Wat rest is poëtische uitzichtloosheid

Met zijn roman 'Wat rest' won Peter van Kraaij nét niet de Bronzen Uil 2013. Helaas, want zijn schrijnende getuigenis van een sterven aan de last der herinnering aan de genocide in Kigali verdient het om gelezen te worden.

RECENSIE
Peter van Kraaij – Wat rest (189 p.)
De Bezige Bij Antwerpen
Gebonden €19,95/ e-boek €15,90

Peter van Kraaij (1961) is film- en theaterregisseur. Bij het Kaaitheater in Brussel werkte hij een tijdlang nauw samen met Josse de Pauw. Samen maakten ze onder meer Het kind van de smid en de speelfilm Vinaya. Verder schreef en regisseerde hij voorstellingen bij De Tijd, Het Zuidelijk Toneel, Walpurgis en Toneelgroep Amsterdam, waar hij sinds 2007 vaste dramaturg is. Wat rest is zijn romandebuut.

 

Vertrouweling maar geen minnaar

‘Twee mannen zijn afgedaald en zakken kniediep tussen de lichamen, de modder, de beenderen. Hun laarzen lopen vol. Ze hebben een doek voor hun mond gebonden en tillen de lichamen de lucht in. De omstanders is gevraagd om hun arm op te steken bij herkenning en de naam van de overledene te noemen’. Lin, het meisje dat tevergeefs wordt bemint door de verteller uit de debuutroman Wat rest van theatermaker Peter van Kraaij, is bij de opgraving aanwezig. Zij heeft op wonderbaarlijke wijze de genocide in Rwanda overleefd. En nu ‘alle seizoenen er overheen zijn gegaan’, worden één voor één haar familieleden opgedolven uit de in verschillende lagen van verrotting door elkaar heen gezakte humuslaag van doden. In flashbacks, die door de prachtige opbouw heel langzaam naar de keel grijpen, maakt van Kraaij voelbaar waarom bij dit meisje het stof in haar hoofd niet meer wilde gaan liggen – ‘Het gruis dwarrelde er eindeloos in rond’.

Theatermaker in vertwijfeling

Voor het zover is maken we eerst kennis met een wat bloedeloze blanke theatermaker uit Brussel. Hij likt, niet zonder zelfmedelijden, de wonden die het gevolg zijn van zijn aan de grond gelopen bestaan. Hij is net gescheiden, en de afwezigheid van zijn vrouw doet hem in vertwijfeling naar zijn versplinterde spiegelbeeld kijken. Hij is een man die steeds minder is gaan deelnemen aan het bestaan: ‘Ik zag er van af om plannen te maken en meed angstvallig de gedachte dat het nooit anders was geweest en dat daarin de reden school voor al de afgebroken relaties in het verleden’.

Tijdens ‘gedachteloze uurtjes van vergetelheid’ in de sportschool valt zijn oog op een donker meisje met roodoranje geverfde krullen. Dit meisje (Lin) heeft een air van minachting en woede om zich heen die zijn aandacht opeist: ‘Mijn eigen leegte sloot naadloos aan op haar razernij’. Haperend ontstaat er een relatie waarbij de jonge Rwandese haar dochtertje Ange regelmatig aan de zorg van de verteller toevertrouwt. Maar Lin is niet meer in staat zich te verbinden, of nog langer bereid het risico van verlies te willen lopen. Hoewel er in zijn verstandhouding met Ange sprake is van oprechte genegenheid, blijkt het spel van eindeloos aantrekken en afstoten met haar moeder uiteindelijk te groot. De verteller kan zich er niet langer mee verzoenen om wel de rollen van oppas, vertrouweling, getuige en weldoener te vervullen, maar niet die van minnaar.  ‘Het niet-aflatende gevoel van afhankelijkheid vernederde me. Haar fysieke nabijheid, haar appel en afwijzing naadloos na elkaar, haar kilte en de warmte van het kind – dit alles had me zo van mijzelf vervreemd dat ik ontwaakte in een verhaal dat niet langer als het mijne voelde.’

Zinloze hoop

Zijn scenariostudenten houdt hij voor dat de toekomstige tijd de belangrijkste tijd is in drama, omdat een mogelijke toekomst helpt om te anticiperen en richting geeft aan personages en toeschouwer. Echter, de staccato hoofdstukken vanuit het perspectief van de man zelf tonen eerder zijn tenenkrommende, lamlendige richtingloosheid. Ze vormen een doeltreffend, schril contrast met het verhaal van de genocide die de overlevenden achterlaat zonder toekomstige tijd. Het poëtische taalgebruik waarmee Van Kraaij dit beschrijft maakt het haast nog schrijnender getuige te zijn van de zestien maanden waarin Lin elke dag een beetje meer sterft aan de hoop die blijft etteren in haar ingewanden, de volstrekt zinloze hoop dat een van haar dierbaren nog in leven zou kunnen zijn.

Shooting Dogs

In Wat rest gaan de verteller en de Rwandese Lin naar de film Shooting Dogs, bij wijze van bijdrage in haar verwerking. Shooting Dogs is een Brits-Duitse speelfim uit 2005, van Michael Caton-Jones. Tegen de achtergrond van de eerste dagen van de Rwandese genocide in Kigali, wordt het  verbijsterende falen van de United Nations Assistance Mission for Rwanda (UNAMIR) en van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties schrijnend belicht. Deze prijswinnende registratie van een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Afrika is beslist geen materiaal voor de tere ziel.

Video

http://youtu.be/k9w5RCI8PEc

 

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie