De staat van ons onderwijs

Hoe goed zijn onze leraren, hoe gaat het met de kenniseconomie? De staat van het onderwijs, deze week bij De Nieuwe Pers.

Hoeveel is vijftig procent van vijftig procent? Wat is de uitkomst van 6 x 99? En wat is de gemiddelde snelheid in kilometer per uur van een hardloper die honderd meter in twaalf seconden loopt? Deze vragen komen uit de in 2006 ingevoerde en door duizenden studenten gevreesde Pabo Rekentoets. Wie deze toets na drie keer proberen nog niet heeft gehaald moet van de Pabo af.

De eerste week van april 2013 hadden we het al over de staat van het onderwijs in Nederland. Want als onze toekomstige leraren al moeite hebben met dit soort rekensommetjes, hoe kwalitatief is ons onderwijs dan nog? Dit onderwerp blijft de redactie van DNP bezighouden: een examenfraudetje hier (nou ja, "-tje"…), een heel kort broekje daar? Hoe is het gesteld met die zedeloze leerling? Moeten we ons zorgen (blijven) maken? De staat van ons onderwijs dus, opnieuw, deze week bij De Nieuwe Pers (25 procent, 594 en 30 km/u trouwens). 

GEFELICITEERD, JE BENT GEZAKT

Tekst: Redactie / 28 jun. – 15.00 

Dit eindexamenjaar volgt de ene blunder de andere op. De Vakschool Tilburg heeft naar eigen zeggen een "administratieve vergissing" gemaakt, waardoor nu in het Brabants Dagblad niet de geslaagde leerlingen staan vermeld, maar de gezakten. De school is erg geschrokken van de fout, en vindt het vooral vervelend dat de succesvolle leerlingen nu niet de lof krijgen die hen toekomt. De website van het Brabants Dagblad plaatst daarom alsnog de lijst van geslaagde leerlingen.  

OOK IN HET NIEUWS VRIJDAG 14.30 Papa Snowden denkt dat zijn zoon snel weer naar de VS komt. Vier leden willen voorzitter van de Eerste Kamer worden, onder wie oud-minister Guusje ter Horst. En Belgische autoriteiten ontkennen dat er kinderporno in de cel van Marc Dutroux is aangetroffen. 

TAAKSTRAF VOOR FRAUDERENDE STAPEL

Tekst: Sam Trompert / 28 jun. – 11.30  

De man die het aanzien van de wetenschap ernstig in diskrediet bracht, Diederik Stapel, heeft een schikking getroffen met het Openbaar Ministerie (OM). Hij krijgt een taakstraf van 120 uur en ziet af van zijn ziekte- en arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dat meldt de NOS. Stapel wordt in ruil daarvoor verder niet vervolgd.

De fraudeopsporingsdienst FIOD concludeert in haar onderzoek dat er geen misbruik is gemaakt van onderzoekssubsidies. Verreweg het meeste subsidiegeld is gespendeerd aan personeelskosten: mensen die in opdracht van Stapel onderzoek deden. Dat onderzoek is, hoewel gebaseerd op verzonnen data, daadwerkelijk uitgevoerd en dus is er geen sprake van fraude of persoonlijke zelfverrijking van Stapel. Volgens het OM heeft hij wel de wetenschappelijke integriteit met voeten betreden en heeft hij “de belangen van promovendi die met hem samenwerkten geschaad.”

Dat Diederik Stapel grootschalige wetenschapsfraude had gepleegd had de commissie-Levelt, die door de Tilburgse universiteit was ingesteld, al geconcludeerd. Het onderzoek van het OM onderstreept de conclusie van die commissie.

Stapel heeft meegewerkt aan het onderzoek en heeft zijn doctorstitel ingeleverd. Het OM laat meewegen dat de frauderende hoogleraar de gevolgen van zijn handelen dus al heeft ondervonden. 

EINDEXAMENS KWIJT

Tekst: Redactie / 27 jun. – 14.30 

De postbodes staken vandaag, en dat is niet zonder gevolgen gebleven. Tientallen herexamens zijn kwijtgeraakt. Alle eindexamens worden door twee correctoren nagekeken. De leraar van de eindexamenkandidaat stuurt de examens naar een andere docent in de regio, die de tweede correctie uitvoert en daarna weer terugstuurt. Dat laatste is nu misgegaan. Een vervelende situatie, want veel scholen houden deze of volgende week de diploma-uitreiking. 

LEUKER KUNNEN WE HET NIET MAKEN

Tekst: Victoria Broens / 27 jun 11:40

Tijdens hun studententijd in Groningen richtten Casper Stubbé en Florian Brunsting Remind Learning op.  Het bedrijf bestaat nu vier jaar en is gevestigd in Amsterdam.  Remind verzorgt trainingen op middelbare scholen om leerlingen effectief te helpen leren.  De trainingen worden gegeven door studenten die daarvoor eerst een trainersprogramma volgen.

OOK IN HET NIEUWS DONDERDAG 15.15 De eindexamenfraude krijgt een staartje: volgens de Onderwijsinspectie zijn er veel meer leerlingen betrokken bij de ‘grootste examenfraude allertijden.’ De inspectie spreekt over tientallen. Anass, die in februari zelfmoord pleegde, is niet aangezet tot zijn daad. Dat zegt het OM. Wel is de jongen veelvuldig en ernstig gepest, maar een verband tussen zijn zelfmoord en het pesten is niet te bewijzen. En Nelson Mandela leeft nog. 

Florian en Casper hebben allebei een uitgesproken mening over het middelbare onderwijs. Op hun kantoor aan de Keizersgracht leg ik ze een aantal vragen voor terwijl ze boterhammen eten. Ze hebben het namelijk druk.

Allereerst. Wat is de visie van Remind Trainingen?
We willen leerlingen helpen ontdekken wat voor verschillende manieren  van leren er bestaan en wat voor hun de beste manier is. We willen niet vertellen wát ze moeten doen, wat dat horen ze al genoeg van hun ouders en leraren.  In plaats daarvan willen we ze mogelijkheden aanreiken. Wat ze daar vervolgens mee doen is aan hen.”

Het gaat in Nederland vaak over de zesjes-cultuur. Wat merken jullie daarvan?
Daar merken we niks van. Het is onzin dat er geen druk is op leerlingen. Die druk is juist enorm, vanuit school, ouders en medeleerlingen.  Leerlingen hebben stress als ze onvoldoende staan. Als het slecht gaat op school, gaat het ook automatisch slecht met hen.  Ze zijn enorm gefocust op het halen van hun proefwerken.  En ja, als ze dan eenmaal hun zes binnen hebben, dan valt de stress weg.”

Dat is toch een zesjes-cultuur
Misschien. Maar dat valt de leerlingen niet te verwijten. Het hele onderwijssysteem  bevordert die zesjes-cultuur.”

Wat bedoelen jullie daarmee?
Je wordt alleen beloond als je doet wat ervan je verwacht wordt.  Beoordeling van je prestaties is veel te beperkt want bijna uitsluitend gebaseerd op de resultaten van proefwerken. Ten slotte  is er geen  ruimte voor persoonlijke aandacht.  Leerlingen worden op geen enkele manier gestimuleerd om op verschillende fronten het beste uit zichzelf te halen.
Het is bizar: het middelbare schoolsysteem is uiteindelijk weinig veranderd: onze ouders zaten ook op bankjes in de klas naar een leraar te luisteren, hadden ook een rooster, boeken, proefwerken.  Er is weinig innovatie,  terwijl de tijden enorm veranderd zijn.”

Hoe moet het dan?
Ons doel is niet een nieuw onderwijssysteem op te richten.  Het doel van Remind Learning is  leerlingen helpen om zich binnen dit systeem zo goed mogelijk te redden.  Maar het systeem is verouderd en gebaseerd op dogma’s. Hoezo moet je eigenlijk in elk vak een bepaald niveau halen?  Waarom kun je niet Engels op VWO niveau krijgen en wiskunde op VMBO niveau? Dat lessen om negen uur beginnen is ook achterhaald.  Het hele onderwijs is gericht op nivelleren in plaats van stimuleren.
In die zin passen wij misschien in de zesjes-cultuur. We helpen leerlingen goede cijfers te halen, maar aan een acht voor geschiedenis omdat je alle jaartallen uit je hoofd kent hechten we persoonlijk weinig waarde.  We willen ze vooral aan het denken zetten over hun individuele mogelijkheden. Dat is waar de focus moet liggen, niet bij het halen van achten.”

