Onder “Charlottesville” woekert nog altijd de Burgeroorlog

Waar kwamen in Amerika ineens die krijsende barbaren met liefdevol beschilderde zelfgemaakte schilden vandaan en die zwaarbewapende militietypes in camouflagepak? Wat zit er achter de bizarre fanatieke beeldenstorm die het land overspoelt, alsof de geschiedenis zelf niet mag bestaan?

Of ze daar nu helemaal gek geworden zijn, is de alleszins begrijpelijke reactie van velen bij het zien van zowel rabiate “white supremacists” als wild op een omvergetrokken standbeeld van een Zuidelijk soldaat intrappende antiracistische cultuurkuisers. Het zijn afstotelijke maar veelzeggende beelden. Achter al die onwelriekende Wut gaat namelijk een kwestie schuil die Amerika al heel lang lelijk opbreekt en hopeloos verdeeld houdt, op een manier die met niets in Europa te vergelijken is. Zonder die kwestie serieus onder ogen te zien, valt de VS niet te begrijpen. Zonder dat de Amerikanen dat eindelijk ook eens gaan doen, is er geen kans dat er ooit iets ten goede verandert.

Die kwestie is de Amerikaanse burgeroorlog, die officieel woedde van 1861 tot 1865, maar ondergronds nog altijd als een veenbrand voortwoekert. Die oorlog, die destijds aan 2,5 procent van de Amerikanen het leven kostte (naar verhouding tien keer zo veel als de twee Wereldoorlogen samen) en van talloos vele anderen het leven verwoestte, ging officieel vooral over de afschaffing van de zwarte slavernij. In werkelijkheid betrof het echter een fundamentalistische strijd tussen twee diametraal tegenover elkaar staande culturen.

Horden havelozen

In het Noorden was een vroegkapitalistisch maatschappij ontstaan met een egalitaire can-do mentaliteit en weinig ontzag voor rangen, standen en alles wat daarmee samenhing. Dat had ermee te maken dat de grote immigrantenstromen uit Europa via de noordelijke havens het land binnenkwamen: onafzienbare horden haveloze mensen,  allemaal letterlijk op zoek naar een “nieuwe wereld”. Ze wilden een nieuw en beter leven, ver weg van de armoedige stagnatie van de klassenmaatschappijen waaraan ze ontvlucht waren. Die immigranten waren successievelijk het Noorden gaan domineren en hadden er de ambachtelijke boerensamenleving uit de tijd van de Founding Fathers overlopen en opgeruimd.

Het broeierige, lommerrijke zuiden van de toenmalige Verenigde Staten leek in niets op dat ongemanierde, door geldzucht beheerste noorden. De zuiderlingen dreven een zo goed als feodale samenleving met grondbezit, familie, status en chic als kernwaarden.  Waar het Noorden vooral rationalistisch was ingesteld, niet zelden op het cynische af, was de zuiderling romantisch in de negentiende -eeuwse zin van het woord. Dat ging zo ver dat toen de burgeroorlog eenmaal uitbrak, veel militair kader in het Zuiden zich drukker maakte over de snit van zijn uniform dan om strategie en het trainen van manschappen, met alle gevolgen van dien.

Aanslag

De economieën van beide landsdelen weerspiegelden dat diepgaande onderscheid. Het Noorden was in razend tempo aan het industrialiseren, iets waar men in het Zuiden niets in zag. Tussen 1830 en 1860 hadden de Noorderlingen bijvoorbeeld maar liefst ruim dertigduizend kilometer spoorlijn aangelegd, het Zuiden vond het welletjes bij minder dan de helft daarvan. De economie van de zuidelijke staten berustte vrijwel volledig op landbouw, in het bijzonder de teelt van katoen en tabak. Mechanisatie was onbekend, nog nauwelijks mogelijk en bovendien overbodig: daar had je immers slaven  voor.

De niet-aflatende druk die het Noorden uitoefende om een eind te maken aan de slavernij ervoeren de zuiderlingen dan ook als een regelrechte aanslag op hun complete bestaan. Ze konden zich werkelijk geen leven zonder slaven voorstellen. En al helemaal geen welvaart. Dat onvermogen en de daaruit voortvloeiende wens van het Zuiden om zich van het opdringerige Noorden af te scheiden draaide in 1861 uit op oorlog tussen de noordelijke Union en de zuidelijke Confederacy. Met de kennis van nu is gemakkelijk te zien dat de Confederatie op de lange termijn geen schijn van kans maakte, maar toch duurde het nog vier jaar voordat de troepen van Generaal Robert E. Lee, wiens standbeeld het nu zo moet ontgelden, de handdoek in de ring gooiden.

