Placebo: wondermiddel in het huidige wielrennen?

Windtunnels, ketonendrankjes, hoogtestages en zelfs breinstimulatie: menig wielerteam beroemt zich er tegenwoordig op dat ze innovatief en wetenschappelijk bezig zijn. Maar is dit ook zo en wat is het bewijs dat het allemaal werkt?

De twaalf wielrenners en triatleten zullen verbaasd hebben opgekeken toen ze het eindresultaat van de studie waaraan ze hadden meegedaan, te horen kregen. Hadden ze zich dus helemaal uit de naad gefietst voor een voedingssupplement dat het niks beter deed dan een nepmiddel? En dan ging in het onderzoek van de universiteit van Leuven nog wel om ketonen, dé mysterieuze ‘wonderdrank’ waar het halve wielerpeloton het afgelopen seizoen op fietste. Lieten die profs zich dus gewoon foppen en waren de positieve verhalen over ketonen alleen gebaseerd op het geloof dat het werkte? Een placebo effect dus?

Goor goedje

Het is de uitkomst van de zogeheten ‘dubbelblinde, placebo-gecontroleerde en gerandomiseerde cross-over studie’ die de onderzoeksgroep van Peter Hespel vorige maand publiceerde. Het is de gouden standaard waarop heden ten dage de effectiviteit van een nieuw geneesmiddel getest wordt: in vergelijk dus met een neppil, waarbij de proefpersonen én de onderzoekers niet weten wie wat wanneer precies krijgt. Het betekende dat de twaalf deelnemers aan de Leuvense studie twee keer een pittige fietstest voor hun kiezen kregen (drie uur flink doortrappen; dan even 5 minuten rust voor ze zich helemaal moesten uitknijpen voor een tijdrit van 15 minuten; vervolgens weer 5 minuten bekomen, om te eindigen met een sprint voluit), waarbij ze op gezette tijden (60 en 20 minuten vóór het fietsen en een half uur nádat ze begonnen waren) een goor goedje moesten innemen dat de ene keer (R)-3-hydroxybutyl (R)-3-hydroxybutyraat ofwel ketonen bevatte en de andere keer een placebo met dezelfde smaak, geur en stroperigheid. Dat laatste was goed gelukt: toen na afloop aan de proefpersonen gevraagd werd om aan te geven tijdens welke van de twee fietstesten ze de échte ketonendrank hadden gekregen, was het gemiddelde antwoord een schamele 4 op een schaal van 0 (‘ik heb geen flauw idee’) tot 10 (‘ik weet het zeker’).

Niet alleen smaakten de ketonendrank en de placebo hetzelfde, hun effect op de fietsprestatie tijdens de tijdrit en de eindsprint was ook hetzelfde. Bovendien lieten de genomen spierbiopten uit de bovenbenen zien dat de inname van ketonen er helemaal niet voor zorgde dat de voorraad koolhydraten langer op peil bleef. Deden de ketonen dan helemaal niets? Jawel, ze zorgden voor een lichte verzuring van het bloed tijdens de eerste drie uur van de test en een verminderd hongergevoel direct na afloop. Het zijn effecten waar een topwielrenner niet echt op zit te wachten.

Als die al een goor drankje moet innemen, dan liever wel eentje die daadwerkelijk doet wat het belooft. Voor ketonen is dat om als een additionele energiebron in het lichaam te functioneren zodat tijdens een race de koolhydraten langer gespaard kunnen worden voor de finale, zoals Merijn Zeeman van de Jumbo-Visma ploeg vorig jaar in de media uitlegde. Er blijkt theoretisch gezien zeker wat voor te zeggen. Maar, zo laten de wetenschappelijke studies die gedaan zijn zien, de praktijk blijkt toch een stuk ingewikkelder in elkaar te zitten. Daarbij maakt het nogal uit of de fietsinspanning geleverd wordt in een gevaste toestand, zoals in het ene onderzoek dat in 2016 een positief effect van de ketonen zag, of met een stevig ontbijt achter de kiezen en een ruim aanbod van koolhydraten tijdens de test.

