Rudolf Dekker – recidivist in valse plagiaatbeschuldigingen

Drie jaar na zijn valse plagiaatbeschulding in Plagiaat en nivellering komt Rudolf Dekker in 2022 met nieuwe beschuldigingen van letterdieverij en bedrog. Ditmaal gericht tegen de succesvolle auteur Jan Paul Schutten.

In een lang artikel op Neerlandistiek, online tijdschrift voor taal- en letterkunde beweert historicus Rudolf Dekker dat Jan Paul Schutten hem tweemaal bestolen zou hebben. De eerste keer in een jeugdboek uit 2008 en de tweede keer in het eerder dit jaar verschenen werk Schaduwleven: het dagboek van Constantijn Huygens jr.

Over de jeugdboekzaak later meer, want de kern van de aanval op Schutten betreft het boek uit 2022.

De aanval op Schaduwleven

“In januari 2022 publiceerde Jan Paul Schutten bij uitgeverij AtlasContact Schaduwleven: het dagboek van Constantijn Huygens jr. Dat boek heeft opvallende overeenkomsten met mijn in 2013 verschenen boek Constantijn Huygens jr en de uitvinding van het moderne dagboek.” (Dekker)

Dat boeken over eenzelfde onderwerp heel veel overeenkomsten hebben is evident. Elk boek over een schrijvende historische persoonlijkheid zal heel veel overeenkomsten bevatten met andere boeken over dezelfde schrijver. Als een eerder boek over zo’n persoon of geschrift van zo iemand een gedegen werk is, verwacht je in een volgend werk op z’n minst een verwijzing naar zo’n eerder werk. Dekker daarover:

“Hij geeft alleen achterin zijn boek een korte verantwoording, waarin de titel van mijn boek over het dagboek van Huygens wordt genoemd met de toevoeging dat het ‘van onschatbare waarde’ was. Maar is die éne vermelding op pagina 745 voldoende? Ik vind van niet.”

Die éne vermelding???

Schutten, blz. 544: “Rudolf Dekker schrijft in Constantijn Huygens Jr en de uitvinding van het moderne dagboek dat op roddelen over de werkgever een straf van drie maanden gevangenis staat.”

Schutten, blz. 742: “Rudolf Dekker, specialist in egodocumenten, schreef verschillende boeken over de journalen en kwam ook tot een andere conclusie dan de negentiende- en vroege twintigste-eeuwers.”

Schutten, blz. 745: “Later verscheen Constantijn Huygens jr en de uitvinding van het moderne dagboek (Panchaud, 2015) van Rudolf Dekker. Met name dat laatste boek was voor mij van onschatbare waarde. Het legt verbanden tussen de hoofdthema’s en geeft ook uitleg bij typische zeventiende-eeuwse feiten – bijvoorbeeld over de extra functie van de wafelkraam als plaats om je met iemand in terug te kunnen trekken. Informatie die ik nergens anders ben tegengekomen.”

Schutten, blz. 746: “Rudolf Dekker koos voor een soortgelijke opzet, dan niet chronologisch maar thematisch geordend.”

De aantijging van Dekker van “die ene vermelding” is dus nogal bezijden de waarheid. Hoe zit het dan met deze beschuldiging?

“Schutten heeft zijn boek niet voorzien van voetnoten of een lijst van gebruikte bronnen en literatuur.”

Schutten heeft geen wetenschappelijke uitgave gemaakt. Het boek is inderdaad niet van noten voorzien, maar dat is in dit werk niet noodzakelijk – omdat hij in de lopende tekst naar bronnen verwijst. En hij geeft wel degelijk een degelijk overzicht van de door hem gebruikte literatuur, op bladzijden 745 en 746.

DBNL

Aan zijn misleidende informatie voegt Dekker toe:

“Schutten wekt in zijn presentatie de indruk dat hij met het originele manuscript heeft gewerkt. Hij vertelt niet dat sinds enkele jaren een volledige transcriptie van het dagboek in de onvolprezen Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren staat. Deze website vermeldt hij wel in zijn boek, maar niet dat die hele tekst als Word-bestand kan worden gekopieerd en opgeslagen.”

Dekker heeft het hier over wat Schutten in een promopraatje bij de presentatie van zijn boek vertelt. Het is nogal logisch dat hij bij dat praatje niet alles vertelde wat in het boek staat. Het is ronduit bizar dat Dekker zijn lezers wél een parafrase van Schuttens uitspraak voorschotelt, maar niet meldt wat Schutten in zijn boek schrijft, op blz. 745:

“De tekst van de dagboeken was integraal op internet te vinden (via de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren) en na enkele maanden had ik alles doorgenomen.”

Als een tekst gedigitaliseerd is, is het nogal logisch dat je deze kan kopiëren.

