Schot voor de boeg – de legendarische smokkelreis van de Lammie (hoofdstuk 6)

De legendarische smokkelactie met de Helderse kotter de Lammie in 1973, wordt alom beschouwd als het startpunt van de georganiseerde (drugs)misdaad in ons land. Op basis van het originele dossier van de Lammie, en unieke gesprekken met een inmiddels overleden bemanningslid, tekende misdaadauteur Joost van der Wegen het verhaal van de Lammie op. Via Reporters Online leest u de komende weken exclusief de eerste 19 hoofdstukken van deze criminele avonturenroman.

6.

‘Dat vinden ze daar wel normaal, Dorus.’

De man met het Amsterdamse accent deed hard zijn best de onzekerheden bij Dorus weg te nemen over de illegale lading die hij naar een gevaarlijk gebied zou moeten vervoeren. Tenminste, als hij definitief in zou gaan op het voorstel om de smokkeltocht te gaan maken. Want hoe meer hij de risico’s over de trip op een rijtje was begonnen te zetten, hoe meer vragen het maken van de reis bij hem opriep. Hoe zou er in de buitenlandse havens gereageerd worden op een Nederlandse kotter die zo ver van huis was? Wat voor verhaal zou hij kunnen opsteken om dat te verklaren? En hoe zou de overdracht aan de kust van Libanon plaats gaan vinden? Zou de Lammie snel contact kunnen leggen met de Arabieren die de opdracht hadden gekregen ze van de verdovende middelen te voorzien?

Al die vragen overvielen hem en de laatste dagen was Dorus steeds meer gaan twijfelen over het maken van de reis.

‘Het zijn maar een paar krummels hasj, Dorus’, zei de andere man in de ruimte. ‘Niemand zal je lading vinden’, verzekerde hij hem met zijn doorrookte stemgeluid.

Dorus keek eens naar buiten, vanuit het raam van de Amsterdamse bovenwoning. Vogels van de meest uiteenlopende pluimage passeerden de bocht in de nauwe Amsterdamse straat, om door te lopen naar het grote plein met de waag in het midden, en de stegen en wallen met de rode lichtjes, die hij vandaag voor het eerst van zijn leven van dichtbij zag.

Achter de ramen stonden de vrouwen, schaars gekleed, klaar om tegen betaling met mannen het bed in te duiken. Hij moest toegeven dat het hem niet koud had gelaten, de verleidelijke blikken van de dames. Een van hen had een wat minder harde uitstraling gehad. Met haar glimlach probeerde ze hem tot een halfuurtje lust te verleiden. Hij moest toegeven dat hij er opgewonden door was geraakt, ondanks het feit dat hij wist dat de vrouw bij binnenkomst om een geld zou vragen, en dat hij na afloop onmiddellijk spijt van zijn daad zou hebben.

‘Je zegt gewoon dat je een nieuwe motor hebt en ‘m wilt uittesten. Of maak er een vakantietochtje van, of iets in die geest.’

Dorus schrok op van het stemgeluid van de mannen, die nog steeds bezig waren hem een strategie van de hand te doen, waarmee hij met zijn Helderse vissersboot een excuus zou hebben om in het Middellandse Zeegebied te zijn. Hij had zich de afgelopen dag een beeld gevormd van wie ze waren. De rokende man, Frits, had duidelijk een hoge status in de buurt. Hij werd voortdurende gegroet door mensen op straat, zelfs een politieman zei hem in het voorbijgaan gedag. ‘He ome Frits!’, had hij uitgeroepen van de overkant van de straat. Frits lachte hem vriendelijk toe. Het leek alsof hij veel zaakjes in de buurt had uitstaan en mensen daardoor afhankelijk van hem waren. In de loop van de dag werd het Dorus duidelijk dat Ome Frits een aantal ‘ramen’ exploiteerde op de Wallen en ook de eigenaar was van een club. Wat voor club dat precies was, daar kwam hij maar niet achter. En hij dealde dus ook in drugs? Maar met wie dan? En waar lag dat spul dan allemaal?

De andere man, hij heette Willem, had duidelijk wat minder geïnvesteerd in relaties met de omgeving. Dorus kon zich ook wel voorstellen dat de mensen hem wat minder sympathiek zouden vinden. Hij was aalglad, een man die je niet snel je geheimen toe zou vertrouwen. Hij gedroeg zich als een playboy en had tot vier keer toe gesprekjes gevoerd met vrouwen die hem onderweg letterlijk tegen het lijf waren gelopen. Buiten zijn populaire praatjes met de dames, leek de man voortdurend op zijn hoede. Hij had het de helft van de tijd ook gehad over de opbrengsten die de smokkeltocht hen allemaal zouden brengen. Dorus was daar onzeker door geraakt. Want wat als de reis zou mislukken? Dan konden ze al dat geld wel op hun buik schrijven? Wie zou de kosten daarvoor op zijn rekening nemen?

Ondanks alle vragen die naar voren kwamen, had het niet zoveel zin nog langer kritisch tegenover de reis te staan. Al was het maar om niet langer lastiggevallen te worden door deze kerels, waarvan wel duidelijk was dat ze zo langzamerhand genoeg begonnen te krijgen van zijn terughoudendheid. Dorus draaide zich, keek de twee in het gezicht en sprak de verlossende woorden.

‘Ok, dan moeten we het er maar op wagen.’

De gezichten van de mannen ontspanden meteen na zijn toezegging. Ome Frits sloeg hem joviaal op zijn schouder. Hij kneep hem even in zijn nek, alsof hij hem een signaal wilde geven dat hij de juiste beslissing had gemaakt.

‘Ha, dat is tenminste taal, Dorus. Je zult er absoluut geen spijt van krijgen. Kom, laten we een hapje gaan eten.’

Dorus nieuw verkregen opdrachtgevers gingen hem voor, de trap af. Dorus wierp nog een blik op de typische Amsterdamse inrichting van de woning, met wit- porseleinen beeldjes in de vensterbank, het rode kleed op tafel en de goudkleurig-gebloemde lampenkappen. Hij was hier pas een halve dag, maar verlangde nu alweer naar huis, naar Den Helder.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mijn gekozen waardering € -

Joost van der Wegen (1970) is (onderzoeks)-journalist op het gebied van criminaliteit, politie en justitie, inlichtingendiensten, slachtofferschap, en drugsbeleid. Hij publiceerde hierover onder meer in Metro, Panorama, Crimelink en Vrij Nederland. Voor Crimesite schreef hij het boek 'Onder spanning’, over politiewerk en PTSS. In 2018 werden zijn verzamelde misdaadreportages gebundeld in ‘Moordboek’ (Just Publishers).