Klinkt ook behoorlijk individualistisch allemaal. Kunnen jongeren zich als ze zo opgeleid zijn wel aanpassen aan grote organisaties waar niet alles om hen draait?
Waarom ga je er meteen van uit  dat het de werknemers zijn die zich in de toekomst aan een organisatie moeten aanpassen?  Het zijn de organisaties die zullen moeten inspelen op een nieuwe generatie werknemers die inderdaad heel anders functioneren dan oudere generaties.  Dingen veranderen. ”

Over de leerlingen. Pubers zijn  soms lui en onverschillig. Hoe reageren ze op jullie trainers?
Wij zijn anders. Alleen al doordat we jong zijn. Daardoor is er een goede aansluiting tussen de leerlingen en de trainers. Bovendien zijn we selectief met wie we opleiden. De trainer zelf is onze boodschap. We willen iemand voor de klas zetten die zelf nadenkt, zijn eigen leven leidt, en eigen keuzes maakt. Een trainer moet de leerlingen kunnen inspireren.”

Kun je bij middelbare scholieren wel aankomen met verhalen over passie, motivatie en creativiteit?
Het klopt dat het op die leeftijd in een groep vaak niet makkelijk is om te zeggen dat je iets ‘ leuk’ vindt, of om ergens enthousiast over te zijn. We proberen ze niet te motiveren door te zeggen dat school leuk is. Ook zeggen we niet dat ze ‘dit voor zichzelf moeten doen.’  Zo ervaren ze dat namelijk niet.  Het zijn leerlingen en alles wat ze doen op school,  doen ze gewoon omdat dat moet.
We vragen ze wel naar wat ze wíllen. Dat zijn ze al minder gewend.  Vervolgens maken we hen duidelijk: als je iets wilt bereiken, dan horen daar ook vervelende dingen bij.  Met die vervelende dingen helpen wij.”

Op de site van Remind staan filmpjes die inspireren, bijvoorbeeld van Alain de Botton, over geluk en doorzettingsvermogen. 

OOK IN HET NIEUWS WOENSDAG 18:00
Voor het eerst in vijftig jaar gaat het Europese landbouwbeleid op de schop. Hier gaan miljarden in om. Edward Snowden heeft ondertussen gecodeerde bestanden klaargezet voor als hem iets overkomt. En Amerikaanse homoseksuelen hebben een belangrijke juridische overwinning geboekt. 

“GEEN WK, MAAR GOED ONDERWIJS!”

Tekst: Florian van Velthoven / 26 jun – 11:15

Onze verslaggever Florian van Velthoven is de komende weken in Brazilië, om één jaar voor het begin van het WK van het land verslag te doen. Deze week was hij bij de massale protesten in Rio de Janeiro.

De massale Braziliaanse protesten van de afgelopen weken gaan over veel. Ze begonnen als protest tegen de verhoging van het buskaartje, maar inmiddels is ook educatie een belangrijk thema geworden. Veel Brazilianen zijn namelijk boos over de slechte staat van het onderwijs in hun land: “Als je geen privéschool kan betalen ben je verloren.”

In theorie ziet het Braziliaanse er niet eens slecht uit: zeven jaar basis-, vier jaar middelbaar en drie jaar hoger onderwijs. De praktijk is een stuk minder rooskleurig. Ouders moeten zelf voor potloden, pennen, schriftjes en dat soort dingen zorgen. Bovendien maakt 61 procent van de Braziliaanse kinderen de basisschool niet af. Brood op de plank is belangrijker en zo missen zij een belangrijk deel van hun educatie.

De geluiden over de publieke school zijn niet positief. De kwaliteit is slecht en directe doorstroming naar de universiteit is niet mogelijk. Om dat te realiseren, moet je eerst twee jaar naar een peperdure privéschool.

Vandaar dat de demonstraties in Brazilië ook gericht zijn tegen de slechte kwaliteit van het onderwijs. “Als je niet naar een privéschool gaat, krijg je echt slecht onderwijs. Dan ben je echt verloren”, legt de 22 jarige Luanna Keller uit. Haar vriendin Paula Felix knikt instemmend. De twee zijn beiden naar een privéschool gegaan en dat zien zij als een geschenk uit de hemel. “Ik dank mijn ouders dat zij het geld hadden om mij goed onderwijs te laten volgen”, zegt Felix. Het Engels van de twee is niet heel goed, maar ze kunnen het, en daar gaat het om. “Wij protesteren omdat de regering te laks is. Ze weten dondersgoed dat het onderwijs niets voorstelt, maar zolang de mensen niet doen, vinden zij het prima. Er wordt gewoon met ons gesold”, zegt een strijdlustige Keller. “De kinderen van nu hebben recht op goed onderwijs. Misschien gaat dat nu gebeuren.”

In het demonstratiegeweld zijn er veel bordjes te vinden met het woordje 'educatie'. Een demonstrant schreeuwt: “Geen WK, maar goed onderwijs!” Ook Thiago Bartoli is fel aan het demonstreren. “Dit land is gek. We geven miljarden uit aan het WK en de Olympische Spelen, er worden stadions gebouwd die na het WK niet meer vol zitten, maar het onderwijs en de gezondheidszorg krijgen geen rooie cent. Er wordt hier geld gestoken in peperdure projecten, terwijl er op hetzelfde moment mensen doodgaan! De tijd van op de bank zitten is voorbij, we gaan nu de straat op. Voor beter onderwijs, voor een betere gezondheidszorg. Voor een beter Brazilië!” 

DE BOERKA ANNO 2013

Tekst: Sam Trompert / 25 jun. – 16.15

 Hoewel er nog nooit iemand in het pittoreske Alkmaar een boerka gezien of gedragen had, besloot mijn middelbare school zo’n tien jaar geleden tot de invoering van een boerkaverbod. Dat heette toen nog een verbod op “gezichtsbedekkende kleding”, zodat ook het puberend gespuis dat de gewoonte had met integraalhelm in de klas plaats te nemen het kon vergeten. En passant zorgde de formulering er ook voor dat het geen discriminatie van een religieuze minderheid zou zijn – dat speelde toen namelijk nog.

Creativiteit

Tijden veranderen. Het is niet meer de gezichtsbedekkende kleding die voor problemen zorgt, maar juist de variant waarbij je teveel ziet. Gek genoeg wordt de hotpants wel om ongeveer dezelfde redenen verboden: het kledingstuk wordt als ‘aanstootgevend’ gezien en het bemoeilijkt de communicatie (want, leidt af).

Maar waar de hotpants een “uiting van creativiteit” is en een zoektocht naar wat “gepast gedrag” is, kregen de boerkadraagsters alleen bijval van de Raad van State. Een ongemakkelijke zoektocht naar juridische rechtvaardigingen volgde. De Kamer is er overigens nog steeds niet over uit, maar zo ongeveer iedereen vindt het wel goed zo: boerka’s gaan net even te ver.

Uit

Maar hotpants een uiting van creativiteit noemen gaat ook te ver. Spullen die je bij de H&M kan kopen een uiting van creativiteit noemen gaat sowieso al vrij ver, maar dat je denkt dat zo’n hert zich met haar hotpants ‘creatief aan het uiten is’ tijdens wiskunde is toch de bloody limit? Zelfs al zou dat waar zijn is het goed die ‘creativiteit’ niet serieus te nemen. Welke succesvolle creatieveling voelde zich nou begrepen door volwassenen toen ‘ie jong was?

Dus niet zo ingewikkeld doen. In welke kant je moreel-superieure vingertje nou wijst, naar de vrijheid, tegen de kleinburgerlijkheid of voor het fatsoen: die hotpants moet uit. 

IEDER JAAR EEN BEETJE EINDEXAMEN

Tekst: Redactie / 25 jun. – 16.00

Onderbouwleerlingen moeten vanaf 2015 verplicht een een diagnostische tussentoets maken op de middelbare school. Een voorstel van die strekking heeft staatssecretaris Sander Dekker vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.

Het gaat om een toets voor de vakken Nederlands, Engels en Wiskunde. Door de toets kunnen ouders, leerlingen en de school beter in de gaten houden of de leerling op koers ligt voor het echte eindexamen. Een diagnostische toets telt overigens niet mee voor het gemiddelde cijfer op het rapport. 

OOK IN HET NIEUWS DINSDAG 12.30 Het koninklijk paar is aangekomen in Denemarken. Wielrenner Rasmussen moet 7 ton terugbetalen aan de Rabobank. En de EU en Turkije onderhandelen weer. 

"WETENSCHAP HOEFT NIET ALTIJD VERNIEUWEND TE ZIJN"

Tekst: Peter Wierenga / 25 jun. – 12.00 

Pas op dat de druk op de ketel niet te hoog wordt, zo kun je het rapport Vertrouwen in wetenschap samenvatten. Naar aanleiding van de affaire-Stapel onderzochten leden van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) alle factoren die de integriteit en onafhankelijkheid van de wetenschap bedreigen. Hun antwoord aan de politiek: zorg voor bewustzijn bij de bollebozen, bijvoorbeeld met een eed, en kijk ook eens goed naar de wijze waarop de financiering is geregeld. De Nieuwe Pers sprak in Utrecht met commissievoorzitter Keimpe Algra.

U en uw commissieleden stellen dat wetenschap nog steeds een A-merk is en meer vertrouwen geniet dan bijvoorbeeld politiek en media. Maar zijn jullie zelf anders tegen wetenschap gaan aankijken door de affaires van de laatste tijd?

Er zijn absoluut alarmbellen gaan rinkelen, ik denk dat dit voor de meesten van ons geldt. Dat zie je niet alleen aan de concrete follow-up, zoals een drietal rapporten van de KNAW naar aanleiding van de affaire-Stapel, maar ook dat de beroepsgroep van sociaal-psychologen nu een antwoord probeert te vinden hoe dit soort affaires – want het is niet de enige – voorkomen kunnen worden. Mensen zijn geschrokken.

Tot bij de koffieautomaat aan toe?

Het hangt een beetje van het wetenschapsgebied af, maar zeker in de biomedische wetenschappen en de sociale psychologie is het een belangrijk onderwerp van gesprek. Maar er is al langer sprake van een groeiende belangstelling voor integriteitsaspecten van de wetenschapsbeoefening. Zo heeft de decaan van geneeskunde hier in Utrecht, Frank Miedema, een cursus laten ontwikkelen voor promovendi: That thing called science. Dat draait om wat we science studies noemen. Hierin leer je enerzijds wat de normatieve aspecten van wetenschapsbeoefening zijn, dus wetenschapsfilosofie en ethiek. En anderzijds wat de realiteit van het vak is, ofwel de wetenschapssociologie, zoals de druk waaronder men werkt. Het gaat erom hoe die twee, theorie en praktijk, kunnen schuren.

Zou zo'n vak ook al in de master-fase gedoceerd moeten worden?

Ja. Verder is het ook erg van belang dat universiteiten zorgen voor, zeker waar men met experimenten werkt, goede protocollen met de nodige checks and balances. Dat is de institutionele kant. Daarnaast is er de personele kant: zorg dat de gedragscode van de VSNU (de vereniging van universiteiten, red.) ook écht ingedaald is, dat mensen die kennen en dat die in het onderwijs voor promovendi een rol speelt – zowel de regels uit de gedragscode als de dilemma's die erin beschreven staan.

Jullie wijzen ook op de (kwalijke) rol die de geldstromen spelen.

Ik vind het heel belangrijk dat de financiers oog hebben voor ruimte voor peer review en peer pressure. De druk moet er maar eens een beetje vanaf dat onderzoek altijd vernieuwend, vernieuwend en nog een keer vernieuwend moet zijn. Zorg dat er ook ruimte en tijd is om nog eens goed te kijken naar eerder onderzoek en om experimenten over te doen. Als je altijd de nadruk legt op vernieuwing en originaliteit, dan gaat dat niet werken.

Dat is lastig, want met herhaling van eerder onderzoek scoor je geen citaties. Moet de beoordeling van kwaliteit dan niet fundamenteel anders?

Zover zijn we niet gegaan. Wij hebben de diagnose gesteld, en nu is het aan universiteiten, overheid en NWO (Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, red.) om een antwoord te geven. Als je het mij persoonlijk vraagt, kunnen we beter vandaag dan morgen stoppen met met die nadruk op citatie-analyse en bibliometrie. Ik was zelf voorzitter van een KNAW-commissie die in 2011 wees op de grote beperkingen van bibliometrische indicatoren voor kwaliteitsbeoordelingen in de geesteswetenschappen, maar eigenlijk ook daarbuiten.

Ligt er ook niet te veel nadruk op het nut van onderzoek, de zogeheten valorisatie?

Het is niet reëel om dat helemaal kwijt te willen, en dat hoeft ook niet. In zekere zin komt dat het vertrouwen in wetenschap juist ten goede, dat onderzoek een zeker nut heeft, maar het gaat om maatvoering. De drang naar valorisatie mag niet zo sterk worden dat onafhankelijk of niet-toegepast onderzoek geen plaats meer heeft, en dat mensen denken dat wetenschappers alleen maar hun opdrachtgevers achterna hobbelen.

Hoe erg is het eigenlijk gesteld met die onafhankelijkheid? Is het 5 voor 12, zoals NRC Handelsblad suggereerde?

Nee, ik denk niet dat het een zeer acuut of zeer groot probleem is. De teneur van het rapport is dat er op dit moment geen reden tot paniek is, maar dat er wel een aantal gevaren zijn die geneutraliseerd moeten worden. Er is echter geen reden om aan te namen dat zaken à la Stapel heel vaak voorkomen.

Toch is het vaak mistig. Toen ik eens voor De Pers uitzocht hoe het zit met bijklussende hoogleraren, bleek dat slecht bijgehouden te worden. Is dat verbeterd?

Ik weet dat een aantal universiteiten daar mee bezig is. De Universiteit Utrecht, waar ik werk, wil transparantie, doordat iedereen in een universitair register aangeeft wat de bijbanen en nevenfuncties zijn. Ons rapport pleit daar eveneens voor, maar óók dat er transparantie moet komen over wat je met onderzoek verdient. Daar heeft het in het verleden wel eens aan ontbroken. Overigens moet je dat soort regels intern ook duidelijk communiceren. Te vaak gebeurt het op de universiteit dat mensen bijvoorbeeld niet eens weten dát er een register is.

Het verwachtingspatroon bij het publiek ligt ook hoog omdat er nogal wat juich-berichten de wereld worden ingestuurd.

Gek genoeg bleek dat een algemeen gevoelen te zijn, zowel bij wetenschapsjournalisten als bij de universiteiten zélf, dat wetenschapscommunicatie te veel in de hoek van de peptalk is gekomen. Dat heeft ook te maken met de onderlinge rivaliteit van de universiteiten: “Hoe hoog staan wij op Shanghai?” (internationale ranglijst, red.). Dus probeert iedereen om zichzelf zo gunstig mogelijk voor te doen, terwijl voor het publieke imago een evenwichtiger beeld juist veel beter zou zijn. Als mensen wetenschap enkel en alleen zien als een succes story, dan wordt het des te teleurstellender als dingen niet lukken, zo van “hebben ze nou nog steeds niks tegen kanker..!?”.

En al die hyperige journalisten helpen dan ook niet mee…

Nou, we zijn heel positief over de media. Nederland heeft over het algemeen, zeker bij de grote kranten – NRC, Volkskrant en Trouw – goede wetenschapsjournalisten die evenwichtig schrijven. Dat is een groot verschil met Amerika, waar de wetenschapsjournalistiek, ja überhaupt het hele debat, sterk gepolitiseerd is. Volgens de Republikeinen is er geen klimaatverandering, volgens de Democraten wel. En in Amerika besteedt de wetenschapsjournalistiek relatief veel aandacht aan mavericks en malle, alternatieve theorieën als het creationisme – alsof de evolutieleer ook maar een mening is. Dat zie je hier in Nederland toch niet.

Zou de publieke omroep niet een stevig wetenschapsprogramma moeten (blijven) maken?

Publieke aandacht voor wetenschap is op zich natuurlijk altijd goed. De vraag is wel wie je ermee bereikt. Ik vermoed dat dat hetzelfde publiek is dat nu al de kwaliteitskranten leest. Wat ik persoonlijk interessanter zou vinden is hoe je juist het ongeïnformeerde publiek bereikt, zodat die een beter beeld hebben van de successen én beperkingen. Daar heb ik het met een aantal mensen over gehad, bijvoorbeeld dat de KNAW eens met RTL gaat praten over een programma. Maar die suggestie heeft ons rapport uiteindelijk niet gehaald.

Kenner van de Oudheid
Keimpe Algra (54) is hoogleraar Antieke en Middeleeuwse Wijsbegeerte aan de Universiteit Utrecht en was tot 1 juni van dit jaar vice-decaan van de faculteit der Geesteswetenschappen. Hij is lid van de KNAW sinds 2004. Ook is hij gastdocent geweest aan Yale University en (co-)auteur van de Cambridge History of Hellenistic Philosophy.

Iets anders. Jullie pleiten voor meer academici voor de klas, die een reëel beeld van de wetenschap kunnen overbrengen. Dat wordt al jaren geroepen, maar schiet niet erg op…

Ik denk dat er op het ministerie best sympathie is, maar het is in de praktijk lastig. Je hebt in sommige vakken te maken met een lerarentekort, waardoor je onbevoegde docenten voor de klas krijgt. En veel studenten aan de universiteit hebben geen zin om voor de klas te staan, dus je zult het vak ook aantrekkelijker moeten maken – en goed betaald. Daar is het kabinet gevoelig voor, bij de bezuinigingen worden de leraren tot nu toe ontzien. Ik denk dat het heel belangrijk is dat docenten, ook al hebben ze zelf geen onderzoek gedaan, in ieder geval weten hoe dat werkt en dus zelf gestudeerd hebben aan een universiteit.

