Premier League, wat nu?

Omdat voetbal de belangrijkste bijzaak in het leven is - en in Engeland een hoofdzaak - speelt de angst dat de Premier League aan kwaliteit zal inboeten een voorname rol bij de aanstaande Brexit. Een uitvlucht voor vele problemen is wellicht toetreding van Groot-Brittannië tot de Europese Economische Ruimte (EER), waarin vrij werknemersverkeer is geregeld voor niet EU-landen. Zo niet, dan moet ook de regelgeving voor alle buitenlandse voetballers op de schop.

Omdat het spel in de negentiende eeuw nu eenmaal in Engeland is uitgevonden, heeft Groot-Brittannië altijd een streepje voor gehad als het ging om grote beslissingen in de voetbalwereld. De voorkeursbehandeling van de Britten gaat op dat gebied al meer dan honderd jaar terug. Toen in 1904 de wereldvoetbalbond FIFA werd opgericht, stonden de meeste landen waar het spel werd beoefend te springen om toe te treden. Zo niet Groot-Brittannië. Vanaf 1884 al speelden vertegenwoordigende elftallen van Engeland, Wales, Noord-Ierland en Schotland tegen elkaar in het British Home Championship en dat liep naar volle tevredenheid. De Britten hadden geen wereldvoetbalbond nodig en al helemaal geen samenwerking met andere landen; ze regelden het zelf wel. Pas toen de FIFA toestond dat alle Home Nations apart lid mochten worden van de bond, en bovendien meer stemrecht kregen dan andere leden, gingen Engeland, Wales, Noord-Ierland en Schotland akkoord.

Tot op de dag van vandaag wordt in de voetbalwereld (en in het rugby) voor Groot-Brittannië een uitzondering gemaakt. Daarom mag Wales op het EK wel meedoen als zelfstandig land, en zal Friesland nooit worden toegelaten.

Mühren en Thijssen

Toen Groot-Brittannië in 1973 lid werd van de Europese Economische Gemeenschap (EEG, de voorloper van de EU) speelden er in het Britse voetbal geen buitenlanders. Een uitzondering werd gemaakt voor spelers die al enkele jaren in het land werkten of woonden én voor voetballers die afkomstig waren uit een van de Gemenebestlanden, die onder bestuur het Verenigd Koninkrijk staan. Pas in 1978 bezweek de FA onder de druk om vrij werknemersverkeer toe te staan, alleen werd het aantal buitenlanders per club nog beperkt tot twee. Clubs mochten daarbij niet alleen spelers uit EEG-landen, maar uit heel de wereld halen. Arnold Mühren en Frans Thijssen werden respectievelijk in 1978 en 1979 de eerste Nederlandse fullprofs in Engeland, waar ze voor Ipswich Town gingen spelen. In dezelfde periode contracteerde Tottenham Hotspur met Osvaldo Ardiles en Ricardo Villa twee Argentijnen. Andere clubs, zoals Nottingham Forest, hadden geen enkele behoefte om spelers van buiten Groot-Brittannië aan te trekken. Zoals toenmalig manager Brian Clough van Nottingham Forest zei: ‘Buitenlanders kunnen mij niet verstaan en ik kan hen zéker niet verstaan.’ Maar omdat vooral Ipswich Town (winst van de UEFA Cup in 1981) en Tottenham Hotspur wel degelijk baat bleken te hebben bij de inbreng van de buitenlanders, kwamen steeds meer clubs in de verleiding sterspelers van over de grens te contracteren.

Groot-Brittannië heeft altijd een streepje voor gehad als het ging om grote beslissingen in de voetbalwereld

De regelgeving rond buitenlandse spelers veranderde van tijd tot tijd – maar niet alleen in Engeland. Nederland worstelde bijvoorbeeld ook met een quotum. Begin jaren negentig waren er twee buitenlandse spelers per elftal toegestaan, plus enkele voetbal-Nederlanders die al enkele jaren in ons land speelden. In 1991 zette Feyenoord-trainer Wim Jansen per ongeluk een derde buitenlander in, op het moment dat hij al door zijn wissels heen was. De vergissing werd snel hersteld, maar de Rotterdammers moesten daardoor wel met tien man verder en verloren de wedstrijd tegen Willem II met 1-0.

Bosman-arrest

In 1995 werd de voetbalwereld omgewoeld door een rechtszaak die was aangespannen door de Belgische voetballer Jean-Marc Bosman. Met dit wereldberoemde Bosman-arrest werd voorgoed vrij werknemersverkeer toegestaan tussen landen die op Europees niveau samenwerkten en bovendien maakte het een einde aan de transfersommen voor spelers van wie het contract was afgelopen.