Dekker:

“Op Huygens’ dagboek verscheen in 1915 een register, dat wel vermeld wordt, maar niet dat het met 811 bladzijden uitzonderlijk ongekend grondig en volledig is. Alle genoemde personen in het dagboek zijn erin geïdentificeerd en er was vele jaren aan gewerkt door de samensteller.” 

Dekker suggereert hiermee dat Schutten dat register uit 1915 onvermeld heeft gelaten. Schutten heeft dat echter wel:

“Gelukkig had ik ontdekt dat Jacob Hendrik Hora Siccama in 1906 een uitgebreid register had gemaakt voor het Historisch Genootschap, met daarin informatie over alle personen uit de dagboeken. Daar maakte ik volop gebruik van.”

Dekker had het overigens over dit werk uit 1915: 

Schutten gebruikte de originele, papieren uitgave uit 1906.

Áls Dekker daarover begonnen was, dat het een schandaal was dat Schutten de 1906-versie had gebruikt, en niet de herziene uit 1915, dan hád hij daadwerkelijk een puntje gehad – al heeft dat niets met plagiaat of onethisch gedrag te maken. Dit is hooguit sloppy science – maar Schuttens werk is geen wetenschappelijk werk, en moet dús ook niet als zodanig beschouwd worden.

Wat is Schuttens boek dan wel? Het heeft als NUR 680/681, (non fictie), geschiedenis algemeen / historische biografie.En daar is geen woord van gelogen. Dit in tegenstelling tot Dekkers “artikel”.

Zeepbellen

Daarin doet Dekker nog meer uitlatingen die bij een simpele check als zeepbellen uiteenspatten. Dekker:

“De identificatie van een schilderij in bezit van Huygens als een Anthony van Dyck kan Schutten alleen uit mijn boek hebben overgenomen. Hij verwijst echter alleen naar het ‘Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis’ – bedoeld is het RKD.”

Zucht. Schutten gebruikt – bijna – de correcte naam van het instituut dat eens het ‘Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie’ (afgekort RKD) heette. Het is inmiddels omgedoopt is tot ‘RKD Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis‘, zoals ook op het logo van het instituut staat. Dekker gebruikt daarentegen de verouderde naam. Een onnozel foutje, van Dekker – niet van Schutten. Veel ernstiger is wat Dekker vervolgens beweert:

“Zo wekt hij de indruk van eigen onderzoek. Huygens spreekt in zijn dagboek alleen van ‘mijn Saturnus’ en noemt de naam van Van Dyck niet.”

Sorry? Wie het originele dagboek erbij pakt leest dat Constantijn Huygens Jr op 20 februari 1691 dit schreef:

“Naer den eten, soo als uytrijden wilde, rencontreerde Berkesteyn aen̅ poort, die vraegde om met mij te wandelen, gelijck wij deden. Seyde mij, dat Devonshire hem in confidentie gevraeght hadde, of ick mijn Saturnus van van Dijck niet verkoopen wilde. Seyde van neen.”

In de ingekorte hertaling van Schutten (blz. 301):

“Na het eten ontmoette ik Berkesteyn aan de poort. Hij zei dat Lord Devonshire hem in vertrouwen had gevraagd of ik mijn Saturnus van Van Dyck niet wilde verkopen. Ik zei: ‘Neen.’”

Dekker liegt hier dus, om zijn woorden te gebruiken, “bij vol daglicht”. Huygens noemde de schilder, en Schutten herhaalt Huygens.

Dan meldt Dekker trots:

“Ik ontdekte wie de schilder was, onderzocht de provenance en vond het schilderij terug in een Parijs museum. Hier wordt door Schutten de grens tussen plagiaat en bedrog overschreden.”

Nee – Dekker ontdekte niets. Want het is onbekend wie de werkelijke maker van de Saturnus in het Parijse Musée Jacquemart-André is. Daar hangt namelijk een kopie “van het origineel van Anthonie van Dyck dat Huygens volgens zijn dagboek in zijn collectie had.” (Schutte, blz. 302).

Maar zelfs als Dekker wel iets ontdekt zou hebben, dan nog zijn de uitgebreide verwijzingen naar zijn Huygensboek in Schuttens verantwoording afdoende om elk verwijt van plagiaat en bedrog naar de prullenbak te verwijzen.

Meer leugens door Dekker

Dit zijn niet de enige leugens die Dekker in dit stuk te berde brengt:

“Het toeval wil dat plagiaat het onderwerp is van een boek dat ik in 2019 publiceerde. De case study in dit boek betrof publicaties van de journalist en historicus Ad van Liempt. Ik kon objectief concluderen dat veel van zijn boeken gebaseerd zijn op het werk van anderen, naar wie hij niet of onvoldoende verwijst.”

