Nederland hield niet van zijn topsporters en dus ook niet van Wim Ruska

Judoka Wim Ruska was in 1972 niet alleen het slachtoffer van de tijdgeest, maar ook van de domheid van enkele collega's uit de Nederlandse olympische ploeg.

Nooit heeft iemand als Wim Ruska de judomat betreden. Tijdens het Wereldkampioenschap van 1971 paste hij zijn armworp toe op de Japanner Nobuyuki Maejima, die pas na drie keer stuiteren tot stilstand kwam. De verliezer nam ter plekke afscheid van zijn sport. Wederom toonde de Nederlander aan dat hij de allerbeste was, misschien wel aller tijden. Tegen zijn snelheid, techniek en explosiviteit was geen sterveling opgewassen.

Ruska won in 1972 zijn eerste gouden olympische medaille voordat de gijzeling in het Olympisch Dorp van München was begonnen. Toen hij ook goud won in de open categorie was hij de eerste – en nog steeds de enige – judoka ter wereld, die gedurende één Olympische Spelen twee gouden medailles won. Alhoewel Ruska beschouwd wordt als een betere judoka dan Anton Geesink wordt hem verweten dat hij in München was gebleven.

Linkse rakkers

Na thuiskomst kreeg Ruska geen grote huldiging in zijn woonplaats Amsterdam. De judoka zei hierover in een commentaar: 'Normaal worden er altijd festiviteiten georganiseerd. Na München niet. Het was zelfs zo dat de linkse rakkers het je kwalijk namen dat je was gebleven. Ik heb het als heel naar ervaren om als topsporter geconfronteerd te worden met politiek.'

Het beste voorbeeld hoe Ruska werd weggedrukt in de anonimiteit was het Polygoon Jaaroverzicht van 1972. Daarin horen we de opmerking: 'Wim Ruska wint een judowedstrijd op de Olympische Zomerspelen in München.'

Een judowedstrijd op de Zomerspelen! Hij won twee keer goud!

Sporters, die wél vertrokken na de aanslagen op de Spelen van 1972 waren onder meer hockeyer Paul Litjens, atleet Jos Hermens en worstelaar Bertus Kops. Zij kregen de sympathie van het Nederlandse publiek, waar Ruska hoon ontving. Alsof het zijn schuld was dat er doden waren gevallen op dat evenement.

In 1972 was het Nederlandse publiek bijzonder negatief over zijn topsporters. De bewijzen hiervan liggen in de archieven van het NOC, waarin de ingezonden brieven zijn bewaard die het comité ontving na afloop van de gijzeling van de Israëlische ploeg. Zo maar een quote uit die collectie: 'Het NOC is nog harder dan het terrorisme.'

Hele scholen gingen in die tijd over tot actie. De leerlingen van de Openbare LEAO School te Beverwijk, bijeen in vergadering op 6 september 1972, stuurden een telegram. Hierop volgde een uiteenzetting over hoe belachelijk het is dat een sportfestijn gewoon doorgaat nadat deelnemers zijn vermoord. De bezwaren werden gesteund door handtekeningenlijsten, zoals die ook vanuit de rest van het land werden verstuurd.

Een olympische kloof

De meeste Nederlandse olympiërs hadden een compleet andere mening dan het kritische publiek – soms tot op het schokkende toe. Dat is te zien in een vragenlijst, die het Nederlands Olympisch Comité na afloop van de Spelen van 1972 aan de Nederlandse deelnemers stuurde. Er was bijvoorbeeld een deelneemster die heel serieus opschreef dat ze zich niet had verveeld in München. Op een flauwe excursie na: ‘Die bootreis: daar was niks aan.’

Een andere sporter roemde de verbroedering – waarschijnlijk als enige in de wereld: ‘Vooral het zo gemakkelijk samengaan van al deze verschillende mensen en verscheidenste rassen is een hele belevenis.’

Deze sporters namen zelfs afstand van worstelaar Kops, die de Spelen wél had verlaten. Een collega-sporter schreef: ‘Ik vond het jammer dat B. Kops het niet meer kon opbrengen, ik mocht hem niet beïnvloeden, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat hier in alles de zwakte van onze topsporter in het geding kwam.’

Dat was een onwaarschijnlijk botte opmerking, want Kops was vertrokken omdat trainingsmaat Mark Slavin één van de dodelijke slachtoffers was. Ik sprak hierover in 2004 met Kops: 'Iemand met wie je traint, is je vriend. Niet omdat het Israëliërs waren. Als het Syriërs waren geweest, had ik het ook gedaan.'

Daarnaast had Kops een karaktereigenschap, die onder topsporters zelden wordt aangetroffen: zelfrelativering. 'Ik was toen 35 jaar oud en had vrouw en kinderen. Iemand die twintig is, zou gaan voor goud, maar ik niet meer. Tenslotte had het mij ook kunnen overkomen.'

Sportswaarden zijn niet menselijk

Kops maakte in olympische kring geen vrienden, maar weer wel bij de boze brievenschrijvers. Topsport is verderfelijk, luidde hun algemene klacht in 1972 bij het NOC. Een inwoner uit Bunnik trok er zelfs een levensles uit: ‘Met al mijn kracht zal ik mij altijd verzetten dat één van mijn kinderen ooit in de topsport zal terechtkomen. Het is een sfeer waaraan ik mijn kinderen niet zou toevertrouwen; zijn sportswaarden dan zo anders dan menselijke waarden?’

Zo werd Ruska vermalen tussen de linkse tijdgeest en het soms naïeve en botte gedrag van zijn collega-olympiërs. Ruim vier decennia later krijgt hij alsnog de erkenning, die het publiek hem zo lang niet wilde geven.

Dat is dan weer de tijdgeest van 2015.

Mijn gekozen waardering € -

Sporthistoricus. Auteur van de Bosatlas van het Nederlandse voetbal. De enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.