Inmiddels was in Engeland in 1992 de Premier League opgericht, waarin de twintig clubs die in ’s lands hoogste divisie speelden gingen samenwerken. Ze verkochten gezamenlijk onder meer tv-rechten en traden in overleg met de voetbalbond en vertegenwoordigers van de overheid over het aantal in te zetten buitenlanders. Toen het geld een steeds belangrijkere rol ging spelen en de Premier League-clubs succesvoller werden, oefende dat een grote aantrekkingskracht uit op (talentvolle) buitenlanders. Gevolg daarvan was weer dat het niveau hoger werd, maar dat het aantal Engelse spelers per club afnam. Daarop kwam steeds meer kritiek; ook het voortdurend falen van de nationale ploeg werd er danig mee in verband gebracht. Mede om die reden drong het ministerie van Binnenlandse Zaken aan op strengere regels en die kwamen er vorig jaar uiteindelijk. Vrij werknemersverkeer tussen EU-landen bleef uiteraard bestaan, maar het contracteren van niet EU-spelers kwam aan banden te liggen. Voetballers uit een land dat in de toptien van de FIFA-ranglijst stond, moesten bijvoorbeeld voortaan dertig procent van de A-interlands in de voorgaande twee jaar hebben gespeeld, wilden ze kans maken op een contract. Hoe lager een land op de FIFA-ranglijst, hoe meer interlands een spelers achter zijn naam moet hebben staan, tot en met 75 procent in de laatste twee jaar aan toe.

In 1991 zette Feyenoord-trainer Wim Jansen per ongeluk een derde buitenlander in, op het moment dat hij al door zijn wissels heen was

Niet voor niets drongen de Premier League-clubs afgelopen week bij de Britse bevolking dan ook aan op het stemmen op ‘Remain’. Ze voorspelden dat een vertrek uit de EU desastreuze gevolgen zou kunnen hebben voor het Britse voetbal.

En nu is het dan zover.

Als de regelgeving, opgesteld door de FA in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken, wordt gehandhaafd dan gelden voor alle buitenlanders voortaan dezelfde strenge regels. Dat houdt in dat een Nederlandse speler, als de Brexit eenmaal daar is, 45 procent van de A-interlands in de laatste twee jaar moet hebben gespeeld wil hij in aanmerking komen voor een tewerkstellingsvergunning in Groot-Brittannië.

Liechtenstein

Het is onwaarschijnlijk dat het zover gaat komen, maar er is nog heel veel werk aan de winkel. En tot die tijd verkeren clubs, spelers en supporters in onzekerheid. Voor de clubs zou het een uitkomst zijn als de Britten, met toestemming van de EU, zouden toetreden tot de Europese Economische Ruimte (EER). Dit akkoord uit 1994 voorziet er – kort gezegd – in dat Europese landen die geen lid zijn van de Europese Unie, zoals Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, toch kunnen deelnemen aan het vrije handels- en werknemersverkeer. De lobby vanuit de grote clubs is inmiddels al in gang gezet, maar het is lang niet zeker of Groot-Brittannië kans maakt op toetreding. Én of de Britse regering wel voor die optie wil kiezen, omdat het toch een verkapte samenwerking met de EU is. En loskomen van die EU, dáár is Brexit nu juist allemaal om begonnen.

De Britten kozen voor een Brexit, maar hebben er nu belang bij dat dit zo lang mogelijk wordt uitgesteld

Blijkt de lobby van de clubs kansloos, dan zal er een geheel nieuwe regelgeving moeten worden opgesteld met betrekking tot buitenlandse spelers in het Britse voetbal. De FA kan niet zomaar alle (dan: voormalige) EU-spelers onder dezelfde voorwaarden als tot op heden toelaten, omdat zij dan onterecht een voorkeursbehandeling krijgen ten opzichte van ‘andere’ buitenlanders. De Engelse bond kan echter ook niet voor álle buitenlanders de strenge criteria gaan hanteren, omdat er dan eenvoudigweg veel minder grote sterspelers naar het land zullen komen waar het voetbal is uitgevonden. Bovendien is er een probleem ontstaan rondom jeugdspelers. Voetballers uit de EU mogen op hun zestiende worden gecontracteerd, maar als een Brexit eenmaal is doorgevoerd wordt de minimumleeftijd gelijkgesteld aan die van spelers uit andere landen: achttien jaar. Grote kans dat ze voor een carrière elders kiezen.

En dan zijn er nog de te verwachten problemen rond de koersdaling van het pond, waardoor spelers uit het buitenland gewoonweg duurder worden, zowel in transfersommen als in salariskosten.

Het is daarom maar goed dat het waarschijnlijk nog twee jaar duurt voordat een Brexit definitief is. Waarmee de vreemde situatie is ontstaan dat de Britten gekozen hebben voor een Brexit, maar er nu belang bij hebben dat dit zo lang mogelijk wordt uitgesteld om de regelgeving voor alle hoofd- en bijzaken op orde te krijgen.

Mijn gekozen waardering € -

Na de School voor de Journalistiek, de Aalsmeerder Courant en De Krant op Zondag belandde ik in 1992 bij Voetbal International, waar ik 23 jaar heb gewerkt. De laatste tweeënhalf jaar als hoofdredacteur. Ik publiceer over Engels voetbal en schreef daarover twee boeken: ‘Kick & Rush’ (2013), met columns en verhalen die verschenen in VI en ‘Het geheim van Ipswich’ (2016), over hoe Arnold Mühren en Frans Thijssen het Engelse voetbal veranderden. Zie verder www.portmanroad.nl