Het enige plagiaatgeval dat Dekker in dat boek – het gaat om Plagiaat en nivellering – zelf aandraagt bleek juist géén plagiaatzaak – het was simpelweg een valse beschuldiging, gedaan door iemand die nauwelijks weet heeft van wat plagiaat werkelijk is. Dat blijkt eens te meer uit zijn kwaadaardige aanval op Schutten.

Van Liempts daadwerkelijk pronken met andermans veren was al eerder gesignaleerd, door achtereenvolgens H.L. Zwitzer en Duco Hellema (in 1994 en  1996), Frits Barend en Bob Rooyens (in 2012), Regina Grüter, Lotte Bergen, Frank van Riet en Koert Broersma, (in 2019) en door uw verslaggever (ook in 2019), alles vóór Dekker met zijn boekje kwam. En opmerkelijk: veel van de daadwerkelijke pronkgevallen noemt Dekker niet eens.

Kwade opzet

Dat Dekker opzettelijk de boel belazert blijkt óók uit het voorplat van de derde druk van diens Huygens-boek. 

Links het voorplat van de 1e en 2e druk. In het midden het in november 2021 gepresenteerde ontwerp van Schuttens boek (volgens KB in 2021 verschenen, maar in werkelijkheid op 10 februari 2022 gepresenteerd). Het is een uitgave van AtlasContact.  En rechts het eind januari 2022 gepresenteerde ontwerp van de derde druk van Dekkers boek, dat ná Schuttens boek verscheen, eind februari of begin maart 2022. Een uitgave van Panchaud.

Uitgeverij Panchaud is de eigenbeheeruitgeverij van Dekker. Hij is dus 100% verantwoordelijk voor dit nieuwe omslagontwerp. Alles wijst erop dat hij met zijn beschuldigingen poogt mee te liften op Schuttens boek (dat wél bij een reguliere uitgeverij verschenen is). Om de beschuldigingen van “onethisch hergebruik” kracht bij te zetten heeft hij het voorplat van zijn boek gewijzigd, zodat het voor de oppervlakkige lezer lijkt alsof Schutten niet alleen de inhoud, maar zelfs de omslag van Dekker “gestolen” heeft – terwijl daar in het geheel geen sprake van is. Wat de omslag betreft is zelfs het omgekeerde het geval.

De beschuldigingen doen me dan ook heel sterk denken aan een eerdere zaak, uit 2006: een valse plagiaatbeschuldiging tegen Arthur Japin. Jan Paul Schutten is, net als Japin, een succesvol auteur. Hij wordt door een weinig bekende auteur/eigenbeheeruitgever, die zich met een bepaald antiek boek zo heeft vereenzelvigd dat hij denkt de intellectuele alleenheerschappij erover te bezitten, aangevallen – met als doel (of een van de doelen) zijn eigen boek te promoten.

Het jeugdboek.

Dekker opende zijn aanval op Schutten met deze plagiaatbeschuldiging:

“In 2008 publiceerde Jan Paul Schutten Kinderen van Nederland, een geschiedenisboek voor kinderen. Het hoofdstuk over de achttiende eeuw had als titel ‘Otto’. Schutten gebruikte daarvoor een boek dat Arianne Baggerman en ik in 2005 hadden gepubliceerd bij uitgeverij Wereldbibliotheek, Kind van de toekomst. De wondere wereld van Otto van Eck (1790-1798). Schutten gaf een samenvatting van ons boek met een aantal geparafraseerde passages. Dit deed hij zonder te vermelden dat hij dat alles uit ons boek had overgenomen.” (…) Wij en onze uitgever wilden er desondanks niet te zwaar aan tillen, het was immers een kinderboek. We ondernamen daarom geen actie.”

De uitgevers

Wat klopt hier van? Ik vroeg Dekker me de gewraakte passages aan te wijzen, door me de pagina- en alineanummers door te geven van de originele teksten en van het vermeende plagiaat. Dat weigerde hij. Hij én Arianne Baggerman weigerden me ook te vertellen om welke uitgever en welke uitgeverijmedewerker(s) het ging. In 2009 verscheen namelijk een herdruk van hun boek bij Bert Bakker.

Reporters Online benaderde derhalve én de Wereldbibliotheek én Bert Bakker (onderdeel van uitgeverij Prometheus).

Wereldbibliotheekuitgever Koen van Gulik bevestigt dat Dekker in 2007 bij de Wereldbibliotheek is vertrokken. In zijn e-mailarchief kon hij niets over plagiaatbeschuldigingen door Dekker of Baggerman vinden. Ook kon hij zich niets van zulke beschuldigingen herinneren.

Job Lisman, als sinds zeker 2003 een van de prominente figuren  binnen Prometheus/Bert Bakker, kan zich ook niets van Dekkers plagiaataantijgingen herinneren. Hij heeft intern navraag gedaan: niemand van de medewerkers die destijds in dienst waren en er nog steeds werken heeft er enige herinnering aan. Nu is het personeelsverloop binnen Prometheus groot – dus het is geen 100% uitsluitsel. Maar áls Dekker daadwerkelijk “de kwestie” had aangekaart, dan is het vrijwel ondenkbaar dat Lisman daar niet van gehoord zou hebben.