Vanuit de kenniseconomie bekeken is dat toch een no brainer?

Tja, geld hè…. Iedereen ziet hoe het met de economie gaat, er zijn zoveel claims op dat budget. Vanuit sommige perspectieven is dit een luxeprobleem, zou je kunnen zeggen.

Ben u nog verrast tijdens het maken van dit rapport?

Wat mij opviel is de integriteitscode van grote bedrijven, zoals bijvoorbeeld DSM. Mensen denken soms dat als érgens gesjoemeld wordt, dan in het bedrijfsleven, vanwege het winstoogmerk. Maar ze hebben het aspect van integriteit – door de hele productieketen heen – bij DSM juist heel goed geregeld. Ik weet natuurlijk niet of ze daar in de praktijk consequent aan vasthouden, maar ik was er van onder de indruk.

Misschien wel omdat het desastreus zou zijn voor het bedrijf als het misgaat.

Dat denk ik ook. Je bent geneigd om te zeggen dat economische belangen altijd aan het andere eind van het touw trekken, maar als mensen goed nadenken over wat uiteindelijk in hun belang is, komen ze met prima regelingen.

Terug naar de academie. De druk is hoog, mede omdat er veel wordt gewerkt met tijdelijke contracten en omdat je moét publiceren. Is er geen totale cultuuromslag nodig?

Op zichzelf is er niet veel mis met die prestatiecultuur, vind ik. Ook hier geldt: het is een kwestie van maatvoering. Je wilt niet dat mensen niét ambitieus zijn, tot op zekere hoogte hoort concurrentie en druk bij de wetenschap, net zoals dat bij sport hoort. Je gaat natuurlijk ook niet zeggen: omdat er doping is gebruikt in de Tour de France, hoeven de renners voortaan niet meer hard te fietsen. (lacht) Dan is het hele idee weg. Dat geldt ook voor de wetenschap. Je moet zorgen dat je én prestatiedrang hebt én voldoende checks and balances.

Meer van Peter Wierenga? Neem een abonnement! 

OOK IN HET NIEUWS MAANDAG 12.00 De toestand van Nelson Mandela is onverminderd ‘kritiek’. In de Tweede Kamer is het proefballonnetjestijd: de SP wil een ‘actualiteitenuurtje’, en D66 wil nieuwe bewindslieden eerst ondervragen voordat ze benoemd worden. De ChristenUnie opperde eerder al de invoering van een ‘parlementaire ondervraging.’ De Kamer heeft vandaag de jaarlijkse vergadering over zichzelf, vandaar. Klokkenluider Snowden heeft overigens een ticket naar Cuba geboekt. 

NIET VOOR NIETS

Tekst: Sam Trompert / 24 jun. – 12.00 

“Een groeiende wereldbevolking tot 9 miljard in 2050,  klimaatverandering, grondstoffenschaarste, vergrijzing, etc. Dit vraagt om slimme en nieuwe antwoorden om ook in de toekomst welvaartsgroei te kunnen realiseren. De antwoorden komen van excellente onderzoekers en ambitieuze ondernemers.” Dat schrijven Henk Kamp (Economische Zaken) en Sander Dekker (Onderwijs) begin dit jaar aan de Tweede Kamer. Onderwijs is namelijk een economische zaak. Vooral als het gaat om de ‘kenniseconomie’.

Want het hoger onderwijs mag dan geteisterd worden door bezuinigingen, die kenniseconomie moet intact blijven: onze reddingsboot naar de veilige havens van economische voorspoed en innovatie. Want meer en betere kennis = economische groei, zo luidt de formule. Maar bezuinigingen maken het een stuk lastiger voor universiteiten en onderzoekers om meer en betere kennis te vergaren.

‘Nut’

Om bezuinigingen deels te ondervangen wordt samenwerking gezocht met het bedrijfsleven. Samenwerking moet dan, vooral voor bedrijven, wel wat opleveren. En het liefst wordt dat ‘wat’ uitgedrukt in geld.

Twee zaken zitten dan op de schopstoel. Allereerst moet fundamenteel onderzoek beschermd worden, zo zegt ook de brief van Kamp en Dekker. Fundamenteel onderzoek, onderzoek dat niet direct ‘nut’ (lees: geld) oplevert, rendeert nu eenmaal niet zo snel. Het bedrijfsleven staat dus niet te juichen om zulks te financieren.

Ten tweede: alfa’s. De talen, geschiedenis en kunstgeschiedenis, cultuurstudies… Het mogen boeiende disciplines zijn, maar geld heeft het nog nooit opgeleverd. En de kans dat er ooit flink munt uit te slaan valt lijkt gering. Universiteiten moeten zichzelf ‘profileren’; een trend die al langer speelt maar door het eerste kabinet Rutte nog even flink is aangezet. Specialiseer je in een beperkt aantal wetenschapsgebieden en excelleer daarin. Word een baas, zogezegd.

Profileren kun je leren

Universiteiten hebben dat enthousiast gedaan. Maar onder druk van het universitaire marktdenken specialiseren zij zich voornamelijk in gebieden die ‘wat’ opleveren. En dus niet in archeologie of mediastudies. In plaats daarvan worden complete talen van het onderwijsprogramma geschrapt en samengevoegd tot zogenaamde ‘brede bachelors’: Europese Talen en Culturen bijvoorbeeld.

Eigenlijk is het allemaal heel logisch, want “Nederland kampt met een groot tekort aan technici”. Niet met een tekort aan, bijvoorbeeld, antropologen. Volgens hoogleraar Digital Humanities Rens Bod ligt dat genuanceerder. Hij schreef een boek over de geschiedenis van de alfadisciplines: De Vergeten Wetenschappen.“Vaak wordt gedacht dat alle bètaopleidingen de zogenaamde ‘technici’ afleveren. Er is inderdaad een tekort aan technisch geschoold personeel, maar er is absoluut geen tekort aan biologen, of natuurkundigen.” Volgens Bod is het gevaarlijk dit soort generalisaties te maken. Maar feit blijft dat een bètaopleiding meer kans geeft op een baan. Afgelopen week publiceerde opinieblad Elsevier haar jaarlijkse onderzoek naar arbeidsmarktperspectieven. Tandarts scoort weer hoog, met ‘cultuurstudies’ kun je wel inpakken.

Maar ook dat is niet heel verrassend. Bod: “Kijk, technische opleidingen zoals werktuigbouwkunde, maar ook geneeskunde leiden op voor een specifiek beroep”. Dat je daar meer kans op een baan mee hebt is logisch, volgens Bod. Overigens doen niet alle alfaopleidingen het slecht. Zo is er ook een tekort aan docenten Klassieke Talen, maar daar hoor je veel minder over.

‘Hypergespecialiseerd’

Oudheidkundige Jona Lendering is somberder. Volgens hem leiden we mensen op voor werkloosheid, en leveren universiteiten de alfa af met een serieuze achterstand op de arbeidsmarkt. “Dat zou nog te rechtvaardigen zijn als het idee dat deze mensen heel ‘breed’ kunnen denken waar zou zijn”, zegt Lendering. Een historicus heeft bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar een of ander handelsverdrag tussen Colombia en Nederland uit 1912. Nutteloos dus. Maar deze historicus zou, zo is de aanname, heel goed moeten zijn in het opzoeken en verwerken van informatie. Wel nuttig.

Maar volgens Lendering wordt juist die brede kennis, waarmee de alfa zijn nut moet bewijzen, niet meer gedoceerd. “Docenten zijn ‘hypergespecialiseerd’. Als ze zelf die algemene ontwikkeling al niet hebben, hoe moeten ze die dan overdragen?”

Specialisatie is een van de criteria geworden voor professionaliteit van en in de universiteit, samen met het aantal wetenschappelijke publicaties dat een universiteit uitbrengt en het aantal afgestudeerden dat ze aflevert. Voormalig president van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) Frits van Oostrom zei vorige maand in de Groene Amsterdammer dat “het academische lichaam is gedrogeerd met de bloeddoping van het moderne marktdenken.” De universiteit is een handelaar in kennis, te verkopen aan de hoogste bieder.  En voor de geesteswetenschappers zijn maar weinig mensen bereid te betalen. De samenleving wil immers ‘waar voor zijn geld.’ Een medicijn tegen kanker bijvoorbeeld.

Pretpakket

Hoe komt het toch dat de alfa zijn maatschappelijk nut niet over het voetlicht weet te brengen? Volgens Rens Bod begint het al op de middelbare school. “Als je ook maar een klein beetje goed bent in wiskunde wordt je al gauw naar de ‘zware’ Natuurprofielen geduwd – de vakkenpakketten met de exacte vakken. Doe je de alfavakken, het profiel Cultuur en Maatschappij, dan heb je het ‘pretpakket’”, aldus Bod, die zelf met het grootste gemak Natuurkunde cum laude afrondde. De opleiding Kunstgeschiedenis die daarop volgde was een stuk moeilijker. “Toch is de publieke perceptie erop gericht de exacte vakken als ‘moeilijker’ en ‘zwaarder’ te beschouwen. Dat is een misvatting.”

