Oud-hoofdcommissaris Joop van Riessen over politiewerk in Amsterdam: ‘Ik heb de stad wel eens vervloekt’

Joop van Riessen werkte 40 jaar bij het Amsterdamse politiekorps. Nu is hij thriller-auteur. In zijn eerste boek keek hij terug op het werken als politieman in de hoofdstad: 'Het was altijd zoeken naar het evenwicht tussen het gevoel van vrijheid, en de intolerantie.'

Als een wielrenner die op zijn gemak het finishdoek passeert, tevreden over zijn eenvoudig behaalde dagoverwinning. Zo komt Joop van Riessen met zijn fiets tot stilstand op het bruggetje dat de Zeedijk over de Oudezijds Kolk leidt, komende vanuit de richting van het Barbizon Palace Hotel. Er is niet direct plaats voor zijn tweewieler. Na een korte aarzeling besluit hij een ander een meter opzij te zetten, om zo ruimte te maken voor zijn eigen Locomotief. Met een robuuste ketting zet hij hem op slot. Het is zijn vijfde fiets alweer in korte tijd, maar wie denkt dat een fietsendief het humeur van Joop van Riessen kan verpesten, heeft het mis.

Wantrouwen
In café Verhoeff begint hij zijn verhaal, met uitzicht op de St. Olofssteeg. Over zijn tour of duty van veertig jaar voor de Amsterdamse politie en het motief voor zijn auteurscarriere. In eerste instantie kreeg hij het advies zijn eerste boek, 'In naam der wet', door een ghostwriter te laten schrijven. Maar die motie van wantrouwen was vooral reden om zelf achter de tekstverwerker plaats te nemen. Directe aanleiding voor zijn literaire avontuur was het feit dat journalisten hem regelmatig belden met vragen, na zijn pensionering twee jaar ervoor. Dieper liggende oorzaak was dat Van Riessen graag nog een laatste keer ‘zijn beeld van de werkelijkheid’ met het grote publiek wilde delen. Met daaraan een boodschap gekoppeld over de veiligheid in de stad. 

Stijfkop
Het was zo’n zelfde motie van wantrouwen die Van Riessen ertoe bracht om zich als jonge man bij de politieschool aan te melden. 'Een vriendje dat de opleiding deed vroeg of het niets voor mij was, maar zei me tegelijk dat ik het toch niet zou redden. Mijn familie lachte me uit om mijn ambitie om politieman te worden. Mijn moeder zag graag dat ik arts werd, mijn vader had een toekomstbeeld van zijn zoon als dominee. Ook het feit dat ik op mijn zestiende zonder rijbewijs in de auto van mijn vader was betrapt door de plaatselijke politie, werkte niet mee.' 

Maar Joop van Riessen toonde zich weer eens een stijfkop, deed de opleiding toch, en ging daarna als ‘inspecteurtje’ aan de slag in de Amsterdamse binnenstad. Op bureau Warmoesstraat, off all places. 'In die buurt had ik als jongen al eens rondgelopen, aan de hand van mijn vader. Die nam me regelmatig mee naar orgelconcerten van Feike Asma, op het Oudekerksplein. Hij liep dan recht over de wallen terug naar zijn auto. Toen dacht ik al, goh, hier gebeurt het.' 

Afzetten
Van Riessen ging in Amsterdam aan het werk, toen de politie nog gebruik maakte van de sabel om de orde mee te handhaven. 'We hebben er nog eens de Dam mee leeggeveegd, bij de rellen na de geboorte van Prins Willem-Alexander. We zagen achteraf de haarstukjes en de brillen op straat liggen en vroegen ons af: wat hebben we gedaan!' Het was de tijd waarin de provo’s zich afzetten tegen de autoriteit van de politie: 'Ze zetten ons te kakken. Ze wilden gewoon niet weg als we ze dat aangaven. We wisten niet wat we meemaakten, het overkwam ons gewoon. De wereld om ons heen was aan het veranderen, maar wij bleken plotseling van de oude stempel.' 

'Met de sabel hebben we de Dam nog eens leeggeveegd'

Van Riessen noemt de jaren zestig in zijn boek ‘ludiek’. Het was de tijd waarin de heroïne zijn intrede deed op straat en politiemensen van het bureau Warmoesstraat zich al snel geconfronteerd zagen met tientallen junkies die op de Zeedijk hun ‘bruin’ kwamen scoren. Onvoorbereid, nog nauwelijks tegen haar taak opgewassen moest de politie het gevecht met ze aan. Van Riessen realiseerde zich hoe ver de handelaren wilden gaan, toen hij van een Chinees geld aangeboden kreeg, nadat hij hem had betrapt in het bezit van drugs. 'Ik wist niet wat ik meemaakte.' In de jaren tachtig volgden de krakersrellen, waarbij complete veldslagen met de politie werden uitgevochten. Van Riessen hield zich in die jaren onder meer bezig met de aanpak van de corruptie in het Amsterdamse politiekorps. Hij kreeg daar later zelf nog meer mee te maken dan hem lief was, toen zijn ‘klokkenluiden’ over de verboden opsporingsmethoden van de recherche in Haarlem niet in goede aarde viel bij de minister. In zijn boek beschrijft hij hoe de toenmalige hoofdcommissaris Eric Nordholt hem door stevig in te grijpen zelfs behoedde voor ontslag. 

Bonnen uitschrijven
Later werkte hij weer samen met Jelle Kuijper die als korpschef in de jaren negentig de strijd aanbond met de ‘toenemende normloosheid’, zoals hij dat omschreef. Ook Van Riessen zat in die tijd in de korpsleiding. Het boekje ‘Streetwise’ maande de dienders ertoe om weer eens ouderwets bonnen te gaan uitschrijven. Van Riessen verklaarde Kuijper voor gek, toen hij met het idee aankwam: 'Ik waardeerde Amsterdam toen juist heel erg, als stad waar heel veel kon. Wat dat betreft voelde ik me nooit zo’n echte politieman. Maar Jelle had achteraf wel gelijk. Het was misschien onzinnig om politiemensen weer te verplichten een minimum aantal bekeuringen per dag te laten uitschrijven. Maar het werkte wel.' 

Van Riessen vond zelf de toenemende stank van urine op straat maatgevend voor het verval van Amsterdam: 'In sommige weekeinden stroomden de straten in mijn beleving vol met pis. Toen realiseerde ook ik me dat we wat moesten doen. De politie moest de straat gaan terugveroveren op de burger.'

'Ik waardeerde Amsterdam als de stad waar alles kon'

Terugkijkend vindt Van Riessen dat de politie de laatste 25 jaar ook veel heeft bereikt, in samenwerking met de gemeente en de overheid. 'Hier op de Zeedijk is het bijvoorbeeld weer rustig. Het is zelfs hoog tijd dat er weer eens wat gebeurd. Maar er broeit natuurlijk ook wel wat in de stad, met al die etniciteiten. Vraag is of al die minderheidsgroepen zich Amsterdammer voelen, en zich daarnaar gaan gedragen. Wat mij betreft moeten burgers vooral zelf weer verantwoordelijkheid nemen. Ouders moeten hun kinderen weer terechtwijzen op wat ze verkeerd doen, en dat probleem niet afschuiven op de overheid. We moeten elkaar ook weer op wangedrag durven aan te spreken. Die vervelende Marokkaantjes in de tram voelen zich alleen maar machtig, omdat wij ze laten merken dat we bang van ze zijn.'

Als het gaat om de Marokkaanse bevolkingsgroep, heeft Van Riessen trouwens zelf het goede voorbeeld gegeven. Tot twee keer toe wist hij op het Mercatorplein de gemoederen te sussen bij Marokkanen: bij een Marokkaanse voetbaloverwinning en toen de Marokkaanse jongen Driss Arbib door schoten van een politieman om het leven kwam, nadat hij hem met een mes had aangevallen. Bij die eerste gebeurtenis zagen we hem op AT5 zelfs op de schouders van het publiek gaan. 'Ik besloot om in gesprek met de aanwezigen te gaan via de megafoon. Dat leverde meteen begrip op.'

Op de vraag hoe het werken als politieman in Amsterdam hem zelf heeft veranderd, geeft Van Riessen een dubbel antwoord: 'Ik heb de stad wel eens vervloekt. Voor mij was het als politieman altijd zoeken naar het evenwicht tussen het gevoel van vrijheid, en de intolerantie. Het was niet altijd makkelijk daarin soepel te blijven, maar ik houd nog steeds van Amsterdam.'

Dit artikel verscheen eerder in het magazine NAP, naar aanleiding van het uitkomen van het eerste boek van voormalig Amsterdams hoofdcommissaris Joop van Riessen, bij uitgeverij Nieuw Amsterdam, met als titel 'In naam der wet' (ISBN 9789046802915) Het laatste boek van Van Riessen in de serie Anne Kramer-thrillers, kwam begin dit jaar uit. Titel: 'Gijzeling in de Jordaan' (uitgeverij De Kring).

Mijn gekozen waardering € -

Joost van der Wegen (1970) is (onderzoeks)-journalist op het gebied van criminaliteit, politie en justitie, inlichtingendiensten, slachtofferschap, en drugsbeleid. Hij publiceerde hierover onder meer in Metro, Panorama, Crimelink en Vrij Nederland. Voor Crimesite schreef hij het boek 'Onder spanning’, over politiewerk en PTSS. In 2018 werden zijn verzamelde misdaadreportages gebundeld in ‘Moordboek’ (Just Publishers).