Kort daarvoor had de noordelijke generaal Sherman als een ware Djengis Khan een spoor van verwoesting getrokken door wat er van de confederatie nog over was, met het genadeloos platbranden van Atlanta, de hoofdstad van Georgia, als dieptepunt. Daarmee was de toon voor de naoorlogse verhoudingen tussen Noord en Zuid wel gezet: het Zuiden moest buigen, en dat was dat. Van verzoening was geen sprake, winner takes all en slager Sherman werd als nationale held geëerd met het vrolijke lied The Burning of Atlanta en de legendarische Sherman tank uit de Tweede Wereldoorlog.

Knights of the White Camelia

Een jaar of twee na de overgave van Lee sloot een aantal van zijn ex-officieren zich aaneen in een geheim genootschap dat de gewapende strijd voor de traditionele Zuidelijke waarden zou voortzetten. Zij noemden zich heel romantisch de Knights of the White Camelia. Maar nu de oude, op slavenarbeid gebaseerde maatschappij onherroepelijk terziele was, bleef alleen het racistische element, de white supremacy, over als zaak om voor te vechten. Al gauw ontstond er een evenzeer door wrok en verongelijktheid gedreven zusterorganisatie voor de gewone man, ook al vol romantische symboliek als geheimzinnige pakken en nachtelijke rituelen met brandende kruisen. Dat was de Ku Klux Klan, die zich een angstwekkend moorddadige reputatie zou verwerven en nog altijd springlevend is.

Maar het tegen de verdrukking in voortbestaan van de KKK is allerminst het enige signaal dat het oude cultuurconflict al die tijd is blijven doorsmeulen. Toen ik in 2002, ruim een half jaar na de aanslagen van 11 september het Amerikaanse continent overstak, priemde uit elke auto heel patriottisch een vlaggenstokje met de Stars & Stripes. Behalve in de staten die ooit tot de Confederatie behoord hadden. Daar wapperde op vrijwel elke auto de confederate vlag, die van de verliezers van 1865. Dat was hún vlag, hún Amerika.

Verliezers

Het zijn uiteraard de minder bevoorrechten die zich bij gebrek aan beter zo aan vlaggen en symbolen vastklampen, de elites van noord en zuid hebben elkaar inmiddels allang gevonden. Waar de zwarten zich nog altijd achtergesteld, gediscrimineerd en geminacht voelen door het blanke volksdeel (en niet alleen in het Zuiden), koesteren de armere blanke zuiderlingen precies diezelfde gevoelens jegens het nog altijd arrogante, oppermachtige noorden, dat hun halverwege de twintigste eeuw ook nog het enige afnam waaraan ze zich als eeuwige verliezers nog konden optrekken: hun superieure positie ten opzichte van de zwarte bevolking. Zo houden de traditioneel achtergestelde groepen in Amerika elkaar nu al ruim anderhalve eeuw in een even paradoxale als verstikkende houdgreep. Arme blanken beschouwen wat zij zien als het voortrekken van zwarten als tegen hen gericht, terwijl arme zwarten en hun politiek correcte kampioenen hun achterstelling wijten aan racistische – lees arme – blanken. Daarom moet Lee’s standbeeld weg en lopen allerlei doodenge blanke milities te hoop.

Het naargeestige is dat geen van de kemphanen de sleutel bezit om de ander te helpen. Die ligt bij welvarend Amerika en Washington, die fluitend hun eigen gang gaan. Het enige dat beide groepen helpt, is een werkelijke politieke omwenteling, die zorgt voor minder maatschappelijke risico’s, minder extreme ongelijkheid en beter voor iedereen toegankelijke voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg, zodat het wantrouwen en de funeste slachtoffercultuur bij beide groepen kunnen slijten. Obamacare was een eerste, bescheiden stap in de goede richting, maar de voortekenen voor een spoedig werkelijk einde van de Burgeroorlog zijn niet hoopgevend.

Mijn gekozen waardering € -

Taalkundige, schrijver, vertaler en wetenschapsjournalist @rik_smits_ @RikSmitsAuthor