Oftewel: met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is wat Dekker over het aankaarten van het vermeende plagiaat in 2008 of 2009 beweert een verzinsel.

Kinderen van Nederland

Is er dan überhaupt sprake van plagiaat? Ja – één van de vijftien hoofdstukken uit Schuttens Kinderen van Nederland is grotendeels ontleend aan Baggermans en Dekkers boek over het dagboek van Otto van Eck uit 2005. Het is in feite een samenvatting van dat boek. Dat staat nergens vermeld, en dat maakt het, zover het om de in 2005 beschreven achtergronden bij dat 18de eeuwse dagboek gaat, tot plagiaatgeval. Het dagboek zelf is rechtenvrij, omdat Otto van Eck al langer dan 70 jaar in het hiernamaals verkeert.

Jan Paul Schutten over de ontbrekende bronvermelding: “Het researchmateriaal daarvoor was afkomstig van de opdrachtgever: het televisieprogramma ‘Het verleden van Nederland.’ Door Aukje Holtrop aangeleverd in twee kratten met ordners.”

Aukje Holtrop staat inderdaad in het colofon vermeld als “Redactie en Research: Aukje Holtrop.” Op de aftitelingen van de tv-afleveringen (hé, eindredactie Ad van Liempt) staat ze ook als researcher vermeld. In de tv-serie worden geen boeken of studies vermeld, die vallen daar onder de bekende disclaimer “we hebben getracht alle rechthebbenden te achterhalen.”

Kennelijk heeft ze bij haar research voor Schuttens boek verzuimd hem te vertellen wáár ze haar materiaal vandaan had. Ook is bronvermelding in jeugdboeken niet zo vanzelfsprekend als dat in boeken voor volwassenen is – al zou dat wél zou moeten zijn; de Auteurswet geldt voor alle genres en leeftijdscategorieën.

Ontslaat dit Schutten van alle verantwoordelijkheid? Nee.

Mr. Maarten van den Berg, van NVJ Advocaten en Juristen:

“Feiten worden niet door het auteursrecht beschermd. Die mogen dus gewoon worden overgenomen. Bronvermelding kan hierbij wel gepast zijn. Originele teksten worden uiteraard wel beschermd door het auteursrecht. In juridische zin is er sprake van auteursrechtinbreuk als er auteursrechtelijk beschermde trekken van een oorspronkelijke werk herkenbaar in het latere werk zijn overgenomen, zonder dat de overnemer zich op een wettelijke beperking kan beroepen. Bijvoorbeeld het citaatrecht.

Voor inbreuk is het niet relevant of de inbreukmaker ’te goeder trouw’ is. Opzet of kwade trouw is geen vereiste voor auteursrechtinbreuk. Zie bijvoorbeeld r.o. 4.6 in dit vonnis van de Rechtbank Utrecht, 2011:

Als de auteur verplicht zou zijn om een schadevergoeding te betalen wegens inbreuk zijn er mogelijk wel gronden om deze schade te verhalen op de researcher en/of Omroep.”

En nu?

Aangezien Baggerman en Dekker nooit enig formeel bezwaar hebben gemaakt tegen het hergebruik van hun materiaal uit 2005 in 2008, is het maar zeer de vraag of een eventuele rechtsgang tegen Schutten anno 2022 enige zin heeft.

Schutten daarentegen heeft alle reden om een aanklacht wegens laster tegen Dekker in te dienen. Deze heeft opzettelijk onwaarheden over Schutten gepubliceerd, op een goed bezocht online periodiek. Artikel 262, Wetboek van strafrecht:

“Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, wordt, als schuldig aan laster, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”

Artikel 23 leert dat die geldboete € 22.500,- bedraagt. Bepaald geen kattenpis.

Tot slot

Bij dit alles rijst bovenal de vraag waarom de redactie van het alom gerespecteerde Neerlandistiek überhaupt Dekkers lasterlijke artikel geplaatst heeft. Hoofdredacteur Marc van Oostendorp: “Het leek me een interessant discussiestuk. Door drukte ben ik er niet aan toegekomen om alles wat Dekker beweert te checken. Ik had vóór publicatie Dekkers schrijven eerst aan Schutten moeten voorleggen en hem de mogelijkheid van weerwoord moeten geven. In het licht van nu was de plaatsing van dit stuk een misser.”

 

Mijn gekozen waardering € -

Onderzoeksjournalist, dichter en samensteller van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie.
Werkt aan een boek over het Hitler-de-kunstenaar en het nazivervalsingencircuit.