Museumvereniging goochelt met cijfers. (Waarom het fantastisch gaat met al onze musea)

Het gaat goed met de musea in Nederland. Vandaag kwam de Museumvereniging met een soort jaarverslag waarin dat overduidelijk werd gemaakt in tabellen en grafieken. Het bezoek neemt toe. Tussen 2015 en 2016 telde de sector 2,5 miljoen bezoeken meer. Vooral door buitenlandse toeristen. Tegelijkertijd draaien steeds meer musea met verlies. Volgens de Museumvereniging treft die negatieve balans nu voor het eerst ook grotere musea.

De toon van het persbericht is opvallend positief, zeker omdat nog geen jaar geleden de vereniging de noodklok luidde. Dagblad Trouw constateerde op 16 augustus 2016 nog dat de kleinere musea in Nederland aan de rand van de afgrond stonden. Het rapport dat de sector nu uitbrengt gaat over die periode. Waar zijn die alarmerende cijfers nu dan gebleven? Het antwoord is even simpel als ontmoedigend: ze zijn er nog, maar ze worden weggepoetst. Waarschijnlijk om dezelfde reden die ook de Podiumkunst-directeuren ertoe brengt om slecht nieuws positief te brengen: het zou goed zijn voor de zaken.

Media-orchestratie

In marketingtermen heet het ‘Media-orchestratie‘: het bespelen van de media door een goed getimed persbericht en het op de juiste manier presenteren van cijfers, zodat een journalist met een volle agenda de tijd niet neemt om het verder uit te zoeken. De Museumvereniging doet het heel slim. Men presenteert de cijfers niet per museum of per stad, maar per provincie. Op die manier ontstaat een prettig gematigd gemiddelde, waar de ergste diepte- en hoogtepunten uit gefilterd zijn.

Zo kun je in positief opzicht Zeeland inderdaad aanduiden als de provincie met de hoogste dichtheid aan musea. De provincie telt immers krap 400.000 inwoners, dus met een enkel schuurtje vol oude jampotten heb je al een grote dichtheid. En dat de provincie Noord Holland met 15 miljoen museumbezoeken het beste scoort op bezoekgebied is natuurlijk logisch. Of het Zijper Museum daar even hard van meegeniet als het Rijksmuseum is natuurlijk de vraag.

Nietszeggend

Op deze manier zegt de presentatie van de cijfers eigenlijk heel weinig. Wat het vooral zegt is dat men heel graag goed nieuws brengt. Logisch, na al die jaren van slecht nieuws. En het is natuurlijk ook prachtig dat het museumbezoek stijgt, en dat de subsidie per bezoeker afneemt. Maar daarmee veeg je ook weer een hoop ellende onder het tapijt. Ellende die nog steeds gevoeld wordt in de kleinere musea in de kleinere steden. Ellende die steeds meer druk zet op de ‘kwetsbare’, minder populaire kunst, ten gunste van de grote blockbusters in de randstad en de provinciale hoofdsteden.

Heel voorzichtig stelt de Museumvereniging dat er hier en daar wel wat aandacht nodig is. Zo draait dus de sector met stijgend verlies: ‘Met € 1,02 miljard blijft de omzet van de musea in 2016 op het niveau van 2015. De kosten stijgen met € 38 miljoen tot € 1,05 miljard.’ Bij afnemende overheidssubsidie en stijgend aandeel van eigen inkomsten ontstaat er een beeld van een sector die verdomde hard zijn best doet om aan de draconische bezuinigingen van een kunstonvriendelijke regering te voldoen. Dat het aantal werknemers met een vast contract ook nog stijgt is dus toe te juichen, al vraag ik me af of dit geldt voor bestaande musea, of dat er meer musea geopend zijn, waar mensen dus voor het eerst in dienst genomen zijn. De cijfers bieden daar geen uitsluitsel over.

Onbetaald

Wel is duidelijk dat betaald werken in een museum vooral iets is wat je in de Randstad doet. Het aandeel onbetaalde FTE’s mag landelijk dan op 28 procent liggen, in Noord en Zuid Holland ligt het op gemiddeld 20 procent, terwijl het in de rest van het land op 39 procent ligt. Bijna het dubbele.

Cijfers lijken exact, kortom, maar je kunt er geweldig mee toveren. De Museumvereniging is hiermee met stip genomineerd voor de Fred Kaps-award voor Cijfergoochelaars.

O, ja: omdat het fantastisch gaat met de Museumkaart, zal die binnenkort weer flink duurder worden.

O, ja (2): bij het schetsen van (positieve) trends in de ontwikkeling van de bezoekcijfers wordt als startdatum steeds 2011 gekozen, en trekt men vrij rechtstreekse lijnen tussen toen en 2016. Echter: in 2011 waren Rijksmuseum en Stedelijk gesloten. De echte groei zette pas in 2013 in, toen beide musea na een jarenlange sluiting open gingen en meteen enorme drommen publiek trokken. Die trendbreuk is in de lijnen niet echt verwerkt.

Mijn gekozen waardering € -

Coöperatie van journalisten én lezers. Sinds 2009.