De Leuvense onderzoekers kozen voor het laatste omdat een wielrenner een serieuze wedstrijd nu eenmaal niet op een lege maag begint en middels de ravitaillering naar hartenlust kan beschikken over energiereepjes en gelletjes. En hun resultaten bevestigen wederom dat wanneer een wielrenner genoeg koolhydraten tot zijn beschikking heeft tijdens de koers, ketonen net zoveel of net zo weinig toevoegen als een nepdrank, en zelfs een negatief effect op de zuurgraad in het bloed hebben.

Continu in ontwikkeling

Afgaande op de huidige wetenschappelijke stand van zaken lijkt het juiste devies dus om te kappen met de ketonen tijdens de koers. Als het aan Zeeman ligt, gaat dat waarschijnlijk ook gebeuren bij zijn team. Maar dan wel pas over een paar jaar, zo vertelde hij in de podcast van ‘In het wiel’ eerder dit jaar: “In het geval van ketonen is het maar zeer de vraag of het product over twee-drie jaar überhaupt nog in de topsport gebruikt wordt, omdat het inmiddels duidelijk is geworden dat het eigenlijk geen enkel prestatiebevorderend effect heeft.” Hij verwees daarbij naar de inzichten van de sportvoedingsadviseur van de ploeg Asker Jeukendrup, die inderdaad op zijn website en in de media zijn twijfels over het nut van de ketonen herhaaldelijk uitte.

Ondanks de twijfels en het gebrek aan wetenschappelijk bewijs toch maar doorgaan met het geven van ketonen aan de renners in je ploeg roept dan wel vragen op. Het lijkt, om maar eens een actueel voorbeeld erbij te halen, niet heel anders dan het dwars tegen de medische consensus in blijven volharden in het gebruik van een antimalariamiddel tegen het coronavirus. Volgens Zeeman heeft dit te maken met de competitive edge van het team, zo legt hij uit wanneer ‘In het wiel’ interviewer Hidde van Warmerdam de naar eigen zeggen ‘jan boerenlul opmerking’ plaatst waarom de ploeg de ketonen nu dan nog wel gebruikt: “We zijn continu aan het zoeken naar bepaalde vormen, bepaalde momenten, bepaalde hoeveelheden, bepaalde timing, om vanuit de wetenschap te kijken waar zou het kunnen aangrijpen en wanneer zou het iets kunnen doen. Zit het hem in het glycogeen sparende effect of zit het hem misschien in andere zaken? Daar zijn we eigenlijk continu naar op zoek en aan het testen, om dat te bekijken.” Deze aanpak geldt ook voor andere supplementen zoals bietensap en natriumbicarbonaat, geeft Zeeman aan. “Als ik de afgelopen drie jaar bekijk wat voor dingen we hebben veranderd of hebben aangepast, of de timing anders hebben gedaan, dan is dat eigenlijk continu in ontwikkeling. En dat is ook topsport.”

Grote vraagtekens

Met de wetenschappelijke kennis in de hand blijven speuren waar nog wat procentjes voordeel te halen zijn: het lijkt sinds de entree van Team Sky en zijn welbekende marginal gains in het wielerpeloton een aanpak die andere teams inmiddels ook hebben opgepakt. Het is alleen wel de vraag hoe wetenschappelijk onderbouwd het er allemaal aan toe gaat. Want het in een windtunnel testen van de meerwaarde van gleufjes in het wielerpak op de aerodynamica van een renner, dat is nog redelijk rechttoe rechtaan onderzoek waar niet zoveel bij mis kan gaan tenzij de windtunnel verkeerd is afgesteld of de coureur zich in een houding opvouwt waarbij hij onmogelijk nog de trappers effectief kan rondtrappen.

Maar breinstimulatie gebruiken om de fysieke prestatie op te peppen en beter te herstellen, zoals de Bahrain-Merida ploeg doet, daar plaatst een serieuze hersenwetenschapper grote vraagtekens bij. Het geldt ook voor de sportdrankjes en gelletjes van het Zweedse merk Maurten met gepatenteerde ‘hydrogel technologie’, waarmee Education First mooie sier maakt. Eliud Kipchoge liep er de marathon onder de twee uur op, maar waarschijnlijk speelde een efficiëntere opname van koolhydraten zoals het bedrijf graag claimt, daar geen enkele rol in. En zelfs over het nut van de hoogtestage, ogenschijnlijk onmisbaar voor de klassementsrenner van tegenwoordig, heeft de wetenschap gerede twijfels.

