al overgestoken. Sinds mijn bekering in de jaren zeventig bevind ik mij al in het land van melk en honing. Als ik onze liedjes uit de tijd vóór de bekering hoor, treft het me dat ze soms christelijk lijken – terwijl ze helemaal niet zo bedoeld zijn. Profetisch haast. God was me toen al aan het roepen, Hij trok me met koorden van liefde naar zich toe. In ‘Zul jij er zijn?’ – een liedje op de laatste elpee voor onze bekering – zing ik bijvoorbeeld: ‘Als jij niet komt / Weet dat ik bidden zal / Voor jou’. Terwijl ik helemaal niet bad in die tijd. Ik was wel gefascineerd door de persoon van Jezus en las af en toe Bijbel. Het clichébeeld – eerst waren ze hippies, toen kwamen ze tot geloof en nu zijn ze christelijke zangers – is dus te simpel en doet geen recht aan ons. Er zijn mensen die ons op een voetstuk plaatsen. Het voelt even ongemakkelijk als mensen die op je neerkijken. Of iemand nou ‘hoera’ of ‘boe’ roept, maakt me niet zoveel uit. Al is het eerste iets prettiger.”

Exodus 15:27

Hierna kwamen ze in Elim, een plaats met twaalf waterbronnen en zeventig dadelpalmen. Daar sloegen ze bij het water hun tenten op.
“Ik laaf mij aan de levenslust van mijn geliefde vrouw en haar wijsheid in het omgaan met andere mensen. Op mijn cd ‘Solo’ staan liefdesliedjes, waarvan er één een beetje erotisch is. Ik had haar er niets over verteld en liet het haar horen. Ze zat op de bank. Tranen natuurlijk. Daar raakte ik natuurlijk ontroerd van. Ik laaf me ook aan poëzie en literatuur. Achterberg, Potok, de Bijbel, Stefan Hertmans. Ik moet mij voeden met het woord met grote en kleine letter. Verder laaf ik me aan de schepping. Stille tijd valt mij ten deel, bijvoorbeeld als ik na een drukke dag alleen in het veld sta en neerkom. Dan ben ik niets, maar besef ik dat ik er toch wezen mag.” Hij wijst door het raam van zijn woonboerderij naar buiten. “Hier op het Drentse platteland hebben wij onze tent opgeslagen. Prachtige omgeving, het tempo ligt hier wat lager. Mensen dringen niet voor bij de kassa en zijn rustig in het verkeer. Niet alles is ideaal: ze spuiten ook gif op de lelies. Amsterdam had voor ons in de jaren zeventig ook z’n charme. Je had snel contact met andere muzikanten, schrijvers en ging makkelijk even naar de kroeg. Toch komt ook hier de wereld binnen. Via onze pleegdochter at een vluchtelingengezin weleens bij ons. Ik schreef het sonnet ‘De maaltijd’ over een vrouw die hier gezellig eet.” Hij citeert uit zijn hoofd: ‘Ik vraag: waar is je man? / Dan maakt ze even een snelle snijbeweging langs haar hals.’ En: ‘Misschien heeft ze hem nooit vaarwel gekust. / Ik durf het haar gewoonweg niet te vragen; dan vraag ik maar of ze een toetje lust.’”

Als iemand zei: ‘Wat een leuke pick-up’, dan zei ik: ‘Neem maar mee’. We konden jaren onze eigen platen niet luisteren.

Exodus 4:10

Neemt u mij niet kwalijk, Heer, maar ik ben geen goed spreker.

“Het was misschien een smoes van Mozes dat hij niet goed sprak. Mijn smoes aan God is heel fout: ‘Ik ben ook maar een mens’.” Hij lacht. “Als ik merk dat ik niet volmaakt ben, gebruik ik ‘m. Ik ben niet goed in het leiden van het volk door de woestijn; het leiden van Bijbelstudies en een huisgemeente was geen succes. Het zit niet in mij om de staf te pakken.

Ik voel me niet thuis in kerkdiensten – maar ik zeg er niets lelijks over en heb ook geen oordeel over anderen die er met plezier heengaan. Naar mijn idee wordt, vooral in evangelische gemeentes, negen van de tien keer hetzelfde verhaal verteld. Dan denk ik: ga er nou in hemelsnaam iets mee dóen in plaats van er steeds naar te luisteren. Het doet me denken aan een kindje dat ‘hop paardje hop’ op schoot doet en steeds roept: ‘Nog een keer, nog een keer!’. Het evangelie is knalradicaal, maar veel christenen zijn dat niet. Op een congres vroeg een zendeling eens in tranen om geld voor zijn werk. Ik vroeg daarna aan het publiek: ‘Wie wil zijn tv verkopen en de opbrengst aan deze zendeling geven?’ Niemand stak zijn hand op. Het mag ons niets kosten. Of ik zelf mijn eigen instrumenten zou verkopen? Elly en ik hebben een paar keer al onze bezittingen weggegeven. Als iemand zei: ‘Wat een leuke pick-up’, dan zei ik: ‘Neem maar mee’. We konden jaren onze eigen platen niet luisteren.

