Ralf Mohren: ‘Overleven met een kater voor de klas’

Alcohol verandert hem in een miserabele klootzak. Als hij niet drinkt, vindt hij zichzelf een saaie lul… Arthur Poolman, hoofdpersoon in ‘Tonic’ is alcoholist. Op zoek naar controle over zijn angsten en onzekerheid verliest hij steeds meer de regie. Een gesprek met auteur Ralf Mohren. ‘Ik beschrijf niet de werkelijkheid, wel mijn waarheid.’

Mohren (1970) groeide op in het Limburgse dorpje Puth. ‘Ik kreeg er op mijn 13e mijn eerste sneeuwwitje: frisdrank met een scheutje bier. Drank hoorde erbij, en jij hoorde erbij als je dronk.’ Voor zijn studie Nederlandse taal- en letterkunde ging hij op kamers in Utrecht. ‘Daar is het drinken echt begonnen. Ik kwam terecht in de grote stad en vroeg me al af hoe die anderen dat allemaal deden: de lol, de gezelligheid, het socializen. Ik was onzeker en ontdekte dat drank een steuntje in de rug kon zijn om mee te kunnen doen.’

Na zijn studie begon Mohren zijn loopbaan als docent Nederlands. Zijn drankprobleem werd in die periode steeds ernstiger. In ‘Tonic’ beschrijft hij de van alcohol doordrenkte uitspattingen in het weekend en het proces van afkicken. Die periode dateert alweer van zo'n tien jaar geleden. Ik ben benieuwd hoe hij zich destijds redde op school, maar ook hoe hij nu, als docent Nederlands op een school voor voortgezet onderwijs in Valkenswaard, omgaat met zijn verhaal.

Vandaag drink ik niet

Kantje boord

We hebben afgesproken voor een interview in het café van filmhuis NatLab in Eindhoven. Mohren bestelt een Spa rood. Ik moet denken aan de scène waaraan het boek zijn titel ontleent. ‘Kantje boord’, denkt Arthur Poolman. Hij is gestopt met drinken en heeft zojuist een tonic besteld in het Eindhovense café Berlage. Het had met hetzelfde gemak ook een La Chouffe of Westmalle Tripel kunnen zijn. Het tegenovergestelde gebeurde vaak genoeg in de periode dat hij nog dronk. Mohren: ‘Je kunt een alcoholverslaving wel stopzetten, maar niet weghalen. De kunst is om elke dag weer tegen jezelf te zeggen: vandaag drink ik niet. Ik weet: als ik weer ga drinken, zal ik het best een tijdje binnen de perken kunnen houden. Maar ik weet ook dat het daarna heel geleidelijk weer fout zal gaan.’

Je beschrijft gedetailleerd de laatste week van je drinkende periode. Die noem je ‘De Val’.

‘In die laatste week ben ik helemaal tot het randje gegaan. De badkuip met alcohol moest helemaal leeg. Op dat moment waren alle remmen weg: mijn vrouw had het huis verlaten, ik was vrij van school, had niets of niemand om rekening mee te houden. Bier en wijn waren steeds mijn medicijn geweest tegen de angst en de onzekerheid. De bijsluiter waarschuwde dat ik alles kon verliezen wat me lief was. Maar die gedachte stopte ik steeds weer weg. Tot die laatste week.

Of het allemaal een half bewust geplande actie was? Misschien, ik besefte wel dat langzamerhand de bodem in zicht kwam. Uiteindelijk wist ik dat er voor mij maar twee keuzes overbleven: ik moest helemaal stoppen of er aan onderdoor gaan.’

Het is nu bijna tien jaar geleden. Waarom heb je zo lang gewacht met het vertellen van je verhaal?

‘Ik had die afstand in tijd nodig. Misschien niet eens om het op te kunnen schrijven, maar vooral om het via een boek publiek te maken. Ook omdat ik docent ben. In mijn achterhoofd speelde tijdens het schrijven voortdurend de gedachte dat ouders van mijn leerlingen het boek zouden gaan lezen. En de vraag hoe ze daarna naar me zouden kijken. Als iemand die zo dapper was om het allemaal eerlijk op te schrijven? Of toch als iemand die alcoholist is, ook al drinkt hij nu niet? Weer die onzekerheid, hè.

Die twijfel werd nog sterker toen ik de kopij had ingeleverd bij de uitgever. Het ene moment overheerste de trots dat ik het besluit genomen had mijn verhaal naar buiten te brengen. Het andere moment dacht ik: nu heb ik voor de rest van mijn leven alle ruiten ingegooid. Ik bedoel: één zoekopdracht in Google en mensen zien mijn naam voortaan vooral gelinkt aan die alcoholverslaving.’

Ik kon teren op de sympathie van mijn leerlingen

Je opent je verhaal met de uitspraak van een havo 3-leerling: ‘Meneer, u ziet er raar uit, vandaag.’

‘Ik zág er slecht uit, dat had die leerling goed gezien. Die reactie kwam vanuit compassie, daar ben ik van overtuigd. Het was geen sneer, geen poging om me als docent onderuit te halen. Dat het op school altijd goed is blijven gaan, heeft meerdere oorzaken. Ik heb nooit gedronken tijdens werktijd, plande mijn alcoholische escapades zorgvuldig in de weekenden. Daarnaast had ik credits opgebouwd bij mijn leerlingen, ik kon teren op hun sympathie.

