Rumana naait onze kleren

Rumana is 23 jaar en woont en werkt in Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh. Rumana is single moeder van een dochter van vijf. Sinds haar dertiende werkt ze in een kledingfabriek. Ze maakt kleren die in Nederlandse winkels worden verkocht.

Rumana: “Als kind droomde ik ervan om dokter te worden. Nu is het mijn droom om als naaister in het buitenland te werken. Ik wil genoeg geld verdienen, zodat mijn dochter een goede opleiding kan volgen. Misschien kan zij ooit dokter worden. Of iets anders. Zolang ze maar niet in een kledingfabriek hoeft te werken, en dezelfde kwellingen moet doorstaan als ik. Ik ben geboren in de sloppenwijken van Dhaka. Mijn moeder ontvluchtte de armoede van het platteland in de hoop op een beter leven in de stad. Ze was toen zwanger van mij. Mijn vader liet haar in de steek, nog voor ik geboren was. Ik heb hem twee keer gezien in mijn hele leven. Hij is inmiddels overleden. Mijn moeder stond er alleen voor. Ze vond een baan in een kledingfabriek en stuurde mij naar school. Dat gebeurt niet vaak in de sloppenwijken. Vijf jaar geleden is ze overleden.

Op mijn dertiende kreeg mijn moeder een hartaanval. Ze kon niet meer werken. Om rond te komen ging ik naar de kledingfabriek. Een paar jaar later werd ik verliefd op een collega. We trouwden en ik raakte zwanger. Ik stopte met het werk omdat het te zwaar werd. Een andere fabriek beloofde me door te betalen tijdens mijn zwangerschapsverlof, maar toen ik terugkwam na de geboorte van mijn dochter, bleek ik minder te verdienen dan we hadden afgesproken. Mijn man liet me vijf dagen na de geboorte van mijn dochter in de steek voor een andere vrouw. Uiteindelijk vond ik een fabriek met kinderopvang. Hier werk ik nu nog steeds.

Het werk in de fabriek is saai en monotoon. Steeds hetzelfde. Ik naai kleding op een machine. Dag in dag uit. ’s Middags is er een uur pauze, dan slapen we meestal. Na zeven uur ’s avonds is er nog een kleine pauze van vijf minuten. Er wordt dan oud brood en beurze bananen uitgedeeld.

De fabriek bestaat uit verschillende afdelingen. De grootste afdeling bestaat uit meer dan honderd werknemers. In totaal werken er acht of negen duizend mensen. Er zijn 15 WC ’s voor iedereen. Ze zijn misselijkmakend. Ik probeer het altijd op te houden tot thuis. Of het werk ook leuke kanten heeft? Leuk of niet leuk is geen issue. Dit is wat wij doen. Het is zwaar en pijnlijk, maar ik kan het opbrengen voor mijn dochter.

Op het moment is er heel veel werk. De werkdruk is groot. Ik werk zes tot zeven dagen per week, vaak dertien uur per dag. Soms ook nachtdiensten. Als de supervisor het zegt, moeten we blijven. Ik krijg niet alle overuren betaald. Ze geven de gekste redenen: ongemerkte absentie, niet halen van targets… Mijn dagelijkse target is gesteld op 1000 stuks. Aan het eind van de dag schrijf ik op een groot bord hoeveel producten ik gemaakt heb. Soms haal ik de 1100. Het duurt 10 uur om 800 stuks af te ronden. Ik moet dus bijna altijd langer doorwerken om mijn target te halen.

Als basissalaris verdien ik 2780 taka (ongeveer 28 euro) per maand. Daar bovenop komt het overwerk. Vorige maand had ik 152 overuren, maar die werden niet allemaal uitbetaald. Inclusief overwerk kom ik gemiddeld uit op 3500-4000 taka (35-40 euro) per maand. Ons huis inclusief elektra kost 1400 taka (14 euro). Er blijft dus ongeveer 50 taka (0.50 euro) per dag over voor de rest. Eigenlijk heb ik 6500 taka nodig om goed rond te komen. Als ik dat loon aangeboden zou krijgen, zou ik een gat in de lucht springen! Ik zou meteen naar de markt gaan en voor een maand eten kopen. Ik zou beter onderwijs organiseren voor mijn dochter, misschien wel een privé-leraar. Ik zou oorbellen kopen, en mijn dochter verwennen met speelgoed en een lekker ontbijt. Ik zou sparen voor de toekomst…

De sfeer in de fabriek is onprettig. Er wordt geschreeuwd en gescholden als je een fout maakt, gesjoemeld met overuren en publiekelijk gestraft. Ik moest een keer uren langer blijven omdat vijf stuks, van de 80 die ik gemaakt had, verbetering nodig hadden. Als ik een fout maak, of een grote mond heb, krijg ik vaak opmerkingen over het feit dat ik door mijn man in de steek gelaten ben. De supervisor heeft privé wel al een paar keer gevraagd of ik geen illegale relatie met hem wil. Daar heb ik vriendelijk voor bedankt. Ik hoef sowieso geen man meer. Ik zorg liever voor mezelf, en mij dochter.

Ik heb dat van de supervisor aan niemand verteld, ook niet aan het management. Waarom? Het zou de situatie geen goed doen. De werkverhoudingen zijn heel autoritair. Als een supervisor zich misdraagt of tegen me scheldt, moet ik eigenlijk niks zeggen en onderdanig doen. Het lukt me zelden. Als ik er niets van zeg, heb ik het gevoel dat ik gif inslik. Het gevolg is dat ik vaak ruzie heb met de supervisor. Over het feit dat ik regelmatig te laat ben bijvoorbeeld. Dat komt omdat de bus traag is, en ik moet wachten tot de school van mijn dochter opengaat. Rond die tijd moet ik eigenlijk al in de fabriek zijn. Maar ik werk hard, en haal mijn tijd altijd in. Ik vind het onterecht dat hij iedere keer weer tegen me schreeuwt en dus ga ik er tegenin. Ik ben niet bang. Ik heb laatst ook een dag vrij gevraagd én gekregen! Dat gebeurt niet vaak. Ik kreeg het, omdat ik hard werk en zeg wat ik denk. Dat zijn ze niet gewend van de arbeiders. Toch moet ik ook vaak toegeven. Vorige maand hebben ze mijn mobieltje afgepakt. Ik had hem gekregen van de Schone Kleren Campagne, maar dat weten ze natuurlijk niet. De supervisor zei dat er geen mobieltjes op fabrieksterrein mochten en dat ik hem over drie maanden terug krijg. Soms wordt de supervisor zelf luidkeels terecht gewezen door de Manager, zogenaamd omdat hij zich misdragen heeft tegen een arbeider. Dat is allemaal show. Hij wil ons zo het gevoel geven dat wij rechten hebben, maar die hebben we eigenlijk niet.

Mijn dochter en ik wonen in een groot, oud gebouw waar voornamelijk kledingarbeiders wonen. Het gebouw heeft 90 kamers, elf per verdieping. Ik huur een kamer op de tweede verdieping, samen met 10 andere families. Ik deel een keuken met vijf families. Per verdieping zijn er drie WC’s en twee badkamers. Ik heb geen koelkast of televisie. Mijn oude, lieve buurman heeft er wel een. Zijn kamer is recht tegenover die van mij. Als de deuren openstaan, kan ik meekijken vanuit kamer. Maar meestal slaap ik als thuis ben. Ik houd van slapen.

Ik sta vroeg op, voordat het licht wordt. Anders zijn de badkamers vol of het water op. Meestal begint de dag met gekibbel met de buren over wie zich mag wassen. Ik douche elke twee dagen. Er is ernstig water tekort. Als er water is, sla ik het op als drinkwater en om te koken. Na het wassen, zet ik de rijst op. Ik bid en probeer nog even te slapen. Om half acht staan we echt op. We ontbijten met rijst en aardappels. Dat eten we ’s middags en ’s avonds ook. Soms met wat groente en een ei. Vlees of kip is een echte luxe. Laatst heb ik vlees gekocht omdat mijn dochter het zo graag wilde. Ze bleef maar doorzeuren. We hebben er vijf dagen van gegeten.

Voor ik naar de fabriek ga, breng ik mijn dochter naar school. Ze gaat naar een religieuze school. We zijn Moslim. Het onderwijs is gratis en ze hebben een naschoolse opvang. Ik geef een lunchpakketje mee van rijst en aardappel. Dan pakken we de bus. De school zit op de zesde verdieping van een groot gebouw. Er zijn geen liften. De fabriek zit op de negende verdieping. Ook daar zijn geen liften. Ik loop de hele dag trappen op en neer. Het went nooit.

Het leven als single moeder in Bangladesh is niet makkelijk. Zonder man, ben ik een mikpunt voor plagerijen. Als mensen opmerkingen maken over mijn leven, doet dat pijn. Maar ik probeer me er niets van aan te trekken, en te blijven lachen. Ik heb vrede met het alleen zijn. Wij zijn geen meisjes om te beminnen of over te fantaseren. We zijn mager. Onze vormen zijn die van opgedroogde schoonheid. Dat is niet genoeg om te kunnen flirten of daten. Ik heb twee goede vriendinnen met wie ik goed kan praten. Ze werken ook in de fabriek en begrijpen mijn situatie. Mijn dagen zijn lang en vermoeiend. Ik werk tot een uur of tien en haal dan mijn dochter op. Het mooiste moment van de dag. Ze komt altijd blij naar me toe gerend. Ik verwen haar best. Ik laat haar een muntje uit mijn versleten portemonnee halen, en een chocolaatje kopen. Daar geniet ze erg van. Daarna gaan we naar huis en naar bed.

Ondanks ons zware leven, sta ik positief in het leven. Ik ben heel blij dat de Schone Kleren Campagne mijn verhaal verspreidt. Het voelt als een spannende droom dat buitenlandse mensen mijn leven volgen en vragen stellen over wat ik meemaak. Door mijn verhaal te vertellen, heeft mijn leven zin gekregen. Ik wil ervoor zorgen dat westerse consumenten weten hoe het er aan toe gaat in onze fabrieken. Hoe slecht ze ons behandelen en hoe ze op ons neerkijken. Mijn verhaal is het verhaal van iedereen hier. Ik wil mensen wakker schudden zodat de situatie beter wordt voor kledingarbeiders. Als jullie weten hoe slecht wij er aan toe zijn, kunnen jullie misschien iets doen om te helpen. Er zijn organisaties die proberen onze situatie te verbeteren. Help hen om ons te helpen. Vraag naar informatie voordat je kleren koopt. Help ons. Doe iets!”

Schone Kleren Campagne

De Schone Kleren Campagne (SKC) is een organisatie die zich inzet voor betere arbeidsomstandigheden in de wereldwijde kledingindustrie. In Bangladesh hebben zij kledingarbeidster Rumana bereid gevonden om haar verhaal te vertellen. De fabriek waar Rumana werkt, maakt kleding voor de Nederlandse markt. Rumana vertelt haar verhaal in het geheim. Haar werkgevers weten hier niets van. Het zou haar haar baan kunnen kosten. Toch doet ze mee, omdat ze wil bijdragen aan een betere situatie voor alle kledingarbeiders. Het verhaal van Rumana, is het verhaal van hen allemaal. Rumana zelf praat geen Engels en heeft geen computer. Een vertrouwenspersoon uit Bangladesh praatte met haar en schreef op wat ze vertelde.

Meer informatie over de SKC is te vinden op schonekleren.nl

Mijn gekozen waardering € -

De artikelen van Anne verschenen eerder in tijdschriften en kranten waaronder Fabulous Mama, Viva, Margriet, Linda en NRC Next. Anne is cultureel antropoloog en eigenaar van Uitgeverij 11