Over Sunderland Till I Die (en groeiend ongemak)

Dat was een goed moment van Netflix, om het tweede seizoen van Sunderland Till I Die online te zetten.

Juist nu miljoenen voetballiefhebbers naar verse voetbalbeelden snakken. Nadat ze alle wedstrijden uit het verleden al integraal hebben bekeken en we ons zo langzamerhand zorgen moeten maken over hun gezondheid –en die van hun huisgenoten en buren.

Afgelopen week heb ik mij gelaafd aan de zes nieuwe afleveringen van Sunderland Till I Die. Zelfs m’n medebankzitter annex geliefde vermaakte zich opperbest. En dat wil wat zeggen: zelfs de belangrijkste wedstrijden negeert ze meestal met een verbijsterende desinteresse. Ze mag ook graag het Enorme Belang van het Heilige Voetbal bagatelliseren.
In deze docu-serie is voetbal dan ook slechts de kapstok. Voor alles gaat Sunderland Till I Die over mensen, de middelgrote stad in het Noord-Oosten van Engeland, over de gemeenschap van werkvolk die is veroordeeld tot de plaatselijke voetbalclub.

Groots opgezette vertelling

Seizoen 1 was al prachtig. Een groots opgezette vertelling over een club uit 1879 met een rijk verleden (waarin twee keer de FA Cup werd gewonnen) en met een nog immer grote en bloedfanatieke achterban. Die wordt de laatste decennia bepaald niet verwend met mooi voetbal, maar zal tot zijn dood zingen dat “We’re by far the greatest team the World has ever seen”.

De trailer van seizoen 2:

De camera’s zijn overal. We volgen de eigenaar, de voorzitter, het kantoorpersoneel, de spelers, trainer, kantinejuffrouw, materiaalman en een flink aantal fanatieke supporters. Die niet één, maar twee gifbekers moeten leegdrinken: Sunderland AFC degradeert uit de Premier League en het seizoen daarna zelfs uit The Championchip.
In deze tweede filmreeks speelt de club dus in League One, met illustere tegenstanders als Accrington Stanley, Fleetwood Town en Tranmere.
En dat in de voetbaltempel The Stadium of Light waar 49.000 mensen in kunnen en met een jaarlijkse salariskostenpost van 25 miljoen pond.
De eerste reeks liet al zien wat een volstrekt absurde wereld de profvoetballerij is. Het is een mirakel en zeer prijzenswaardig dat de makers na de eerste reeks weer toestemming kregen om alle geledingen van de club vast te leggen. Of het was eerder opportunistisch?
Hoe dan ook, de kijker is spekkoper.

Van tragikomedie naar tragiek

Was seizoen 1 nog vooral een tragikomedie, tijdens de marathonkijksessie van seizoen 2 werd ik vooral getroffen door de tragiek. Maar dat kan ook door corona komen. Alles staat in een ander licht.
Zoals de vergankelijkheid waar ook deze ogenschijnlijk belangrijke mensen aan ten prooi vallen. Zo kan ik me niet eens meer herinneren wie de vorige trainer was. Hoewel ik in deel 1 toch hartstochtelijk met de man meeleefde. Zelfs de onmisbare topscorer die halverwege het seizoen door zijn agent naar Bordeaux wordt getransfereerd is uit beeld zodra zijn vervanger scoort. En zal snel vervagen.
Sunderland was ooit van het volk. En dat is het misschien ook nog steeds, maar het blijkt ook net zo’n poenerige club te zijn geworden als al die andere geldverkwistende amusementsbedrijven. Die worden geleid door stinkend rijke buitenlanders die van gekheid niet weten wat ze anders met hun geld aan moeten.
Willem Vissers schreef deze week al over het superkapitalisme dat het internationale topvoetbal heeft verziekt.

In Sunderland Till I Die zie je hoe dat kapitalisme ook als een kwaadaardig virus is doorgedrongen tot de lagere niveaus. En hoe vervreemdend dat werkt: je zit naar een middelmatige speler te kijken en die blijkt dan zomaar 50.000 pond verdienen. Per week.
“Nou ja, dat is de markt,” zou je daar tegenin kunnen werpen. “Als de club het maar terugverdient, nietwaar?”
Ware het niet dat Sunderland AFC op dat moment 35 miljoen pond verlies per seizoen draait. De eigenaar in Florida betaalt wel.