Daar is de geesteswetenschap overigens zelf ook deels verantwoordelijk voor. Jona Lendering verwijt de alfawetenschappers een ivorentorenhouding: “Neem de afdeling Astronomie van de Universiteit van Amsterdam. Daar zit permanent iemand om vragen van de pers te beantwoorden en hun onderzoeken onder de aandacht te brengen. De alfawetenschappen doen dat veel minder. Zij hebben een instelling van: ‘men begrijpt ons toch niet, dus alle kritiek is ongefundeerd’. Dat is een groot probleem want door die houding wordt alle kritiek eenvoudig weggewuifd. Ook terechte kritiek, zoals het gebrek aan goede wetenschapscommunicatie.”

Zonder geesteswetenschappen geen internetrevolutie

En onbegrepen maakt onbemind. Maar wat is dan die waarde van een alfa? Volgens Bod kunnen we op dat gebied nog wel wat leren van Amerika. Studenten zijn daar verplicht een minorbuiten hun eigen vakgebied te volgen: “Een natuurkundestudent moet dus een aantal geestesvakken volgen. Die worden als belangrijk gezien omdat ze je dwingen kritisch te denken en kritisch de reflecteren op teksten en bronnen.” En dat zijn waardevolle eigenschappen, ook voor toekomstige werkgevers. Kijk naar de theoretische taalkunde, een geesteswetenschap pur sang, die de basis vormt voor de eerste hogere programmeertalen. Bod: “Zonder de geesteswetenschap had de internetrevolutie niet plaatsgevonden.”

Een slimme marketingstrateeg melkt zoiets natuurlijk helemaal uit, maar alfawetenschappers? “Die weigeren gewoon hun vakterrein uit te leggen”, benadrukt Lendering, “ze blijven het liefst in hun ivoren toren, en als ze er een keer uitkomen, dan lopen ze naar de circustent… voor de Historicus van het Jaarverkiezing. Dat gaat helemaal nergens over, en ondertussen blijven reële vragen van burgers aan de wetenschap onbeantwoord.”

En dan helpt de overheid ook al niet mee. Proefballonnetjes als de gratis bètastudie en de langstudeerboete versterken het beeld: studeren in het algemeen, en een alfastudie in het bijzonder, zijn voornamelijk een kostenpost voor de samenleving. Voormalig Onderwijsminister Jo Ritzen (PvdA) durfde in 1990 zelfs zo ver te gaan te beweren dat “alpha-studenten hun tijd verprutsen.” Ze studeren tegelijkertijd te lang (in jaren) en te kort (in uren per dag). Komt de alfa ooit van zijn imagoprobleem af? Als hij zelf ook bereid is te veranderen wel, denkt Rens Bod, en zichzelf durft te profileren, zoals een bèta dat doet:  “Steve Jobs zei ook: ‘Je hebt zowel natuur- als geesteswetenschappen nodig. Door techniek én schoonheid ontstaan de beste producten’.”

Dit artikel verscheen eerder op ons permablog 'Geldboom'.

De staat van ons onderwijs – deel 1
In april hebben we al eens een week aan het onderwijs besteed. Zo is Mark Voortman op bezoek geweest bij een klein schooltje in een krimpgebied. Scholen met minder dan 100 leerlingen zouden moeten sluiten. Inmiddels is de angel alweer uit dat verhaal getrokken. Verder waarschuwt Ties Joosten mensen die journalistiek willen studeren en relativeert Annika Elschot de boel: het valt allemaal best wel mee. 

KWALITEIT BOVEN KWANTITEIT 

Tekst: Annika Elschot / 5 apr – 16.30

De kwaliteit van de leraren in Nederland moet omhoog. De studenten die zich inschrijven voor een lerarenopleiding moeten niet meer automatisch worden toegelaten en docenten die in het voorgezet onderwijs werken moeten een masteropleiding volgen, zo staat in het advies van de Onderwijsraad. Het beleid was de afgelopen jaren er vooral op gericht het kwantitatieve lerarentekort aan te pakken. Nu is het moment om de kwaliteitsslag te maken.

Een sterke beroepsgroep draagt bij aan goed onderwijs en zal op de langere termijn nieuwe hoogopgeleiden aantrekken. De onderwijsraad doet een viertal aanbevelingen. Een daarvan is de aanbeveling om meer gebruik te maken van werving en selectie rond de lerarenopleiding.
Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt daarover in De Volkskrant:
'Voor de lerarenopleidingen gaan nog zwaardere eisen gelden dan voor de andere hbo-opleidingen. Zij mogen hun studenten strenger selecteren, ook op basiskennis. Gedurende de opleiding komen er kennistoetsen: taal, rekenen, en andere vakken. Pas wie die toetsen haalt, mag aan de slag als leraar. Nu hebben studenten van de lerarenopleidingen soms gewoon een gebrekkige basiskennis.'

Ook moet de beroepsstandaard verhoogd worden. Bij- en nascholing zou verplicht moeten worden, gekoppeld aan een publiekrechtelijk lerarenregister. Registratie moet een voorwaarde worden om les te kunnen geven. En ook voor de schoolleiders zou een register moeten komen.
Volgens Staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is het belangrijk om in je vak te kunnen groeien. “In heel veel andere sectoren is het de normaalste zaak van de wereld om bezig te zijn met je vak, werken aan je eigen ontwikkeling, werken als team, doelen stellen en er stapsgewijs naartoe werken. Het onderwijs loopt daarbij achter. Wij willen dat iedere leraar zich registreert en zijn bekwaamheden bijhoudt, zoals artsen”, dat zegt hij in De Volkskrant.

Sinds februari 2012 is er een lerarenregister. Het is nu nog vrijwillig, maar vanaf 2017 wil het kabinet dat het verplicht wordt om je te registreren als leraar. Het streefdoel is dat in 2015 vijftig procent van de leraren is geregistreerd en dat zij hun bekwaamheden bijhouden in het register, zo staat in het Bestuursakkoord VO.

Daarnaast pleit de raad ervoor dat het behalen van een masterdiploma de standaard wordt voor alle nieuwe havo- en vwo-leraren. Verder adviseert de raad te investeren in begeleidingsprogramma’s voor beginnende leraren en het functioneren van leraren in de praktijk serieuzer te beoordelen. Uit het Onderwijsverslag 2010/2011 van de Onderwijsinspectie blijkt namelijk dat beginnende leraren minder vaak over de benodigde basisvaardigheden beschikken dan meer ervaren collega’s.

Tot slot, regio’s moeten nauw samenwerken aan kwaliteit en kwantiteit. Er zijn namelijk tekortregio’s en overschotregio’s. Landelijke maatregelen om lerarentekorten tegen te gaan, werken niet altijd en overal even goed. Er moet een schooloverstijgend personeelsbeleid komen dat past bij de situatie in de regio. Schoolbesturen zouden hiermee aan de slag moeten gaan. 

"GA GEEN JOURNALISTIEK STUDEREN!"

Tekst: Ties Joosten / 05 apr – 12:15

Hoeveel journalisten heeft een land nodig? Dit studiejaar zijn op vier verschillende hogescholen (Eindhoven, Ede, Utrecht en Zwolle) 731 eerstejaarsstudenten aan de opleiding tot journalist begonnen. Aan drie Nederlandse universiteiten (Amsterdam (UvA), Rotterdam en Groningen) begonnen nog eens 97 studenten aan een masteropleiding die op één of andere manier betrekking heeft op journalistiek. En aan de postacademische opleiding tot dagbladjournalist in Rotterdam begonnen dit jaar 22 studenten. Dit zijn alleen nog maar de studenten die aan een ‘echte’ journalistiekopleiding begonnen. De vele honderden studenten aan de opleidingen communicatiewetenschap, crossmediale communicatie, multimediadesign, media, informatie en communicatie of hoe deze opleidingen ook mogen heten rekenen we hier niet eens mee. Al deze studenten worden opgeleid voor een vak dat je in principe ook zonder diploma mag uitoefenen: journalist is immers een vrij beroep.

Ondertussen is het crisis in de journalistiek. Ergens halverwege de jaren ’90 heeft de laatste journalist een vast contract gekregen, freelancetarieven, oplagecijfers en advertentie-inkomsten glijbanen allen richting nul en jonge journalisten krijgen alleen nog werk als spotgoedkope zzp’er zonder arbeidsongeschiktheidsverzekering en pensioenopbouw, met alle toekomstige risico’s van dien. Niet voor niets waarschuwde de kersverse ambassadeur jeugdwerkloosheid Mirjam Sterk woensdag jongeren om vooral niet aan een opleiding journalistiek te beginnen: “Je komt gewoon niet aan de bak.”

