Op stap met Mano Negra – 1991

In deze tijd van corona en lockdown zitten we met zijn allen nog meer voor het scherm. Ter afleiding van social distancing en contactverboden plaats ik hier de komende tijd opvallende verhalen uit mijn tijd als muziekreporter. Those were the days. Veilig te lezen met en zonder mondkapje op.

door C. Cornell Evers OOR 29 juni 1991

Patchanka!

Gejuich als de kleine zanger voor de zoveelste keer die avond het podium betreedt, het jongensachtige bovenlijf bloot, een sigaret nonchalant in de mondhoek, de gitaar laag voor het kruis. Zoon van Spaanse immigranten-ouders maar Frankrijk draagt hem op handen. Mano Chao is King Of Bongo. ‘I’m a king without a crown, hangin’ loose in the big town.’ Binnenkort ook in Nederland: Mano Negra en patchanka!

Stade Metropole – Lille. Een vriendelijke knuffel van de grote spierbundel voor het podium en dan wordt een jochie het toneel opgetild. De vijf minuten van Warhol heeft hij niet eens nodig. Even is hij beroemd: een uitbundige indianen-swing, een enthousiaste zwaai en daar gaat-ie, voorover de zaal in, bovenop de vrienden die hem luid aanmoedigen.

Het is voor het eerst dat Mano Negra met veiligheidsmensen werkt. Het stuitte hem aanvankelijk tegen de borst, vertelt Manu Chao na afloop van de soundcheck, enkele uren voordat de groep het podium opgaat, als hoofdact van het plaatselijke festival Les Enfants Terribles. ‘Wij waren het zat om te werken met mensen die totaal geen feeling met het publiek hebben, niet weten hoe ze met rock & roll om moeten gaan en altijd problemen maken,’ schimpt de zanger op de gebruikelijke gang van zaken bij rockconcerten. ‘Om die reden hebben wij nu onze eigen security.’ Hij zegt het trots. ‘Nu kunnen mensen het podium opklimmen en er weer afspringen en zij zorgen ervoor dat niemand zich pijn doet. Ze werken heel anders dan de lui die gewoonlijk bij popconcerten worden ingehuurd, die mensen kunnen behandelen of het dieren zijn. Dat is echt afschuwelijk. Soms, als ik naar een optreden ga en ik heb een kaartje gekocht maar zie security bij de ingang, dan hoef ik vaak al niet meer en zou ik het liefst rechtsomkeert maken. Alleen al door de manier waarop ze tegen me praten. Ik ben geen hond. Ik wil een rock & roll show zien, praten over vrijheid, en dan wil ik op zo’n plaats niet met dat soort zaken geconfronteerd worden.’

Over de schuldvraag in deze hoeft wat betreft Manu niet te worden gediscussieerd. De vinger wijst naar de bands, grote zowel als kleine acts die zich een gedrag aanmeten of ze de nieuwe adel van deze wereld zijn. ‘Zij accepteren dat mensen, die vaak veel geld voor een kaartje hebben betaald, op een vernederende manier worden behandeld. Zij accepteren dat en vinden dat gewoon. Ik zie het als een van de kwalijke ontwikkelingen bij rockshows maar iedereen houdt er zijn mond over en doet alsof hij niets ziet.’

Mano Negra is niet alleen buitengewoon publieksvriendelijk maar tevens een regelrechte sensatie. Luister naar de debuut-LP Patchanka. Luister naar de opvolger Puta’s Fever. En luister vooral ook naar het recente King Of Bongo, waarop de in Parijs uit Spaanse ouders geboren Manu Chao en zijn bende van de zwarte hand eens te meer laten horen dat de toekomst van de rock & roll patchanka heet, de door henzelf zo genoemde unieke mix van stomende mediterraan gesausde rock & soul. Mano Negra gebruikt de mechanismen en vooral de energie van de rock om aan de eigen Franse, Zuid-Europese en Arabische roots vorm te geven. Dat levert bruisende muziek op, waarin zowel plaats is voor zomerse salsa en uitbundige ska als voor melancholieke swing, schetterende blazerspartijen en exotische ritmes. Mano Negra is Rock The Casbah, Spanish Bombs en Brand New Cadillac samen. En live zijn ze nog beter!