Sommige mensen werden boos vanwege onze kinderliedjes. Bijvoorbeeld over ‘Als je bidt, zal Hij je geven’; want je krijgt toch niet alles op gebed? Dan zeiden wij: dat is een Bijbeltekst, als je het er niet mee eens bent moet je bij iemand anders zijn. Liedjes met Bijbelteksten gaan we niet nuanceren, hoe graag we ook wilden. In ‘Jezus is de goede herder’ zingen we: ‘brengt ons veilig naar de stal’. En dan denk je: behalve dan dat kindje dat verongelukt is… Of is dat kindje al in de stal? In ‘Noach’ zingen we op een vrolijk melodietje dat je omkomt als je niet aan boord komt bij Jezus. Dat zou ik nu niet meer op deze manier doen. Bovendien kun je tegenwoordig niet meer zeggen dat je aan boord komt ‘in een wip’.”

Exodus 3:2

Daar verscheen de engel van de Heer aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde.

“In de doornstruik zie je al iets van Jezus’ doornenkroon. De struik brandt, maar verteert niet.” Stralend: “Het is een prachtig beeld voor Jezus die uit de eeuwige dimensie naar ons aardse bestaan kwam.

Er zijn momenten waarop ik totaal overweldigd was door Gods aanwezigheid. Het is moeilijk om daar woorden aan te geven.” Stilte. Dan: “Dan merk ik dat de vrede van God door het lijden heen naar binnen sijpelde. Pas was er weer zo’n moment. De baby van een vriendin moest een boertje doen na het drinken. Ik ben kampioen boertjes laten.” Hij legt zijn zwarte muts op zijn schouder. “Dan gooi ik het kleintje precies zó over mijn schouder dat het een boer laat. Dát is zo’n moment. Dat je weet: het leven gaat door, ondanks alles. Een kind wordt geboren, drinkt melk, laat boeren, t en groeit op. Een klein moment, waardoor ik geraakt word door de vrede. Een knullig boertje, heel aards. En je beseft het grote dat achter het kleine ligt: de eeuwige dimensie en het aardse raken elkaar.”

Mensen vragen weleens wat ik aan Jezus zou willen vragen als ik Hem ontmoet. Nou, niets. Ik ga me daar toch geen grote bek opzetten, zeg.

Deuteronomium 34:4
Dit is het land waarvan ik aan Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat ik het aan hun nakomelingen zou geven. Ik laat het je nu zien, maar erheen oversteken zul je niet.

“De hemel vind ik een onhandig woord dat associeert met wolkjes en engeltjes. Een totaal irreëel beeld. Ik geloof dat ik na de dood naar een andere dimensie ga. Ik zie er niet naar uit, want ik hecht – heel onbijbels – erg aan het leven; aan schoonheid, vrede en harmonie. Als mijn vrouw en kinderen dan nog leven, zullen ze me gaan missen en dat maakt afscheid nemen zwaar. Ik moet er niet aan denken dat ze verdriet hebben.” Glimlacht: “Tenzij ik me verschrikkelijk misdraag, natuurlijk. Maar ja, dat doe je ook niet.

Hoe ik herinnerd wil worden? Dat is zo’n rare vraag, dat is aan hún. Ze mogen me ook totaal vergeten. Mijn liedjes zullen ook niet meer gedraaid worden; we zijn niet allemaal Bach, die de eeuwen overleeft. Dat maakt me niet uit, zo meesterwerkerig is het allemaal niet.

Ik stel me voor dat na mijn dood Christus in het welkomcomité zit en mij begroet met een liefde die mij zal overspoelen en van een bijna beangstigende aanwezigheid zal zijn. In de Bijbel lees je dat mensen die God of een engel zien, plat op hun bek vallen. Zóveel licht, kracht en liefde is onverdraaglijk. Daarom moet je ook nooit naar charismatische gemeentes gaan waar mensen achterover in de Geest vallen. Dat is precies het tegenovergestelde.

Mensen vragen weleens wat ik aan Jezus zou willen vragen als ik Hem ontmoet. Nou, niets. Ik ga me daar toch geen grote bek opzetten, zeg. Van: ‘Heer, hoe zit dat nou met dat kindje dat onder de auto kwam?’. Nee, dat doe je niet. Je krijgt een zicht door tijd en ruimte heen dat je nu niet kunt bevatten en wat misschien een antwoord geeft. Ik vermoed dat ik een aanwezigheid zal treffen die alles vervult. Ik ontmoet ‘Ik ben die Ik ben’.”

Dit interview van Sjoerd Wielenga verscheen in juni 2019 ook in De Nieuwe Koers.

Mijn gekozen waardering € -

Sjoerd Wielenga (Rotterdam, 1980) is zelfstandig journalist, tekstschrijver, eindredacteur en bladenmaker. Hij werkt(e) onder meer voor de EO, NRC Handelsblad, Trouw, de Volkskrant en opinieblad De Nieuwe Koers.