Ripoll, Den Haag en de voedingsbodem voor extremisme

De moeders van Ripoll voelen zich slachtoffer, er was hun niets aan hun jongens of de dorpsimam opgevallen. Tegelijk komen Nederlandse moslimorganisaties in het geweer tegen de “heksenjacht” die volgens hen is ontketend tegen een erkende Haagse haatimam. Daartussen bestaat een zorgwekkend verband.

Het waren zulke aardige, gewone jongens, en we dachten dat de imam een goede invloed op ze had, snotterden de moeders van de bij het voorbereiden of uitvoeren van hun wandaden omgekomen moordenaars van Ripoll, en ik geloof ze. Maar dat pleit die moeders niet vrij en stelt al evenmin gerust ten aanzien van het gedachtegoed van veel Europese moslims.

Ik geloof die getroffen ouders en ben overtuigd van de oprechtheid van hun verbijstering en verdriet. Maar tegelijkertijd vraag ik me af of het mogelijk is dat van een klein dozijn thuiswonende tieners en vroege twintigers die maandenlang bezig zijn om van gewone jongens te veranderen in fanatiek religieuze moordmachines, er niet één is die daarvan binnen het gezin ook maar met één enkel woord, één enkele onbehouwen uitspraak of schampere uitval iets laat merken. Wie zelf kinderen in de adolescentenleeftijd heeft, kan zich voorstellen wat ik bedoel: als je kind aan het ontsporen is, kan het verduiveld lastig zijn om erachter te komen wát er precies speelt, maar dát er iets niet in de haak is, merk je dondersgoed.

Geweldige vent

Dat de naaste familie van dat dozijn moordenaars in spe desalniettemin zei dat ze nooit iets bijzonders was opgevallen aan wat hun kroost binnen de familiekring te berde bracht, kan daarom alleen maar betekenen dat ze het gedrag  en de uitlatingen van de jongens heel gewoon vonden. Net zoals ze niets bijzonders zagen in de uitlatingen en het gedrag van de imam die maand in, maand uit, de harten van hun kinderen bleek te vergiftigen. In tegendeel, ze vonden hem een geweldige vent die blijkbaar precies bij hun eigen opvattingen aansloot.

Min of meer tegelijk met het Spaanse rouwbeklag verscheen in Nederland een “gezamenlijke verklaring” van een reeks moslimorganisaties waarin het gebiedsverbod dat Minister Blok heeft opgelegd aan de beruchte islamitische prediker Fawaz Jneid. Dat Jneid een onverzoenlijke hekel heeft aan de westerse cultuur en al haar grondslagen, behoeft geen betoog. Hij heeft dat ampel en opzichtig laten blijken. Blok is er bovendien van overtuigd dat hij met zijn preken islamitische jongeren in de Haagse Transvaalbuurt de verkeerde weg op helpt.

Toch vonden de ondertekenende organisaties en personen, waaronder een aantal aan de weg timmerende moskeeën als Al Fitrah en El Tahweed en de Stichting Islamitisch Onderwijs, de omstreden club die in Amsterdam na eerdere beschamende échecs opnieuw een islamitische middelbare school dreigt te gaan stichten,  Bloks optreden een “onwettige vorm van onderdrukking en vrijheidsberoving” en een uiting van “een heksenjacht op eenieder die een andere mening heeft dan de doorsnee publieke opinie.”

Kleineren en dwarsbomen

Ik geloof dat ze dat oprecht menen, dat deze mensen en hun achterban met de beste wil van de wereld niets bijzonders kunnen ontdekken aan het optreden en de uitlatingen van een man als Jneid, en dat is nu juist het probleem. Net als bij die terroristenmoeders laat het zien dat nogal wat Europese moslims dingen “gewoon” vinden die akelig dicht komen bij een totale afwijzing van de waarden en grondslagen van de maatschappij waarin zij verkiezen te leven. Net zo gewoon als het op islamitische scholen gebruikelijke kleineren van meisjes en dwarsbomen van de werkelijke integratie van de leerlingen in de bredere samenleving.

Je kunt natuurlijk de zuiverheid van het eigen geloof en de eigen gemeenschap boven alles stellen. Abraham Kuyper deed dat ruim een eeuw geleden met zijn Refo’s feitelijk ook. Maar de keerzijde is, dat je dan niet meer kunt volhouden dat het islamitisch terrorisme niets met de islam te maken heeft, zoals moslimorganisaties en hun zaakwaarnemers bij iedere gelegenheid graag roepen. Het heeft er op zijn minst alle schijn van dat een niet verwaarloosbaar deel  van de Europese moslims door stilzwijgende goedkeuring en passieve steun de voedingsbodem ervoor biedt.

Daar moet je als goedwillende geloofsgemeenschap wat mee. Iemand die dat in elk geval wél begrepen heeft, is de Algerijnse schrijver Kamel Daoud, uit wiens mond Trouw onlangs optekende: “Wij de moslims, de Arabieren. Wij moeten wat doen, want men is bang van ons. (…) Maar de moslims in Europa blijven stil en doen de deur achter zich dicht.” In plaats van die les ter harte te nemen, besluit de verklaring met een nauw verholen dreigement: “De Nederlandse moslim zal niet stilzwijgend toekijken hoe zijn/haar religie gedemoniseerd wordt.”

Mijn gekozen waardering € -

Taalkundige, schrijver, vertaler en wetenschapsjournalist @rik_smits_ @RikSmitsAuthor