Schrijver Stefan Hertmans: ‘Oorlog en terpentijn is een sluitstuk.’

Met een hand op diens koude voorhoofd beloofde Stefan Hertmans zijn gestorven grootvader dat hij iets zou doen met zijn nagelaten dagboeken. Pas na dertig jaar durfde hij de cahiers – ja, ze bestaan echt – te openen, wat resulteerde in de prachtige roman 'Oorlog en terpentijn'. Hij won hij er de Vlaamse Cultuurprijs voor de Letteren mee en de Gouden Boekenuil-juryprijs. Op dinsdag 13 mei wordt bekendgemaakt of hem ook de Libris Literatuurprijs ten deel valt. Interview in foto's, quotes en film.

Stefan Hertmans – Oorlog en terpentijn (304 p.)
De Bezige Bij, €19,90/€14,99 (e-book)
–––––

‘De meeste boeken over de Eerste Wereldoorlog beginnen in augustus 1914, maar Oorlog en terpentijn begint in februari 1891, bij de geboorte van mijn grootvader. Hij heeft in zijn cahiers honderden bladzijden geschreven over in wat voor armoede hij heeft geleefd. Zijn vader was frescoschilder, zelf ging hij naar de ijzergieterij op zijn dertiende. Je ziet hoe zijn ziel werd gevormd en hoe naïef die mensen waren; hooggestemd en opgetrokken uit plichtsbesef en gehoorzaamheid.’

‘Wat me boeit, is de sublimatie die de kunst heeft geboden voor jongens als mijn grootvader. Die eenvoudige volksjongens die troost vonden in hun geloof en in de schoonheid van de schilderkunst. Door dit boek heb ik leren begrijpen hoe mooi de katholieke iconografie was voor die mensen. Ze hadden iets om naar op te kijken, iets wat hen zei dat het beter was om goed dan om slecht te zijn.’

‘Mijn grootvader heeft me leren kijken, hij heeft me het leven leren zien. We spraken niet domweg over een vogel, over een struik of boom. Je zei dat het een es of een kastanje was, een mees of een vink, een meidoorn of een vlier. Je hebt meer plezier in je leven als je zulke dingen weet, de wereld wordt er intenser door.’

Niemand kan het ooit een plaats geven dat er zes miljoen joden zijn vernietigd. Je kunt het ook niet begrijpen, daarvoor is het te gruwelijk. Toch is het zo dat we boeken daarover, zoals De welwillenden van Jonathan Littell, met afkeer en huiver maar ook ademloos lezen. De kunst kan met kwaad omgaan. En dat betekent dat Nietzsche gelijk had: de kunst gaat voorbij goed en kwaad. Blijkbaar geeft ons dat een bepaald evenwicht en inzicht, en dat helpt om te leven.’

‘Je beschrijft gruwelijkheden en denkt: zo dit staat er goed op. Je ervaart esthetisch plezier aan het beschrijven van die gruwel. Dat is over het randje hè? Ik dacht soms ook wel: kijk mij nu.’

‘Mijn grootvader heeft de hel meegemaakt en toch is hij zich altijd blijven verwonderen over kleine dingen. Dat is voor mij het mirakel van die man: dat hij naast alle duisternis die hij in zich had een aanstekelijke vitaliteit bezat. Dat hij vrolijk was, en stierf op een dag waarop hij tegen mijn moeder had gezegd: ik ben nog nooit zo gelukkig geweest.’

‘Het is voor mij een moeilijke gedachte dat hij dit zou meemaken. Enerzijds zou ik blij zijn: kijk, ik heb mijn woord gehouden. Er zijn zo veel mensen ontroerd door jouw verhaal, je bent een held geworden, een icoon. Anderzijds heb ik zijn pandora’s doos van pijn geopend. Ik ben behoorlijk ver gegaan, heb zelfs zijn bedgeheim verklapt. Voor hem zou dat vér voorbij de toelaatbare morele grens zijn.’

Oorlog en terpentijn is een sluitstuk, een summa. Mijn eerdere werk heeft hiernaartoe geleid. Voor mijzelf is er ook iets fundamenteels gebeurd. Ik kan voor het eerst in mijn leven even niet schrijven, zonder dat ik nerveus word. Ik ben een gelukkiger mens dan tevoren. Rustiger. Ik heb na dertig, veertig jaar iets belangrijks over mezelf begrepen: dat ik wel degelijk heel diep getekend ben door die katholieke levenshouding. Ik heb leren inzien dat je helemaal niet zo autonoom bent. En dat het goed is zo.’

http://youtu.be/HJUkKynJuRo

Mijn gekozen waardering € -