Julio Iglesias-achtige verschijning

Maar in de tweede reeks wordt alles anders, door de twee nieuwe mannen die aan het roer staan. De nieuwe eigenaar Stewart Donald en algemeen directeur Charlie Methven, een Julio Iglesias-achtige verschijning die schoon schip wil maken en de verrotte cultuur wil veranderen.
De sympathieke Stewart Donald is ondanks zijn enorme rijkdom een wat tragische figuur. Hij is in de eerste plaats namelijk een fan, waardoor hij zich teveel laat leiden door emoties. Een iets te zware bloke met een iets te blonde en jonge vriendin, die liefdevol over z’n rug wrijft als de spanning hem teveel dreigt te worden.
Donald is een selfmade man die het liefste profvoetballer was geworden, maar al vroeg besefte dat hij niet goed genoeg was. Een eigen voetbalclub bezitten komt wel heel dicht bij zijn droom. En hij lijkt het ook te doen voor zijn twee voetbalgekke tienerzonen. Hun voetballiefde spreekt ook uit de partijtjes die ze spelen op het voetbalveld naast het kapitale landhuis. Je ziet hetzelfde universele plezier als bij straatvoetballertjes in een achterbuurt.
Het pure plezier is ver te zoeken bij Sunderland AFC. En je ziet Donald gaandeweg steeds vaker denken: waar ben ik for christ sake aan begonnen. Aan het begin van de reeks zegt Donald al dat hij door zijn nieuwe functie waarschijnlijk een paar jaar korter zal leven, maar dat heeft hij er graag voor over. Dan nog wel.
Gaandeweg krijg ik steeds meer met hem te doen. Zoals tijdens de gekmakende transferperiode in januari. En naarmate de ontknoping nadert neemt de spanning en druk alleen maar toe. Donald lijkt gaandeweg het seizoen ook steeds manker te lopen.
Het idee dat mensen in het noorden nuchterder zouden zijn kan ook in de prullenbak. Al bij de eerste wedstrijd staat iedereen onder hoogspanning. Alsof alles al afhangt van deze ene wedstrijd.

Afgedreven van de supporters

Wat mij in deze tweede reeks ook meer dan in deel 1 opviel is dat het team en de spelers nog wel ‘van het volk’ zijn, maar dat ze tegelijkertijd volledig zijn afgedreven van de supporters. Trainend op het prachtig gelegen luxueuze trainingscomplex, met vier zwembaden en een cryo-kamer van ruim 100.000 pond die niet wordt gebruikt omdat geen speler er behoefte aan bleek te hebben.
Op straat worden ze omhelsd, krijgen ze schouderklopjes (of scheldpartijen) en moeten ze eindeloos vaak op de foto. Maar met hun exorbitante salarissen en glimmende bolides staan ze mijlenver af van de vaak hardwerkende en sappelende supporters.
Een enkele speler zoals Lee Cattermole blijft Sunderland tien seizoenen trouw, maar mag waarschijnlijk ook zijn handjes dichtknijpen met zijn contract. Al die andere spelers zullen met droge ogen beweren dat het een grote eer is om voor Sunderland en het unieke publiek te spelen, maar zodra ze ergens andere een paar pond meer kunnen verdienen zijn ze weg. Zelfs de jeugdspeler die net is doorgebroken en zijn lot in handen heeft gelegd van zijn zaakwaarnemer en als dief in de nacht verdwijnt.
De macht van zaakwaarnemers wordt in Sunderland Till I Die II wel heel pijnlijk duidelijk en is misschien wel de grootste misstand in voetballand. Maar de eigenaar fan gaat toch weer voor de bijl en trekt toch weer de knip.

Ik had nog steeds romantische associaties met het Engelse voetbal. Vooral met de clubs in de lagere leagues. Dat beeld heb ik inmiddels danig moeten bijstellen.
Maar misschien blijkt deze periode straks wel een zegen voor het profvoetbal te zijn. Zoals deze crisis duidelijk maakt welke beroepen belangrijk zijn en hoe schrijnend de inkomensverschillen, verwacht ik dat al die voetbalfans (ook van andere clubs) zich in deze tijd en na het zien van deze serie eens goed achter de oren krabben. Dat zich afvragen, voor ze weer een peperdure seizoenskaart en een nieuw shirt aanschaffen: “Hoeveel zijn die voetballers eigenlijk waard?”

Mijn gekozen waardering € -

Schrijft en fotografeert sinds 1998 voor kranten, tijdschriften en online. Oprichter/eigenaar van www.iederverdienteenboek.nl
Maakt graag lange reportages, waarbij hij uiteenlopende mensen voor langere tijd volgt. Dat kunnen sporters of muzikanten zijn, maar ook drugsverslaafden tijdens een Lourdes-reis.
Publiceerde de boeken "Onder Marokkanen" (2006), "Bezeten" (biografie over Ton Boot, 2009) en Rock City - Verhalen uit muziekstad Groningen (2017). Won in 2014 de Groninger Persprijs .
Woont en werkt sinds 2006 in Groningen.