Red ons van het Transitiebureau. Nieuwe theatermakers negeren publiek even erg als hun ouders.

Terwijl u zich opmaakt voor een welverdiende vakantie werkt men in de kunstsector aan een nieuw model. Dat nieuwe model is nodig omdat het oude model niet meer voldoet. Dat oude model, en we hebben het dan natuurlijk over onze culturele meerjarenplannen, is gaan kraken nadat het kabinet Rutte 1 de helft van de smeerolie uit de motor weg liet lopen.

Dat aftappen van de olie heeft eerst geleid tot wat gepiep en gekraak, daarna tot vreemde dampen en een slechte aandrijving. Nu staat het hart, de cilinderkop, op vastlopen, als niet de distributieriem het eerder gaat begeven. Uiterlijk 2019. Dus komt de sector zelf met een oplossing: misschien moeten we overwegen om binnenkort eens andere benzine te gaan tanken. In 2020. Dit valt lezen in het artikel ‘7 dilemma’s voor de theatersector‘ op het online platform voor theaterrecensenten Theaterkrant. Ik zal u uitleggen waarom ik nog meer spontaan pukkeltjes kreeg.

Geen horizon

Het belangrijkste probleem is dat het artikel geheel voorbij gaat aan de systeemcrisis waarin de hele kunstsector terecht is gekomen. De zeven zogenaamde dilemma’s zijn stuk voor stuk beschrijvingen van marginale keuzes. In de praktijk blijven alle bestaande structuren intact. Het artikel beschrijft alleen een paar kwesties die bij het huidige kunstenplan speelden. De horizon ligt twee jaar achter hen.

Zo is de keuze (‘Dilemma 1’) tussen pluriformiteit en goed werkgeverschap inderdaad opgeroepen door het Fonds Podiumkunsten. Dat koos er bij de laatste toewijzingsronde van de subsidies voor om instellingen te weinig geld te geven om hun mensen normaal te betalen. Reden voor de explosieve groei van het aantal onder de prijs werkende zzp’ers in de sector en de overvloed aan stagiaires op vitale plekken in organisaties. Niet alleen de theatersector houdt zo een vorm van stille slavernij in overheidsdienst in stand. Gesubsidieerde beeldende-kunstinstellingen buiten hun belangrijkste voedingsbron, de makers, eveneens uit. Het artikel stelt niet dat zulk handelen in strijd is met elke norm, maar maakt er een leuk dilemma van.

Kloof

Het tweede punt stelt de keuze of de subsidies door het ministerie of door een groot semi-overheidsfonds verdeeld moeten worden. Hierbij gaat het stuk totaal voorbij aan het grootste probleem dat hele kunstsector bedreigt: de gapende kloof tussen bevolking en (gesubsidieerde) kunst. In beide gevallen blijkt de theatersector namelijk te kiezen voor een centraal geleid systeem, op veilige afstand van de burger. Geen dilemma dus, maar een veilige keuze tussen twee molochs.

Het zogenaamde dilemma over culturele diversiteit (wel of geen quota) is opnieuw een open deur zonder uitzicht op verbetering. Natuurlijk is de wel of geen quota discussie leuk om te voeren. Alleen gaat het nergens in dit stuk over de kwestie dat het huidige systeem complete bevolkingsgroepen niet bereikt en soms zelfs buitensluit. Met een door-en-door ‘wit’ systeem kun je quoteren wat je wilt. Je zult de diepe cultuurkloof in de samenleving er niet mee overbruggen.

Geen grondrecht

Nog minder relevant is de vraag of cultuurmakers in het ongesubsidieerde circuit ook zo nu en dan eens subsidie mogen aanvragen voor een projectje. Eerlijk gezegd ben ik een beetje verbaasd dat het aanvragen van subsidie kennelijk geen grondrecht is van iedere Nederlander. Zo te zien is er al een schifting voor de poort. Schokkend.

Of gezelschappen voor hun subsidiegeld wel of niet gehouden mogen worden aan een minimum aantal optredens in de grote theaterzalen van Nederland? Ook al zo’n non-issue. De kern van het probleem: de overvloed aan grote theaterzalen in elk dorp van ons land, blijft onbesproken.