Deze cijfers zijn niet nieuw, al jaren komen jonge journalisten nauwelijks aan een baan. Toch weerhoudt dat hogescholen en universiteiten niet om ieder jaar weer honderden studenten journalistiek aan te nemen. De Christelijke Hogeschool Ede verhoogde dit jaar zijn numerus fixus zelfs van 65 naar 85 studenten. “Dat betekent dus meer kans op een plek voor jou! Ook als je ergens anders bent uitgeloot!” staat in vette letters op de site te lezen. Journalistiekstudenten leveren de opleidingsinstituten nog altijd relatief veel geld op en de verantwoordelijkheid van de hogescholen en universiteiten voor hun studenten houdt bij de ondertekening van het diploma op.

Maar ook de studenten hebben boter op het hoofd. Uit onderzoek blijkt dat bijna vier op de vijf schoolverlaters de situatie op de arbeidsmarkt niet laat meespelen bij de studiekeuze. Daarnaast lijken veel journalistiekstudenten hun keuze voor de opleiding überhaupt nauwelijks goed door te denken. In dit artikel zegt de coördinatrice onderbouw van de faculteit journalistiek en communicatie aan de hogeschool Utrecht bijvoorbeeld dat dertig procent van de eerstejaars studenten geen idee heeft wat ze met hun opleiding willen. Bijna vijftig procent van de studenten wil ‘iets met media’. Slechts een derde van de eerstejaars journalistiekstudenten begint aan de opleiding met de daadwerkelijke ambitie om journalist te worden.  

Ooit gold in de journalistiek het adagium dat de enige goede journalistiekstudent de gesjeesde student is. Tegenwoordig lijkt het er echter meer op dat studenten die zelfs van de journalistiekopleiding worden afgetrapt de echte spekkopers zijn. 

NEDERLAND DOET HET EIGENLIJK BEST (HEEL) GOED

Tekst: Annika Elschot / 4 apr – 14:00

Wereldwijd is er sprake van een explosieve groei van het aandeel hoger opgeleiden, anderzijds heeft de economische recessie steeds meer gevolgen voor de wereldwijde economie. Dit staat in het jaarlijkse rapport Education at a Glance 2012. In dit rapport worden de onderwijsstelsels van landen over de wereld met elkaar vergeleken. Hoe doet Nederland het eigenlijk in vergelijking met andere landen?

Nederland moest tot de top 5 van ’s werelds kenniseconomieën behoren, volgens de Kamerbrede motie van het kabinet in 2009. Uit de publicatie Trends in Beeld 2012 van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap blijkt dat Nederland steeds dichterbij de top 5 komt. Inmiddels staat Nederland in 2013 zelfs al op de vijfde plaats, staat in het Global Competitiveness Report 2012-2013. Op een flink aantal punten scoort Nederland hoog in de ranglijsten. Het percentage voortijdig schoolverlaters is fors afgenomen. Tegelijkertijd is het aandeel hoger opgeleiden toegenomen evenals het percentage jongeren met een startkwalificatie. Ook voor de gemiddelde lees- en rekenvaardigheid van 9/10-jarige scholieren in het basisonderwijs geldt dat deze dichtbij het gemiddelde van de top 5-landen zit. Daar staat tegenover dat het aandeel 15-jarige leerlingen met lage lees-, reken- en natuurwetenschappelijke vaardigheden is toegenomen tussen 2003 en 2009.

Education at a Glance

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft op 11 september 2012 de jaarlijkse uitgave Education at a Glance (EAG) uitgebracht met indicatoren op het gebied van onderwijs. Het is het meest volledige internationale vergelijkingsdocument dat beschikbaar is. Hieronder een korte samenvatting met de meest relevante indicatoren voor Nederland.

Onderwijsdeelname

Nederlanders volgen inmiddels gemiddeld 17,6 jaar van hun leven fulltime onderwijs, terwijl het gemiddelde van de OESO-landen op 16,7 jaar ligt. En de onderwijsdeelname van jongeren tussen de 20 en 29 jaar is in Nederland verder toegenomen, van 29% in 2009 naar 30% in 2010. Ook bij de OESO-landen is er een opvallende toename van onderwijsdeelname in deze leeftijdsgroep tussen 2009 en 2010. Dat wordt met name veroorzaakt doordat leerlingen in landen met een hoge werkloosheid terugkeren naar het onderwijs. Tegelijkertijd constateert de OESO als gevolg van de crisis, een toename van het aandeel jongeren tussen 15 en 29 jaar dat noch een opleiding volgt, noch zich op de arbeidsmarkt begeeft tussen 2008 en 2010. Ook voor Nederland geldt deze stijging. De instroom van vrouwen ligt gemiddeld hoger dan de instroom van mannen in het hoger onderwijs in Nederland, maar ook in de meeste andere landen.

Opleidingsniveau

Om te kunnen concurreren op een arbeidsmarkt die steeds internationaler wordt is een hoger opleidingsniveau nodig. Bij de Nederlandse bevolking ligt het aandeel personen met een hogere opleiding in 2010 rond het OESO-gemiddelde. Het aandeel Nederlandse jongeren van 25-34 jaar met een hogere opleiding ligt in 2010 een paar procent boven het OESO-gemiddelde. Over het algemeen hebben jongeren met hoog opgeleide ouders een grotere kans om een hogere opleiding te behalen in vergelijking met jongeren met laag opgeleide ouders. Nederland behoort echter tot de landen waar ook studenten met laag opgeleide ouders goede kansen hebben een hogere opleiding te behalen. Dit geldt ook voor de Scandinavische landen en Frankrijk.

Werkgelegenheid

Landen met een hoog opleidingsniveau hebben een hogere werkgelegenheid. Nederland valt internationaal op door een relatief hoge werkgelegenheid ook onder de laagst opgeleiden. Het werkgelegenheidspercentage onder alle opleidingsniveaus is in Nederland in 2010 wel gedaald vergeleken 2009. Ook het gemiddelde werkgelegenheidspercentage voor de EU-21 (de 21 OESO-landen die tot de EU behoren) is gedaald bij alle opleidingsniveaus, behalve bij Duitsland.

Onderwijs loont

Onderwijs is niet alleen voor het individu van belang, ook voor de overheid. Het is de investering waard. Dit geldt ook voor opleidingen op startkwalificatieniveau. Met een startkwalificatie heb je meer kans op werk. De netto-opbrengst van een startkwalificatie in euro’s is weliswaar lager in vergelijking met een hoger onderwijs-diploma, maar er is een duidelijk positief verschil in netto-opbrengst in vergelijking met personen zonder startkwalificatie.
Er is wel een verschil in de opbrengst voor vrouwen en mannen, dit is in alle OESO-landen het geval. Onder alle opleidingsniveaus verdienen mannen tussen de 35 en 44 jaar in verhouding meer dan vrouwen in deze leeftijdscategorie, maar dat verschil is in Nederland kleiner dan het OESO-gemiddelde. Investeren in het onderwijs zou in tijden van crisis van groot belang moeten zijn, want een hoog opgeleide bevolking is belangrijk voor economische groei en maatschappelijke stabiliteit. Maar juist de crisis heeft er binnen de OESO toegeleid dat de publieke uitgaven aan onderwijs zijn afgenomen. In Nederland was het budget voor onderwijs gedaald door de stijgende budgetten voor zorg en sociale zekerheid en daarbovenop de daling van de leerlingaantallen.

Hoger opleidingsniveau maakt socialer

Naast dat onderwijs kwalificerend werkt, heeft het ook een socialiserende functie, blijkt. Mensen die hoger zijn opgeleid zijn meer tevreden over hun leven, maken meer gebruik van hun stemrecht en voeren meer vrijwilligerswerk uit. Dit is in Nederland sterker dan gemiddeld in de OESO- landen. Er zijn nog wel verbeterpunten voor Nederland wat betreft het zelfstandig handelen en verantwoord inspelen op maatschappelijke situaties door burgers. Samen met Tsjechië staat Nederland onderaan als het gaat om het aandeel studenten dat een positieve houding heeft ten aanzien van gelijke rechten voor etnische minderheden. Het gebruik van het stemrecht onder Nederlandse jongeren van alle opleidingsniveaus tussen de  25 en 34 jaar ligt wel boven het OESO- gemiddelde.

Nederlandse uitgaven versus OESO-uitgaven

In veel landen neemt de druk op huishoudens toe om de onderwijskosten te delen. Tussen 2000 en 2009 zijn binnen de OESO de private uitgaven aan onderwijsinstellingen harder gestegen dan de publieke uitgaven. In Nederland loopt de stijging in de publieke uitgaven redelijk gelijk met de stijging in de private uitgaven. De Nederlandse uitgaven per leerling liggen in het primair onderwijs op het OESO- gemiddelde, voor het voortgezet en hoger onderwijs boven het OESO- gemiddelde.

EEN VAK LEREN: OUDERWETS?

Tekst: Sido Scholten / 4 apr – 11:30

Kleine scholen waar leerlingen weer ouderwets een ambacht of vak kunnen leren: het lijkt een stap terug in de tijd, maar kan wellicht verfrissend werken in een tijd van leerfases, studiehuizen en verloren diploma’s.

In januari gaven twee grote Rotterdamse ROC’s aan dat ze hun opleidingen samen willen voegen om ze vervolgens in aparte vakscholen op te splitsen. De scholen willen zeven vakscholen opzetten, gespecialiseerd in onderwijs, zorg, ICT en techniek. Minister Jet Bussemaker van Onderwijs stond niet onwelwillend tegenover deze plannen en ook de Rotterdamse havenbedrijven juichen de plannen toe. Het zou de regionale arbeidsmarkt ten goede komen als er weer vakmensen worden afgeleverd, in plaats van louter afgestudeerden met diploma’s waaraan ze in ieder geval de eerstvolgende paar jaar niets hebben.

Mammoetwet

Het klinkt als een nobel idee, maar het bejubelde motto ‘Een vak leren’ is bepaald niet nieuw. Al sinds de introductie van de Mammoetwet in 1968 komt iedere paar jaar wel eens ter sprake dat ‘de mensen vroeger tenminste nog met hun handen konden werken.’ De Mammoetwet was ervoor ontworpen om het principe van het standenonderwijs te doorbreken. Iedereen had vanaf dat moment in beginsel toegang tot hetzelfde onderwijsniveau, of je nu uit een arbeidersgezin kwam of in de Amsterdamse grachtengordel woonde. Toen minister-president Johan Thorbecke in 1863 de wet op middelbaar onderwijs invoerde, was dit nog niet geval. De hbs en het gymnasium waren voor de hogere klassen en intellectuelen ter voorbereiding op de universiteit, op de middelbare meisjesschool (later aangevuld met de Huishoudschool) werden de moeders van de toekomst opgeleid, terwijl de beroepsopleidingen zich nog louter richtten op de handel, nijverheid en ambtenarij. De rest, een grote groep, werd arbeider in loondienst, vaak al direct na de basisschool. Vormend onderwijs als wij dat nu kennen op de middelbare scholen, (lees: rekening houden met de ontwikkeling van de puberende leerling) was nog heel ver weg.

Dat kwam pas ter sprake na de Tweede Wereldoorlog, al bestond er in eerste instantie nog veel discussie over de invulling van het middelbaar onderwijs, waardoor concrete plannen in eerste instantie ontbraken. Pas met de Mammoetwet van Jo Cals, minister van Onderwijs tussen 1952 en 1963, kwam er schot in de zaak. De hbs werd opgesplitst in een vijfjarige havo en een zes jaar durende vwo-opleiding. De mavo werd de nieuwe vierjarige middelbare school ter vervanging van de mulo. De huishoudschool en de kweekschool verdwenen daarmee van het toneel. Ook werd de brugklas geïntroduceerd, die een gelijke basis moest leggen voor iedere leerling, dus met dezelfde lesstof voor iedereen. Het was een idee waarvan in de praktijk al snel bleek dat het niet werkte, vanwege het grote niveauverschil tussen leerlingen.

Parttime gids

Als reactie op dat laatste gingen allerhande onderwijscommissies vol wijze heren aan de slag om de ontwikkeling van het kind nog beter te kunnen vangen in het middelbare onderwijssysteem. Als gevolg hiervan mochten zwakke leerlingen langer in de brugklas blijven of naschoolse bijles volgen: veel was geoorloofd om het kind maar door het eindexamen te loodsen. De basisvorming werd in 1993 ingevoerd. Alle leerlingen moesten na de basisschool drie jaar lang op hetzelfde niveau les krijgen op de middelbare school. Je hoefde geen raketgeleerde te zijn om te voorzien dat ook dit verre van ideaal was, zowel voor mavo’ers die het moeilijk hadden als voor vwo’ers die naar uitdaging zochten. Daarop volgde in 1998 een volgens velen draak van een nieuw plan: de zogenaamde Tweede Fase, waarop bergen kritiek werd gespuid. Leerlingen moesten na de eerste twee vormingsjaren leren om in de bovenbouw zelfstandig te werken op school, het zogenaamde Studiehuis-idee. De leraar was de slechts de parttime gids richting kennis en dus waren er minder lesuren nodig. Dit tot ergernis van veel docenten. 

Het feit dat toenmalig staatssecretaris van onderwijs Tineke Netelenbos (PvdA) de Tweede Fase er doorheen drukte zonder de leerkrachten , toch de uitdragers van het onderwijs, daarbij uitvoerig te betrekken, leidde tot grote onvrede onder leraren in het najaar van 1999. Ook schooldirecties zaten met de handen in het haar. Uit een enquête bleek dat liefst 76 procent van de scholen ‘nog niet klaar was’ voor de Tweede Fase.   

'Laten vallen'

Daarbovenop kwam ook nog de controversiële invoering van het vmbo, een samenvoeging van de mavo met het vbo, het laagste middelbare schoolniveau. Vooral de afschaffing van de goed functionerende mavo leidde tot veel onvrede en onbegrip, alsmede het feit dat leerlingen zelf de keuze kregen om hun vakkenpakketten samen te stellen. Impopulaire vakken zoals Duits, Frans of bepaalde exacte vakken konden de scholieren gewoonweg ‘laten vallen’, als zij deze niet leuk vonden. Vrijheid van het kind kwam voorop te staan. Zelfs wiskunde was een tijd lang niet verplicht, maar dat hersenspinsel is inmiddels weer uit het zicht verdwenen. 

Wellicht is er de komende jaren weer plaats voor vakscholen, waar leerlingen kunnen leren wat werken met hun handen is. Voordat ze zich als zodanig kunnen ontwikkelen, zullen zij eerst minimaal het vmbo met goed gevolg moeten hebben afgerond. Dat is een gefaseerd proces, waarin lang niet alleen met de handen moet worden gewerkt, maar waarbij ook zeker eens flink met de handen achter het hoofd moet worden gekrabd. Soms denk je: was het maar weer 1863, dan wist iedereen tenminste waar hij aan toe was.  

LEEG EN STIL

Tekst: Mark Voortman / 3 apr – 14:45

Het gebouw aan de Talmaweg in het Drentse dorpje Witteveen, met zo’n zeshonderd inwoners, staat er verlaten bij. Vorig jaar renden hier nog kinderen over het schoolplein, maar sinds de fusie met een basisschool in een dorp verderop staat het pand van OBS De Tille leeg en is het een stuk stiller in het dorp.

De fusie met OJS ’t Broekhoes in Balinge was noodzakelijk vanwege het leerlingenaantal, dat in Witteveen te klein was om de school nog langer open te houden. Ook de prognoses voor de komende vijf jaar voorspelden niet veel beters. Daardoor fietsen de Witteveense kinderen tegenwoordig elke doordeweekse dag vier kilometer heen en terug naar Balinge, om daar les te krijgen. Witteveen is maar één voorbeeld. In heel het Noorden zijn basisscholen gedwongen om de deuren te sluiten. Het versterkt volgens velen de negatieve spiraal waarin dorpen zich sowieso al bevinden.

De leefbaarheid in dorpen in Noord-Nederland staat onder druk vanwege de bevolkingskrimp. Veel faciliteiten verdwijnen en door de sluiting van scholen verdwijnt nog een belangrijke overweging voor gezinnen met jonge kinderen om zich in een dorp te gaan vestigen of te blijven wonen. Zo vergrijst de bevolking, is er geen aanwas voor lokale verenigingen, loopt het platteland leeg en bloeden dorpen langzaam dood, luidt een veel uitgesproken angst in kleine dorpskernen. Voorbeelden van zulke spookdorpen zijn te vinden in Oost-Groningen, waar in sommige plaatsen meer huizen leegstaan dan dat er mensen wonen.

In veel dorpen wordt daarom met argwaan gekeken naar de overheidsplannen op het gebied van onderwijs, zoals het advies van de Onderwijsraad om scholen met minder dan honderd leerlingen vanaf 2019 te sluiten. Bijvoorbeeld in het Drentse Nieuw-Balinge, waar momenteel ongeveer negentig leerlingen op de plaatselijk basisschool zitten. Gaan de plannen door zou die school moeten sluiten en zou volgens bewoners het hart uit het dorp verdwijnen, de leefbaarheid en saamhorigheid verdwijnen en zullen veel gezinnen verhuizen, met alle gevolgen van dien. Een minder strenge ondergrens, zoals VVD en PvdA bepleiten, zou voor het dorp al een wereld van verschil maken.