FAMILIE
Wie Manu Chao voor het eerst ontmoet, wordt geconfronteerd met een schriel ventje, dat , als het op straat voorbij zou schuifelen, nauwelijks op zou vallen. Eenmaal op het podium, in het licht van de spots, met de veelkoppige band achter en het publiek voor hem, gebeurt er iets, een laaiende energie-bal die zich van binnenuit met kracht een weg naar buiten baant. Twee uur lang duurt zo’n ontlading meestal, twee uur waarin Manu Chao als een rasperformer het publiek bespeelt, zowel zichzelf als de band opzweept en daarbij zichtbaar geniet van het succes. Of het hem veranderd heeft?

‘Ja en nee. Doordat we bekend zijn, hebben we nu wat geld. Vroeger moesten we altijd alles bij elkaar schrapen. Dat was vaak erg moeilijk. Ik kan niet zeggen dat ik nu veel gelukkiger ben, dat is namelijk niet waar, dingen zijn alleen anders geworden. Sommige problemen bestaan niet meer, maar er zijn andere voor in de plaats gekomen. Als je echt wilt leven, een vrij iemand wilt zijn, en je probeert iets te doen waar je met hart en ziel in gelooft, dan zul je daar toch iedere dag opnieuw weer voor moeten vechten. Ik heb meer mogelijkheden nu maar ook de druk wordt steeds groter. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld niet voorstellen wat voor een inbreuk het in je leven maakt als je ieder keer opnieuw weer voor wildvreemde fotografen in allerlei standjes moet gaan staan, poses moet aannemen die niets met jou te maken hebben. Doe je dat ieder dag, dan ben je aan het eind een soort robot. Je moet daar voorzichtig mee omspringen.’

Voor Manu is het belangrijk dat het rock & rollhart van Mano Negra blijft kloppen, zo betoogt hij. Daarvoor is onder andere het familiegevoel van de band van vitaal belang. ‘Ik zie teveel bands, beroemde bands vaak waar ik echt fan van ben, die muziek maken alleen maar als een job zien. Ik wil zo niet worden. Valt het familiegevoel weg, dan betekent dat het einde van Mano Negra. Wij zijn echter zuinig op de familie. Onze relatie met de media bijvoorbeeld, is een van de dingen die de familie bijna kapot heeft gemaakt. Met het uitbrengen van King Of Bongo hebben we geweigerd om nog mee te doen aan de gebruikelijke promotietournees. Ik vind dat soort dingen volslagen waanzin. In iedere plaats waar je komt tien interviews. Bij de eerste drie weet je nog wel wat je zegt, maar ocharm, die knul die nummer tien is, die krijgt alleen nog maar onzin te horen. Wij doen het wel op onze manier. En als dat betekent dat we daarom minder platen verkopen, dan moet dat maar. Mano Negra is het enige dat telt. We hebben allemaal tijdens de golfoorlog kunnen zien hoe de media, in de vorm van CNN, te werk gaan. Op die manier zouden wij ook behandeld worden, met de nadruk op andere accenten, maar toch…’

Een voorbeeld: ‘Tijdens de golfoorlog was er die kwestie over onze single Sidi H’Bibi, een Arabisch nummer. Het was louter toeval dat die single uitkwam maar daar is een hoop over te doen geweest, censuur van de radio en zo. De media hebben die kwestie echter tot buitensporige proporties opgeblazen.’

En dus schreef Manu Letter To The Censors. ‘Zo zit het niet helemaal. Wij hebben twee maanden door de Verenigde Staten getoerd en hebben daar alle heisa rond de censuur, die er op dit moment gaande is, van dichtbij meegemaakt. Amerika is een heel gesloten land, moeilijk om binnen te komen als je daar wilt werken als band. De censuur geeft aan hoe ziek Amerika is. Het land gaat steeds meer achteruit. Ze weten dat, ze weten dat ze aan de verliezende hand zijn, de Japanners nemen alles over. Ze zijn niet meer de nummer een in de wereld, momenteel misschien nog wel, maar de toekomst is aan Japan en Europa.’

Maar waarom dan voelt hij zich geroepen om als Fransman een brief te schrijven aan de censors in de Verenigde Staten? ‘Op de eerste plaats ben ik niet Frans. Wij hebben twee maanden in Amerika geleefd en hadden met deze problemen te maken. Ik heb die song toen geschreven. Ik praat over wat ik zie. Als ik een song schrijf, is die niet per se aan de Fransen gericht. Welcome In Occident bijvoorbeeld, gaat over wat momenteel in Oost-Europa dreigt, waar mensen hun verkregen vrijheid gebruiken om elkaar naar het leven te staan. Alle journalisten in Japan dachten echter dat het een song over Japan was.’

VERTROUWEN
Geweld is niet voorbehouden aan het voormalige oostblok of het midden-oosten alleen. Dichter bij huis betaalt ook Parijs een tol voor intolerantie en rassenhaat. In de voorsteden en buitenwijken van de Franse hoofdstad, waar veel Noord-Afrikaanse immigranten wonen, is het allang onrustig en vallen er zelfs doden als gevolg van rellen. Het is een probleem waar Manu zich zeer van bewust is, omdat een groot deel van de fans van Mano Negra juist uit dit soort wijken afkomstig is. ‘Vorig jaar hebben we nog een uitgebreide Pigalle-toer gedaan, dit jaar hebben we echter helemaal niet in Parijs zelf gespeeld. We hebben alleen maar in de voorsteden opgetreden, om de Parijzenaars te dwingen daar zelf eens een kijkje te gaan nemen. De autoriteiten stellen geen vertrouwen in de mensen daar. Enkele weken geleden hebben wij nog in de buurt gespeeld waar onlangs een jongen is omgekomen. Wij hebben daar opgetreden en alles was georganiseerd door de mensen zelf. Tweeduizend mensen, een voetbalwedstrijd vooraf, oude vrouwen die voor het eten zorgden, het was echt een feest, geen vechtpartijen, niets. De volgende dag werd de zaak door de burgemeester gesloten. Wat blijft de jongeren daar anders over dan om supermarkten in brand te steken en met de politie te vechten?’

De oplossing: ‘Iedere keer als de regering dit soort problemen wil oplossen, sturen ze mensen uit Parijs, psychologen en sociologen die niets kunnen doen, omdat zij niet uit de buurt zelf afkomstig zijn en niet echt begrijpen wat er gaande is. Het enige wat oplossing kan bieden is vertrouwen, vertrouwen in de mensen die daar wonen.’

En SOS Racisme? ‘Ik ben geen fan. SOS Racisme geniet weinig aanzien in de buurten waar het om gaat. SOS Racisme bestaat uit theoretici, die grote festivals organiseren in Parijs, maar nooit daar zijn waar het gebeurt. SOS Racisme is teveel een instituut. Ik heb veel vrienden die echt proberen iets te doen en die zij niet zo gelukkig met SOS Racisme, omdat SOS Racisme elk initiatief naar zichzelf wil trekken.’

Het Mano Negra publiek: ‘Ik weet niet precies wie zij zijn maar ik hou van de mensen die naar onze shows komen. Het zijn niet de trendy popliefhebbers. Het is niet de jetset van de rock & roll. Mano Negra staat ver af van het soort rock & roll waar callgirls en grote wagens de dienst uitmaken. Mano Negra is er voor mensen met een warm gevoel van binnen.’

VOETBAL
Enkele uren later breekt het feest los: La Patchanka. ‘It’s the wild sound, for proud souls and lonely hounds.’ Met Manu die van links naar rechts over het podium stuift, onstuimige ritmes, een schetterende en tetterende blazerssectie, de goedmoedige macho-poses van de toetsenist. Het publiek danst, gilt mee. Bring The Fire: ‘& I’m climbing on the wall just to get in touch with you.’ Kleine meisjes die onder de druk van de massa dreigen te bezwijken worden door de veiligheidsmensen over de dranghekken getild. Van voor het podium worden ter verkoeling een paar honderd plastic flessen met mineraalwater en cola aan het bezwete publiek uitgereikt. Een tienermeisje staat wat onzeker tussen de band. Tot hier maar hoe nu terug? Ze overwint haar angst en laat zich moedig vallen. Sweet sixteen in punky zwart en het spel van extase voor het oog van de camera van een lokaal tv-station. ‘Matale al anciano. Robale al hermano. Vamos! Que yo te doy la mano.’ Een vrolijke partij voetbal tussen Manu en het publiek. Blue Suede Shoes. De grasmat deint mee: ‘Hey Hey esto para Furious. Go out. Go out for the Furious Festa.’ ‘I fought the law and the law won!’ ‘Welcome into this world of dreams.’

Uit honderden kelen klinkt de yell: ‘ma-no ne-gra… ma-no ne-gra…’ Vuurpijlen spatten tegen de heldere avondlucht uit elkaar.

Mijn gekozen waardering € -

Ex-muziekjournalist. Ruilde in de jaren 90 redactiestoel muziekblad OOR in voor een hangmat in de Amazone, Dancin' Fool.