Zwolle

In vraag zes komt ‘de regio’ aan bod. Het ‘dilemma’ is nog tenenkrommender dat ik al vreesde. Het komt kort gezegd neer op een keuze tussen een door een centrale organisatie (zie punt 2) opgelegde binding aan een willekeurige regio, of het vrijlaten van de makers die zelf willen uitmaken waar ze werken. Ook hier weer die enorme afstand tot de bevolking. De rol van gemeentes of buurten is afwezig. Theaters zijn presentatie-instelling en verder niets. Nog steeds gaat ‘Den Haag’ in dit systeem bepalen wat er in Zwolle gebeurt. Of bepaalt de kunstwereld zelf dat er in Zwolle helemaal niets gebeurt, omdat toevallig even niemand zin heeft om voorbij de A10 te reizen.

Dat Jeugdpodiumkunsten als één blok gezien moeten worden, of dat ze elkaar daar ook verdeeld naar genre of discipline in de haren moeten gaan vliegen? Het is een non-issue dat geen enkel wezenlijk gevolg heeft zolang het totale jeugdbudget nog zo minimaal is als nu.

Transitiebureau

Ooit dacht ik dat de kunstsector bestond uit creatieve vrijdenkers. Waar komt dan zo vlak voor de vakantie dit zompige stuk vandaan? Met formuleringen waar de bedompte geur van vergaderkamertjes met gesloten luiken aan kleeft? Hoe kan een zo pluriforme kunstwereld komen met zeven halfslachtige compromissen? Een gemiddelde commissie van ongeïnspireerde gemeenteraadsleden zou meer durf en initiatief hebben getoond.

Oorzaak is ‘Het Transitiebureau‘. Dat is een door de universiteit van Amsterdam bedacht instituut dat zich volgens de eigen website nergens op wil laten vastleggen. Fantastisch natuurlijk, maar ook dusdanig ongedefinieerd dat zinloosheid gloort. In elk gesprek (ben er twee keer bij geweest) zoekt men vanaf de eerste minuut naar consensus. Dat gebeurt door het lekker laten bestaan van meningsverschillen en te zoeken naar waar men het wél over eens is. Dat betekent dat afwijkende geluiden feitelijk weggemoffeld worden. Wie zijn stem verheft of een stokpaardje bewandelt, dan wel een oplossing heeft, maar te onconventioneel denkt, wordt genegeerd. En soms wordt de gespreksbegeleider gewoon verdrietig. Want boos worden is niet gezellig (‘constructief’).

Status Quo

Nu zult u waarschijnlijk tegenwerpen dat het wel aan mij en mijn grote mond zal liggen, en dan zal ik u gelijk geven. Vraagt u zich dan wel af of de sector zich op deze manier niet in een ongevaarlijk pak laat naaien. Dit is ver voorbij het poldermodel. Dit maakt uitersten verdacht en verheerlijkt de wil van het midden. In een samenleving die moet genezen van een bloederige burgeroorlog is dat misschien heilzaam. Voor de kunsten in Nederland is het dodelijk.

Het Transitiebureau is opgericht met millennials in het achterhoofd. Dat is de generatie die terecht helemaal niet zo blij is met die belachelijke Schreeuw om Cultuur van 2010 of die gênante Mars der Beschaving een paar maanden later. Dat het antwoord dus een halfbakken en zompig stuk ambtelijke tekst is geworden, hebben die schreeuwers en beschavers van destijds dus een beetje aan zichzelf te wijten. Nog los van het feit dat zij die millennials hebben opgevoed tot de kleurloze, introspectieve generatie kunstenaars die we hier zien.

Het ergste is dat de mensen die dit übercompromis hebben bedacht als lobbystuk, totaal voorbijgaan aan dat wat hun feitelijk als enige het recht geeft om kunst te maken: het publiek. Want voor het publiek zijn ze kennelijk allemaal doodsbang.

Daar word ik dan weer heel erg bang van.

Mijn gekozen waardering € -

Coöperatie van journalisten én lezers. Sinds 2009.