Open brief aan mijn digitale stalker

We kwamen elkaar deze week in de mail weer eens tegen. Ik was je om heel eerlijk te zijn eigenlijk al een beetje vergeten. Maar nu ik je toch weer spreek en zie dat je nog steeds dezelfde tactiek hanteert, wil ik je via deze weg toch nog iets zeggen. Vragen eigenlijk. Lees je mee?

Het moet nu al jaren geleden zijn dat we in elkaars vaarwater zaten. Jij maakte op het internet betrokkenen bij een gruwelijk misdrijf iets wijs en ik reageerde daar op. Niet beledigend of lasterlijk, maar zakelijk en objectief. Ik vertelde de mensen dat ze je niet helemaal serieus zouden moeten nemen. Dat je al jaren niet bent wie je online zegt te zijn. Ik vond dat de mensen dat moesten weten, voor ze hoopvol zouden aannemen wat jij allemaal wist te melden.

Dat had ik blijkbaar niet moeten doen.

Lastercampagne

Wat volgde was een langdurige digitale lastercampagne waar je ongetwijfeld veel tijd en moeite in moet hebben gestoken. Gewoon op je laptop of computer, thuis vanaf de bank of je bureau. Ik hoef jou niet te vertellen dat je uiteindelijk twee weblogs nodig had om mij wekelijks, soms dagelijks, te trakteren op nieuwe smadelijke teksten. Inclusief plaatjes van een vuurwapen en de tekst ‘Stop Journalists’. Dat je seksverhalen naar dubieuze sekssites stuurde, waar ik met naam en toenaam de hoofdrol speelde in je homo-erotische gedachten. Dat je mijn opdrachtgevers ‘informeerde’ over wie ik was en wat ik allemaal deed. Dat de beste manier om iemand te raken bestond uit het raken van zijn familie. Dat je mij op het hart drukte dat ik ‘toch een gezin had om voor te zorgen’ en dus geen enkele negatieve publiciteit zou kunnen gebruiken. Uiteindelijk besloot je zelfs een valse aangifte te doen om mij in een kwaad daglicht te stellen.

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. Ik haat je niet en ik ben niet eens boos. Zelfs niet teleurgesteld. Wat ik dan wel ben? Gefascineerd. Ik wil het begrijpen. Omdat ik ergens op de achtergrond misschien wel weet waarom je doet wat je doet. En daarom heb ik een aantal vragen voor je. Vragen die ik nooit heb gesteld. Je mag ze beantwoorden, het hoeft niet. Ik dring je niets op.

Gedachten

Ten eerste zou ik heel graag willen weten hoe je in die tijd, ergens in de ochtend, uit je bed kwam. Ik weet dat je geen betaald werk meer hebt, wellicht heb je iedere dag uit kunnen slapen. Wat was eigenlijk de eerste gedachte in je hoofd toen je, zoals altijd, naar je computer liep? Had je al een idee welk verhaal over mij er die dag uit je toetsenbord zou rollen? Wist je op dat moment al dat het zou gaan over hoe slecht ik als mens was? Als vader? Of zou het die dag slechts blijven bij mijn kwalijke rol als journalist? En vertel eens, wanneer besloot je dat je eigen weblog niet genoeg was en dat ik op dubieuze sekssites moest verschijnen? Werd je opgewonden van het schrijven van die verhalen? Was dat het? Was er te weinig publiek op je eigen stekkie op het internet en moesten meer mensen weten wie ik volgens jou ben?

Wat gebeurde er eigenlijk in je hoofd als je weer eens op de knop ‘Publiceren’ had gedrukt? Voelde je, helemaal alleen in die kamer in een middelgrote stad in Nederland, iets van genoegdoening? Wreef je vergenoegd en met rode koontjes van de geleverde inspanning in je handen? Had je het idee dat je een man, die je tot die tijd nog nooit had ontmoet, eens even flink de oren had gewassen? Ging je tevreden achterover hangen in je stoel? Voelde je misschien iets van triomf? De roes van een zelf geconstrueerde overwinning? Wat ging er eigenlijk door je heen?

Klachten

Ergens moet je uiteindelijk gedacht hebben dat rare teksten op het internet niet genoeg waren. Je riep mensen op in actie te komen. Door massaal klachten in te sturen naar de rechtbank waar ik als verslaggever werkzaam was. Wat ging er toen eigenlijk door je heen? Dacht je dat ze daar konden beslissen over mijn werkzaamheden? Had je echt niet door dat ze daar heel goed wisten wie je was? En waarom schreef je onomwonden aan anderen dat ik je had bedreigd met de dood? Dat ‘de hel nog niet goed genoeg’ zou zijn voor je? Dacht je werkelijk dat mensen dat zomaar aan zouden nemen?

En wat bedoelde je eigenlijk met dat rare verhaal op je site? Die tekst over het ‘treffen van iemands familie’ als beproefde tactiek om iemand effectief te raken? Zat daar dezelfde tactiek in als in het verhaal waar je uitgebreid uit ging leggen dat ‘sommige’ mensen geen kinderen zouden moeten krijgen? Het leek er toch wel erg op dat dit verhaal over mij ging. Of was dat toeval? Zat er tussen al die verhalen over mij ineens een stukje bij dat volledig algemeen was? En dan die reacties onder je verhalen. Van mensen uit heel Nederland die mij desnoods wel eens even op zouden zoeken om het probleem uit de wereld te helpen. Weet je zeker dat je die reacties niet zelf hebt geschreven? Was het niet raar dat je nooit een reactie kreeg op die niet aflatende stroom aan verhalen en nu ineens wel?