Als je op maandagochtend met een kater voor de klas staat, kun je je niet verschuilen. Ik kan je zeggen, dan functioneer je niet op je best. Je wilt het liefst wegkruipen in een hoekje. Dus zette ik wel eens een film op of liet mijn leerlingen zelfstandig werken. Dat vonden ze natuurlijk prima. Conflicten ging ik uit de weg, ik zag meer door de vingers dan achteraf gezien verstandig was. Ook bleef ik bij mijn leerlingen uit de buurt, bang dat ze me konden ruiken.

Een paar keer ben ik heel eerlijk tegen ze geweest. Zo van: jongens, gisteren ben ik een avondje naar Rowwen Hèze geweest en het is iets te gezellig geworden. Ik stelde me kwetsbaar op, bewust, strategisch bijna.

Wat me wel eens is overkomen in die periode, is dat ik uit mijn slof schoot, mijn emoties niet meer onder controle had. Ik werd vooral labiel van alcohol. Al met al is het me nog steeds een raadsel hoe ik dat lesgeven zo lang vol heb kunnen houden.’

Hoe reageerden je collega’s in die tijd?

‘Ik ben nooit aangesproken om mijn drankgebruik. Ik kon het dan ook goed verborgen houden. Ze wisten allemaal dat ik huwelijksproblemen had, daar was ik heel open over. Als ik er dan een keer slecht uitzag, begon ik daar over. Een perfect alibi. De problemen met mijn vrouw waren echt, maar dat dat vooral met de drank te maken had, vertelde ik er niet bij.

Tijdens sociale momenten met collega’s, als we op vrijdagmiddag een terrasje opzochten, werd het meestal heel gezellig. Iedereen dronk en ik dronk vrolijk mee, drank was immers de perfecte smeerolie voor sociale situaties. Het verschil, ik ging door als ik weer thuis was… en de volgende dag.’

Waarom lukte het je niet het drinken binnen de perken te houden?

‘Verslavingsgevoeligheid, een negatief zelfbeeld, vaak het gevoel hebben dat ik er niet bijhoor, een combinatie van dat alles? Ik kan er nog altijd niet precies de vinger op leggen. Ik vind niet drinken nu niet meer moeilijk. Maar nog altijd heb ik het gevoel dat de uitweg die ik altijd had, afgesloten is sinds ik gestopt ben met drinken. Ik weet alleen nu dat die uitweg voor mij niet werkt.’

Je bent docent Nederlands. Hoe reageren je leerlingen? Zetten ze allemaal jouw boek op hun lijst?

‘Dat is nog niet gebeurd. Als het zover is zal ik daar zeker voor open staan. Nu googlen mijn leerlingen me en zeggen dan: “U hebt toch dat boek met die citroen op het omslag geschreven?” Verder kijken ze niet. Ik heb wel reacties gekregen van oud-leerlingen, heel warm over het algemeen, zoals van hockey-topsporter Maartje Paumen, van wie ik nog mentor ben geweest.’

Alcoholisme is overal, dus ook in het onderwijs. Wat kan een school doen om tijdig te ontdekken dat het mis gaat met een collega?

‘Lesgeven is een veeleisend beroep. Veel leraren ervaren werkdruk, vooral als ze alles goed willen doen. Perfectionisme is een risico. Mensen zijn erg goed in het verbergen van stressgevoelens, daar kan ik over meepraten. Een beetje op elkaar letten, alert zijn op signalen, het is een begin. Verder is het belangrijk is dat er kennis in huis is over verslavingsproblematiek. Ook om problemen met alcohol bij leerlingen te herkennen.

Ik ben het veel tegengekomen: mensen zien alcoholmisbruik vaak als een wilskrachtkwestie, niet als de ziekte die het is. Elkaar aanspreken als je je zorgen maakt, is in het onderwijs niet vanzelfsprekend. Zeker in het voortgezet onderwijs opereert iedereen toch een beetje op zijn eigen eilandje. Misschien krijg je het te horen als je je niet aan de regels en afspraken houdt, maar verder gaat het meestal niet.’

Ik draag geen geheim meer met me mee

Je twijfelde over het naar buiten brengen van je verhaal. Hoe sta je daar nu in?

‘Weet je, ik ben vooral opgelucht dat ik het verhaal op papier heb gezet. Ik heb het met mijn directeur besproken, mijn collega’s weten ervan. Die openheid lucht op, ik draag geen geheim meer met me mee. Zover ben ik dan toch gekomen. Ik zie het zelfs als extra stok achter de deur om niet meer te gaan drinken. Naast de therapeutische behandeling heb ik veel steun gehad aan de gesprekken bij de AA. Hun programma zegt dat het open kunnen zijn over je drankverleden de laatste stap is in het proces om je verslaving te overwinnen. Dat open zijn is soms gedoe. Ik kom op gelegenheden waar gedronken wordt en waar mijn verhaal niet bekend is. Als ik dan een drankje krijg aangeboden, vertel ik soms over mijn verslaving. Maar het is natuurlijk gemakkelijker om te zeggen dat ik nog moet rijden.’

‘Tonic’ van Ralf Mohren is in januari van dit jaar verschenen bij uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam. ISBN 978-90-290-8940-1.

Mijn gekozen waardering € -

Erno Mijland (1966) is publicist. HijŒ schrijft voor verschillende onderwijsbladen, onder andere over toepassing van ict / technologie en didactiek. Daarnaast schreef hij – deels met anderen – meer dan vijftien boeken over onder andere gamen en opvoeden,Œcreatief denken en loopbaan.