Verrassende inzichten

Wetenschappelijk onderzoek en innovatie zijn natuurlijk termen die verfrissend werken in een sport die lange tijd een oerconservatief imago had. Het levert af en toe verrassende inzichten op. Zo liet Jan Bakelants vorig jaar in de documentaire ‘De machinekamer van Tom Dumoulin’ doorschemeren dat de begeleiding van de Sunweb ploeg waarin hij dat jaar debuteerde, het nut van een massage in twijfel trok. Het is vloeken in de kerk van het wielrennen waar het belang van het wegmasseren van afvalstoffen uit de benen (‘melkzuur!’) nog steeds als een paal boven water staat.

Maar het krijgt ook iets potsierlijks wanneer een team onder het mom van wetenschap besluit om tijdens een grote ronde het eigen matras van de renner van hotel naar hotel te versjouwen: er zullen weinig dubbelblinde studies naar het slaapgedrag van wielrenners zijn gedaan waarbij het matras van thuis is vergeleken met een controle matras dat precies hetzelfde eruit ziet en ruikt, maar wél van iemand anders is. Zo belangrijk is sportonderzoek nou eenmaal niet in de wereld van de serieuze wetenschap.

Kracht van placebo

Het ligt voor de hand dat eenzelfde pragmatische benadering ook door een wielerteam dat op zoek is naar de optimale preparatie voor hun renners, wordt toegepast. Want om de coureur nou als controle een nepsupplement te geven of in een nephoogtekamer te laten overnachten zonder dat hij of de coach dat doorheeft, dat zal toch al gauw een brug te ver zijn voor een ploeg die snel vooruit wil. Aan de andere kant: de wielergeschiedenis staat ook bol van de verhalen waarin coureurs het op hun heupen kregen wanneer ze in plaats van doping een nepmiddel werd gegeven zonder dat ze dat wisten. Lees de boeken van bijvoorbeeld Festina ploegarts Eric Rijckaert en soigneur Willy Voet er maar op na.

Het is de kracht van de placebo, het geloof dat een middel of behandeling een positief effect op het lichaam heeft. En dat het placebo-effect tot betere sportprestaties kan leiden, daar is de wetenschap het in ieder geval wel eensluidend over eens, zo laat een recente factsheet van Topsport Topics zien. Pillen en supplementen zonder werkzame bestanddelen, cafeïnevrije koffie, een onbeproefde blessurebehandeling: door middel van conditionering en verwachtingen kunnen ze de fysieke prestatie flink opkrikken, soms zelfs tot meer dan een middel waarvan de werking overduidelijk wetenschappelijk bewezen is. Afgaande op de huidige criteria zouden placebo’s daarom prima op de lijst van verboden middelen passen, schreef dopingonderzoeker Bengt Kayser recentelijk dan ook gekscherend.

En wanneer een placebo het beste werkt? De factsheet somt aan de hand van de wetenschappelijke literatuur een volgend rijtje op: de juiste verwachtingen, eerdere ervaringen, vertrouwen in de persoon die de placebo geeft, het ritueel eromheen en de omgeving waarin de placebo gegeven wordt. Ook blijkt dat hoe meer iemand geneigd is om supplementen te gebruiken, hoe groter het placebo-effect is. Het zijn stuk voor stuk elementen waar een wielerploeg die zich profileert als innovatief en wetenschappelijk, veel aandacht aan besteed. Bewezen of niet, de ketonen zullen nog wel even op het rennersmenu van de vooruitstrevende wielerploeg blijven staan.

Mijn gekozen waardering € -

Jurgen van Teeffelen (1968) is freelance wetenschapsjournalist sinds 2014. Tot die tijd werkte hij als gepromoveerd fysioloog aan universiteiten in Nederland (AMC, Maastricht) en de Verenigde Staten (Yale). Data in plaats van meningen vormen de basis van zijn artikelen. Jurgen schrijft graag over wetenschap in relatie tot sport en bewegen. Hij is auteur van 'Het maakbare uur - een zoektocht naar de ultieme wielerprestatie' en mede-presentator van de 'Slimmer Presteren Podcast'.