Kat

En dan die foto van mijn spelende kat. Wat was daar eigenlijk de bedoeling van? Dat je mijn foto gebruikte voor je website is tot daar aan toe. Het was ook een mooie plaat, al zeg ik het zelf. Maar dacht je echt dat je met die foto bij de politie aan kon tonen dat ik een dierenmishandelaar was?

Ik weet dat je hemelsbreed op nog geen vijfhonderd meter van het politiebureau woont. Het moet dan ook een korte wandeling voor je zijn  geweest. Je wist waarom je aangifte ging doen. Vijfhonderd meter lang. Heb je die honderden meters nooit gedacht: dit moet ik misschien toch niet doen? Dit is onzinnig en wellicht misschien wel een heel klein beetje kwaadaardig? Was er ergens iets van aarzeling of twijfel? Heb je heel misschien op het punt gestaan om toch het bureau voorbij te lopen, links af te slaan en maar gewoon een visje te eten op de markt? Of had je net zo lang op jezelf ingepraat dat je uiteindelijk ook echt zelf de overtuiging had dat wat je straks tegen de politie zou gaan zeggen de waarheid was en niet een rare fantasie?

Strafblad

Of was je simpel te vastberaden om mij deze keer de ‘finale klap’ toe te brengen en een strafblad te bezorgen? Zou je hoe dan ook doorzetten? Hoe zat je eigenlijk tegenover de agent die het proces verbaal in de computer zette? Keek je er bij alsof jij het slachtoffer was van groot onrecht? Kon je je gezicht in de plooi houden? Hoe vaak heb je naar de politie gebeld om er achter te komen of de zaak echt door zou worden gezet? En hoe reageerde je toen je hoorde dat de aangifte niet door het Openbaar Ministerie in behandeling zou worden genomen? Heb je overwogen daar een klacht over in te dienen? Of kwam ergens in de verte toen ineens wel het besef dat dit niet de manier is om je eigen persoonlijke frustratie te uiten?

Wat ging er eigenlijk door je heen toen je besloot om bij een lokale website te gaan werken om zo een perskaart te kunnen krijgen? Was dat misschien ergens in de verte allemaal in gang gezet om op een goede dag met onverholen trots aan te schuiven in de perskamer van de rechtbank? De plek waar ik in die tijd vrijwel dagelijks kwam? Ik heb je er na die ene keer nooit meer gezien, was het genoeg om mij te laten zien dat je er kon komen? Dat je in mijn nabijheid kon zijn als je dat echt wilde?

Antwoorden

Ik geef het toe. Dit zijn wel heel veel vragen. Dus zal ik zelf ook met een paar antwoorden komen. Ja, ik moest ooit naar het politiebureau en ik heb daar twee uren gezeten. Maar ik kwam niet met lege handen. Onder mijn arm droeg ik een dossier van zestig pagina’s. Mijn printer had overuren gemaakt om de digitale teksten die jij maand na maand had geschreven aan het papier toe te vertrouwen. Ik hoef hier niet in te gaan op de aard van de teksten, jij kent ze, je hebt ze zelf geschreven. De agent in kwestie nam er kennis van. Met stijgende verbazing, dat wel. Ik vertelde hem dat het doorsturen van de valse aangifte mij op zeker een strafblad zou bezorgen. Ook een sepot zal immers op je strafblad staan.

Hij deed het toch.

Ik zal je maar eerlijk wat bekennen. Ik ken mijn weg bij het Openbaar Ministerie (OM) en schakelde mijn netwerk in om het OM duidelijk te kunnen maken wat er speelde. Er werd besloten om van vervolging af te zien. Ik weet niet of je dat als een verlies hebt ervaren. Ik weet wel dat een ander zonder netwerk waarschijnlijk dankzij jou een strafblad zou hebben opgelopen. Zou je dat tot tevredenheid stemmen, eigenlijk? Dat je die macht gehad zou hebben?

Laat  ik afsluiten. Ik ben geen lieverdje, zeker niet. Ook ik geef mensen wel eens een vervelend gevoel op het internet. Door dingen te zeggen die je beter niet kunt zeggen. Door te klieren waar stilte gepast zou hebben. Maar weet je wat er zich na verloop van tijd meestal meester van mij maakt? Schaamte. En teleurstelling.

Een gevoel van schuld omdat je veilig verscholen achter je laptop een poging hebt gedaan anderen ergens te raken. Schaamte en teleurstelling. Omdat ik op dat moment een beduidend kleiner mens was dan ik zou willen zijn. Dat is voor mij geen enkel probleem om toe te geven. Als ik naar mijzelf kijk in de spiegel, dan zie ik een mens met kartelrandjes. Iemand die het meestal zo kwaad niet meent, maar soms wel degelijk uit de bocht kan vliegen. Iemand die ver kan gaan, maar probeert malicieus gedrag te vermijden.

Mijn laatste vraag ligt dan ook voor de hand.

Ik weet wie er voor mij staat als ik in de spiegel kijk. Maar wie zie jij?

Mijn gekozen waardering € -

Rechtbank-verslaggever, laat zich betalen voor tweets uit de rechtszaal via @realtwitcourt.