Het plan doet nog een vraag oprijzen. Is onderwijs in kleine groepen per definitie slechter dan in grotere groepen?  Nee, vinden veel Noorderlingen. In kleine groepen is meer aandacht voor elke kind individueel. Bovendien heeft de overheid al de mogelijkheid zwakke scholen te sluiten, en zijn er nog voldoende scholen in het Noorden die goed scoren. Voor de meeste mensen in het Noorden is het simpel. Het is gewoon een Haagse bezuinigingsmaatregel, puur gericht op het besparen van kosten, zonder te kijken naar wat het beste is voor kinderen en kleine dorpen. ‘Eendimensionaal Randstad denken’, zoals het CDA het noemde.

‘GEDESILLUSIONEERD FRANS ONDERWIJS’

Tekst: Willem van Ewijk / 3 apr – 11:00

Veel Europeanen zien Frankrijk door haar rijke literaire en filosofische traditie als de bakermat van de moderne Europese beschaving. Maar cijfers van verschillende onderzoeksbureaus laten zien dat het met geletterdheid en rekenvaardigheid van de Franse jongeren slecht gesteld is. Zo scoort Frankrijk op leesvaardigheid onder het Europees gemiddelde.

Omdat de Fransen een reputatie hoog hebben te houden maken ze zich juist om die ongeletterdheid grote zorgen,  president François Hollande voorop. Tijdens de verkiezingscampagne vorig jaar presenteerde hij zich als ‘kandidaat van de jeugd’ en eenmaal verkozen maakte hij van het verbeteren van het onderwijs een prioriteit.

Het verbeteren van het onderwijs is eens te meer belangrijk gezien de economische crisis. Omdat de innovatie van de Franse economie begint met beter en intensiever onderwijs moeten er volgens Hollande zestigduizend extra docenten worden aangenomen en komen er nieuwe opleidingsinstituten voor pedagogische vaardigheden. Ook zouden kinderen net als voor de onderwijshervorming van 2008 weer op woensdag naar school moeten gaan, zodat ze al op jonge leeftijd leren lang en regelmatig te werken. Zijn minister van Onderwijs, Vincent Peillon, bereidde een wet voor.

De ideale docent moet acteur zijn en psycholoog.

– historicus en filosoof Marcel Gauchet

Docent centraal

In een interview met de Franse avondkrant Le Monde (22 maart), ging historicus en filosoof Marcel Gauchet dieper in op het wetsvoorstel van minister Peillon. Gauchet, die met Le Désenchantement du Monde (vrij vertaald ‘de desillusie van de wereld’) de modernisering van de Franse maatschappij analyseerde, was erg enthousiast over de plannen van Peillon om te investeren in opleiding van docenten en het aantrekken van nieuw onderwijspersoneel. Want volgens Gauchet moet de docent centraal staan in het Franse onderwijs. “De ideale docent moet een groep kunnen leiden, acteur zijn en psycholoog, en daarbij diepgaande kennis hebben van wat hij onderwijst. Dat alles bij elkaar maakt leraar tot het meest menselijke beroep dat er bestaat. Het beroep dat een kind zijn menselijkheid leert te ontwikkelen.”

Lezen, schrijven en rekenen

Het ontwikkelen van dit mensdom doet een docent volgens Gauchet vooral door een kind te leren lezen, schrijven en rekenen. “Al decennia proberen regeringen de school interessanter te maken door grote onderwijshervormingen.” Hoe geraffineerder het hervormingsplan, hoe meer de fundamentele rol van het onderwijs vergeten wordt, aldus Gauchet. “Het gaat om het cruciale moment dat een leerling verandert van iemand die niet-weet, naar iemand die wél-weet. Als we voor een verlicht leermodel kiezen, laten we dan voorzichtig zijn, en uitgaan van het kleine beetje dat wij (politici, intellectuelen, red.) wél weten.” En volgens Gauchet is het enige dat we zeker weten dat om te leren lezen, schrijven en rekenen, kinderen gewoon veel moeten oefenen en uit hun hoofd moeten leren.

Volgens Gauchet zit Frankrijk met de wet van minister Peillon op de goede weg. De Franse Assemblée Nationale gaf op 19 maart haar goedkeuring aan die wet. Sindsdien heeft de Senaat het voorstel in behandeling.

Cijfers

15% van de Franse kinderen aan het eind van de basisschool kan niet hoofdrekenen en 17% van hen is zwak in lezen. Frankrijk scoort op leesvaardigheid onder het Europees gemiddelde. In een studie van PIRLS (een internationaal onderzoeksprogramma naar leesvaardigheid) bekleedt ze de 29e plek uit 45 onderzochte westerse en niet-westerse landen. Halverwege de middelbare school verstaat slechts 40,4% van de leerlingen gesproken Engels. En in 2011 verliet 11,9% van de jongeren tussen de 18 en 24 jaar de school zonder diploma.

Bron: Le Monde, 22 maart 2013 (Pisa/Cedre/PIRLS).

Meer lezen van Willem van Ewijk? Neem een abonnement!

EXACT

Tekst: Juliëtte Verheijen / 2 apr – 16:15

Het had allemaal heel anders kunnen lopen. Als mijn docent wiskunde beter les had gegeven en mij duidelijk had gemaakt dat wiskunde gewoon puzzelen is in plaats van abracadabra, dan had mijn carrière ene enorme vlucht kunnen nemen. De technische kant op dan hè.

Scheikunde lukte altijd prima, maar natuurkunde en wiskunde, daar begreep ik geen moer van. Toen ik later tijdens mijn ietwat ongelukkige onderwijskeuzes weer eens tegen wiskunde aanliep, riep ik de hulp in van mijn toenmalige vriendje. Niets leukers dan een sexy student elektrotechniek die mij eens even uitlegt hoe het zit met wiskundige berekeningen en natuurkundige wonderlijkheden.

Zo zie je maar weer dat veel afhangt van de wijze van lesgeven. Met het menselijk lichaam kun je heel veel wiskundige en natuurkundige vragen beantwoorden. Het berekenen van krommingen, bollingen, hoeken, afstanden, middelpunten en draaiingen wordt een eitje. Wiskunde had na een paar maanden geen geheimen meer voor mij. Het was geweldig! Bewegingen, warmte, luchtverplaatsing en geluid, hoezo moeilijk? Natuurkunde is een heel erg lekker vak.

Nou had ik deze manier van lesgeven door mijn docenten op de middelbare school niet echt in de haak gevonden denk ik, maar ik wil maar aangeven hoe bepalend docenten zijn voor een carrière of studiekeuze. Ik had best medicijnen kunnen studeren, als iemand mij op tijd had weten te inspireren om vakken als wiskunde en natuurkunde leuk te vinden.

Ik ben nu samen met een econoom die een sterke voorliefde heeft voor natuurkunde. Ik houd mijn mond altijd braaf als de slopers natuurkundige vragen stellen. Zij hebben mazzel. Wij pakken als setje alle bijles wel van de jongens, mocht dat nodig zijn. Talen, aardrijkskunde, geschiedenis, exact. Zij komen er wel wat dat betreft. Maar wat als je dat niet is gegeven? Ben je mooi klaar met je ongeïnspireerde leraar die ?n zelf niet kan lesgeven ?n eigenlijk nooit leraar had willen worden.

Dan blijft er maar een ding over. Zoek een fijne student elektrotechniek voor de broodnodige bijles. Het komt dan misschien wel te laat, maar dan weet je tenminste zeker dat het niet aan jou heeft gelegen.

WEER MEER SCHOLEN IN GELDPROBLEMEN

Tekst: Redactie / 2 apr – 14:30

Opnieuw is het aantal basis- en middelbare scholen dat in grote financiële problemen zit toegenomen. Dankzij het Onderwijsblad van de Algemene Onderwijsbond (Aob) weten we dat 26 onderwijsinstellingen onder verscherpt toezicht staan. In november vorig jaar waren dat er nog twaalf. Het Onderwijsblad deed een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur, waarna de Onderwijsinspectie de actueelste cijfers bekend maakte.
De Aob meldt dat de toestand bij de PC schoolvereniging Leiderdorp, een organisatie met vijf basisscholen en 830 leerlingen, zo dramatisch is dat een faillissement dreigt.
In februari werd al bekend dat de top van een andere protestants-christelijke onderwijsorganisatie, de failliete koepel Amarantis, had geleefd als zonnekoningen. Oud-GroenLinksfractievoorzitter Femke Halsema deed onderzoek naar de zelfverrijking, de belangenverstrengeling en de vriendjespolitiek die de onderwijsmoloch (met dertigduizend leerlingen en drieduizend man personeel) richting afgrond duwde. 

Het bericht De staat van ons onderwijs verscheen eerst op DNP.

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie