Overbodige zinnen zijn de vijand. Annemarie de Gee over het schrijverschap

De talentvolle schrijfster en theatermaakster Annemarie de Gee (1987) debuteerde in 2012 met de verrassende en gewaagde verhalenbundel ‘Kamermensen’. Momenteel werkt ze aan haar eerste roman. Elke maand neemt Annemarie in haar column de lezers mee op het kronkelige pad van het schrijverschap.

Er komt een tweede boek! Sinds het verschijnen van mijn debuut Kamermensen droom ik daar al van, in deze column schreef ik er over, weliswaar voorzichtig, alsof te veel publiekelijke aandacht aan iets wat nog niet bestaat de goede afloop zou kunnen beïnvloeden. Maar nu Martine, hoofd marketing van uitgeverij Atlas Contact, mailt over auteursfoto’s, over twee setjes kleding meenemen (‘eentje licht en eentje donker. En over the feel:  We willen je gezicht graag zo clean mogelijk fotograferen, zonder al dat haar. Hoe lijkt je dat? O, en wil je professionele visagie?’) begint het me duidelijk te worden. Dit boek gaat er komen. Een vriendin – moeder van twee prachtige jongetjes – zei laatst trots: ‘Nu heb je geen kind, maar krijg je een gezin,’  en inderdaad, dat is de opwinding die ik voel. Het voelt anders dan tweeënhalf jaar geleden. Echter. Alsof ik kan toestaan dat schrijven mijn leven zal zijn. En sinds ik die gedachte niet meer stom, oppervlakkig en naïef vind, denk ik vrijer en geniet ik des te meer van het ambacht van het schrijven.

Het prettige aan 'een tweede' is bovendien dat je een beetje weet wat je te wachten staat, waardoor je al die momenten waarop je denkt dat je de laatste hand aan je manuscript legt iets minder serieus neemt. Het moment waarop dit daadwerkelijk gebeurt komt namelijk altijd later dan je denkt. Maar dat is niet erg, ik werk gestaag, onderdruk de kriebels en dromen over vijfsterrenrecensies – ik ben er nog niet. De beurt is aan mijn redacteur (de arme man, vlak voor kerst). Dat betekent dat hij de door mij gemaakte keuzes zal testen en bevragen. Van de grote keuzes is hij uiteraard al op de hoogte (concept, constructie, personages, verloop van de plot, etc) maar in een manuscript zitten triljoen kleinere keuzes verborgen, die uiteindelijk allemaal moeten kloppen.

Voorbeeld (fictief, uiteraard, deze column is geen verkapte voorpublicatie): Ik wil een scène schrijven waarin duidelijk wordt dat hoofdpersoon Bea en haar man Herman niet veel dingen meer delen. Als schrijver kies je: Waar speelt dit moment zich af? Op straat? Nee, dat past niet bij Bea, zij is een vrouw die zelden drukke openbare ruimtes bezoekt. Tijdens een skivakantie? Nee, waarom zouden Bea en Herman naar Oostenrijk gaan, als ze elkaar niet meer begrijpen?  Hun huis dan? Oké, de scène zal zich in hun huiskamer afspelen. Wat nu? Moet ik beschrijven hoe hun huiskamer eruitziet? Zo ja, begin ik dan bij de massieve/glazen/verroeste voordeur uit de jaren vijftiger, zestig, zeventig, tachtig of negentig, of ga ik kriskras door de ruimte? Welke meubels bereiden de lezer voor op het naderende drama? Nee, misschien kan ik me beter direct tot de kern van de zaak richten: het gesprek tussen Bea en Herman vindt plaats op de bank. Of aan tafel. Staand? Terwijl de een stofzuigt en de ander kruiswoordpuzzels maakt. Komen die handelingen overeen met hetgeen zij altijd doen? Is het logisch dat zij stofzuigt en hij kruiswoordpuzzels maakt, of is het eerder andersom? Hoe begint het gesprek?

‘Dag Bea. Heb je lekker geslapen?’

Mijn redacteur zal zeggen dat overbodige zinnen de vijand zijn.

‘Lieve Bea. Ik moet met je praten. Ik… God, wat vind ik dit moeilijk. Het doet me pijn. Bea, ik heb een ander. Een buitenvrouw.' 

– Mijn redacteur zegt dat mensen zelden meteen zeggen wat ze bedoelen, tenzij het in een soap is. Bovendien moet ik oppassen met termen van een ander. ‘Buitenvrouw’ zal iedere lezer aan Joost Zwagerman doen denken. Ben ik me bewust van die associatie? Wil ik dat?

– Misschien moet de confrontatie niet met dialoog beginnen.

Bea trekt de stofzuiger afwezig heen en weer over het tapijt.

– Afwezig? Dus ze denkt aan iets anders dan aan stofzuigen? Moet ik dat benoemen? En stofzuig je niet altijd door de stofzuiger heen en weer te halen? Onzinnige toevoeging dus.

Herman slikt zijn laatste hap croissant door als zijn vrouw de stofzuiger pakt.

– Nee, het perspectief ligt bij Bea. Toch? Was dat wel de juiste keuze? Ik moet de scène eerder beginnen.

Bea opent haar ogen. Ze heeft niet goed geslapen vannacht, ze lag lang wakker.

Nu zou mijn redacteur in de kantlijn schrijven: slapen mensen die ’s nachts lang wakker liggen niet per definitie slecht? Bovendien: zou deze scene niet gaan over de buitenvrouw van Herman?

Tot zover de redactieronde. De komende tijd zal ik jullie deelgenoot maken van dit proces, de vorderingen in herschrijfrondes, van omslagontwerp tot aanbiedingstekst, van drukproef tot drukker. Het zal misschien nét iets langer duren dan jullie fijn vinden, maar net op het moment dat jullie moe en boos worden van ongeduld, zo rond eind mei 2015, zal het stoppen. Echt. Dan lopen jullie nietsvermoedend een boekhandel voorbij en zien jullie op de mooiste, kleinste plek in de etalage – of anders binnen, bescheiden in de kast – een nieuwe roman staan: De kus van een clown.

Mijn gekozen waardering € -