Mobiel verkeersleider Marjo Meijer: ‘We springen niet zomaar bij iedereen aan boord’

Marjo Meijer is een van de weinig vrouwelijke mobliel verkeerleiders bij Rijkswaterstaat. Zij houdt de scheepvaart rondom Maasbracht in de gaten.

MAASBRACHT – Voor de meeste schippers zijn ze niet de meest geliefde gasten om een boord te krijgen: handhavers van de politie, de havendienst of van Rijkswaterstaat. Tijd om eens nader kennis te maken met een van hen. We stapten voor een middag in Maasbracht aan boord van de RWS 18.

We varen mee met Marjo Meijer (50), mobiel verkeersleider in Maasbracht. Ze is een van de weinige vrouwen onder de ongeveer honderd verkeerleiders van Rijkswaterstaat in Nederland. Hun taak is het zorgen voor een vlotte en veilige vaart en het optreden bij incidenten en calamiteiten op het water. Maar ze zijn vooral ook de ogen en oren van Rijkswaterstaat. Ze kijken bijvoorbeeld of de tonnen nog op hun plaats liggen en signaleren als de kant ergens aan het afkalven is.

Schippersdochter

Marjo werkt sinds 2007 als mobiel verkeersleider. Ze is zelf schippersdochter uit Maasbracht en voer veertien jaar met haar toenmalige partner Matthé op meerdere droge ladingschepen, als laatste op het 80-meterschip Remco. In 2001 stapte ze af en ging aan de wal wonen en werken als sluiswachter. ‘En omdat ik mijn vaarpapieren had ging ik ook varen op de ponten over de Bergsche Maas,’ zegt ze. ‘Maar ik wilde graag weer echt varen. Toen deed deze kans zich voor. Op het water zijn is toch het allermooiste.’

We varen vandaag niet met het vaste patrouilleschip van Maasbracht, de RWS 20, want die ligt bij Verhoeven in Drimmelen waar nieuwe motoren worden geplaatst. De RWS 18 (15 x 4,35 meter) is daarom ter vervanging uit Belfeld gehaald en vaart nu de dagelijkse ochtend- en avonddienst. Binnen lijkt het nog het meest op een kantoortje: achter de stuurstoelen staan twee bureaus met allebei een computerscherm.  De zonwerende folie houdt de zon buiten. In combinatie met de airco is het er bepaald aangenaam om te verblijven.

Nederweert

Het gebied dat Marjo en haar vijf varende collega’s vanuit Maasbracht bestrijkt dik honderd kilometer van de Maas en het Julianakanaal: van Maasbracht naar het het zuiden bij Klein Ternaaien (42 km) en naar het noorden tot Wanssum (66 kilometer). Een deel van de Zuid-Willemsvaart vanaf Panheel behoort ook tot hun gebied. Daarvoor beschikken de Maasbrachtse verkeersleiders over een kleiner patrouillevaartuig (RWS 95) in Nederweert.

Als mobiel verkeersleider is Marjo buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). Dat betekent dat ze processen verbaal mag uitschrijven. Het gaat om overtredingen van het BPR/RPR (bijvoorbeeld te snel varen, schepen die te diep liggen). Als toezichthouder mag ook controles doen op bestuurlijke voorschriften, bijvoorbeeld op bemanningsvoorschriften of rusttijden. Jaarlijks wordt ze daarvoor opnieuw getraind via herhalingsbijeenkomsten. Marjo is ook lid van het landelijk handhavingsteam dat regelmatig bijeenkomt voor het bespreken van actuele zaken.

‘We springen niet zomaar bij elk schip aan boord,’ zegt Marjo. Ze laat op het computerscherm het programma Inspectie View zien. Daarin houden Rijkswaterstaat, de politie en de andere handhavers gegevens over schepen bij. Het gaat voorlopig nog om een experiment waarbij de gegevens over de controles door de verschillende diensten gedeeld worden.

Bonus-malus

Het werkt als een soort bonus-malus systeem. Afhankelijk van het aantal en soort overtredingen zijn de schepen in categoriëen ingedeeld. We een ‘E’ achter zijn scheepsnaam heeft staan – de laagste rating – wordt elke zes maanden opnieuw bezocht.  Via de categoriëen D (elke negen maanden controle),  C (een jaar) en en B (twee jaar) kan een schip opklimmen naar de hoogste categorie. Wie zich lange tijd netjes aan de regels heeft gehouden krijgt een ‘A’ en is drie jaar lang gevrijwaard van bestuursrechtelijke controles.

‘Het is een goede stap in de richting om uniformering te krijgen tussen de handhavende partijen,’ zegt Marjo. ‘Maar het is nog een experiment en het werkt nog niet optimaal.’ Meteen kunnen we het testen op het containerschip dat voor ons vaart. Marjo zoekt de naam op: geen controle, want we hebben hier meteen een schip met een A-tje achter de naam van doen. ‘Dat betekent overigens niet dat we helemaal geen controles doen. Als er andere aanleidingen of acties zijn kunnen we alsnog aan boord gaan.’

Hercontrole

Marjo zegt nauwelijks problemen te hebben als ze met haar collega ergens een boord stapt. ‘Een enkele keer worden mensen wel eens boos, maar ik  probeer altijd redelijk te blijven. Het maakt ook niet uit of een schipper nou boos tegen me doet of juist heel vriendelijk. Ik probeer me aan de richtlijnen te houden, ongeacht de situatie. Het scheelt meestal wel als ik vertel dat ik zelf uit de vaart kom en dat ik het zelf ook niet leuk vind om een boete te krijgen.’

Ook nog aardig om te weten: via het programma Inspectie View is ook af te lezen wie er in aanmerking komt voor hercontrole. Een afspraak met een ambtenaar van de havendienst in Rotterdam om de brandblussers binnen twee weken gekeurd te hebben kan dus in – bijvoorbeeld – Maasbracht gecontroleerd worden. ‘Ik vind het een mooi hulpmiddel,’ zegt Marjo. ‘Het voorkomt dat wij zonder noodzaak bij iemand aan boord gaan. Ik weet zelf hoe vervelend dat is.’

Mijn gekozen waardering € -

Bart Oosterveld is journalist. Hij schrijft voor Weekblad Schuttevaer (anno 1888) over de binnenvaart en de rest van de maritieme wereld, .