Het schuttersgilde: broederschap, bamivlees en bingo

Ze hebben een wat oubollig imago, maar veel leden zweren bij hun schuttersgilde. Waarom? Een kijkje bij Sint Hubertus in Berkel-Enschot.

José Bouwens (63) uit Heukelom tuurt door het vizier van haar geweer. Op het gildeterrein in Berkel-Enschot staan zeven palen, met bovenop elke paal drie pennen. Een daarvan houdt Bouwens onder schot. Het geweer rust op haar schouder, en wijst schuin omhoog. Haar gezicht is zorgvuldig opgemaakt, ze draagt een kek paars jasje. ‘Klang!’ Met een metalig geluid raakt te kogel één van de pennen bovenop de paal.

‘Punt!’, roept jurylid Mart van Raak vanachter zijn grote zonnebril. Tijdens schietwedstrijden dragen de leden van het schuttersgilde gewoon hun vrijetijdskleding of een bodywarmer met gilde-logo. Dat schiet lekkerder dan in een folkloristisch gildetenue.

Noodklok
De schuttersgilden stonden dit najaar ineens volop in de belangstelling. Het Tilburgs gilde Sint Dionysius luidde de noodklok: er is te weinig aanwas om het voorbestaan veilig te stellen. Jongeren kiezen voor andere hobby’s, twintigers en dertigers hebben drukke levens waarin het gildebroederschap niet meer past.

De hoogste tijd om eens een kijkje te nemen op een gildeterrein. Want wat doen die gilden nou precies? En waarom houden de gildeleden wél vast aan deze traditie?

Varkensvlees

Op het gildeterrein van Sint Hubertus tussen de maïsvelden bij Berkel-Enschot (gemeente Tilburg) strijden deze middag leden van veertien gilden uit de regio om de eer, en om een paar kilo varkensvlees. Jaarlijks zijn er veertien van deze wedstrijden, steeds bij een ander gilde. Alleen de gilden die ook schieten met het geweer doen mee. Andere gilden schieten bijvoorbeeld met de kruisboog, en organiseren hun eigen concours.

Het zijn vaak speklappen, verse worst, hamlappen en fricandeau

Vroeger werd speciaal voor het ‘vleesconcours’ een varken geslacht, nu is het vlees gewoon besteld. ‘Het zijn vaak speklappen, verse worst, hamlappen en fricandeau’, legt Mien Bertens van Sint Hubertus uit. ‘Bij de vorige wedstrijd werd ik eerste bij de dames, en kreeg ik twee kilo mee.’ Wat je daarmee moet? ‘Ach, je kunt er verschillende dingen van maken hè. Fricandeau kan ook gewoon in de nasi of bami.’

Koningsschieten

Waarom, dat moet je bij de gilden niet te vaak vragen. Traditie, dat is meestal het antwoord. ‘De wereld is al zo modern en opgefokt’, zegt Jan Bouwens, de man van José. Ze zijn lid van het fusiegilde Sint Joris en Sint Sebastiaan uit Enschot en Heukelom. Het echtpaar zit inmiddels aan een biertje in het gildehuis van Sint Hubertus. ‘Tegen de zenuwen’, grapt Jan.

‘Het is goed dat wij de tradities bewaren’, vindt hij. ‘Het koningsschieten bijvoorbeeld, dat vind ik prachtig. Iedereen schiet op een houten vogel, en wie de laatste splinter eraf schiet, is voor drie jaar gildekoning.’ Ieder gilde heeft zijn eigen koning, die het gilde vertegenwoordigt bij officiële gelegenheden. Ook het begraven van gildebroeders met gilde-eer vindt hij een mooie traditie.

Alles dat we tegenkomen wordt platgetrapt, hoor!

Zijn gildebroeder Appie Cruijssen beschrijft de jaarlijkse kringdag met de andere gilden uit de regio Maasland, waarbij Berkel, Enschot en Heukelom zijn ingedeeld. In linie, zij aan zij, doen de gildebroeders dan in tenue een ‘opmars’ door een weiland, achter de vendeliers en de tamboers aan. Dat massale, dat vind Cruijssen prachtig. ‘We zijn met misschien wel vierhonderd man. Alles wat we tegenkomen wordt platgetrapt, hoor!’

Mussen- en mollengilde

Hoe oud het Berkelse gilde Sint Hubertus precies is, weet niemand. Vroeger was het een ‘mussen- en mollengilde’: het bestreed ongedierte voor de boeren. Dat was in 1860 afgelopen, toen de overheid het niet meer zag zitten dat het gilde gewapend langs de openbare weg liep.

We organiseren drie keer per jaar bingo

Daarna kreeg het gilde dus een recreatief karakter? ‘Ja, zo zou je het kunnen zeggen’, aarzelt deken-rentmeester (penningmeester) Hans Nouwens. De term ‘recreatief’ zit hem niet helemaal lekker. Het gilde heeft nog steeds een maatschappelijke taak, legt hij uit. ‘Als er in het dorp iets te doen is, kunnen ze een beroep op ons doen. We zijn betrokken bij het kindervakantiewerk. We organiseren drie keer per jaar een bingo voor het bejaardenhuis.’

Verplichtingen

Dat is dan ook het verschil tussen het gilde en een sportvereniging, zegt de deken-rentmeester. ‘Ik zit ook bij een atletiekvereniging. Als daar een hardloopwedstrijd moet worden georganiseerd, staat iedereen vooraan. Maar wordt hulp gevraagd voor een ander evenement, dan hoor je ze niet. Als ze ons gilde vragen te helpen, dan doen we dat.’ ‘Gemeenschapszin’ en ‘broederschap’ zijn termen die de gildebroeders graag gebruiken. Ze staan klaar voor het dorp, en helpen elkaar door moeilijke tijden heen. Een gilde is niet zomaar een club. Het lidmaatschap brengt verplichtingen met zich mee. Dat spreekt jongeren niet altijd aan.

Mijn kinderen hebben het te druk, hè. En mijn kleindochter zit al op hockey

Met Sint Hubertus gaat het redelijk goed. Het heeft zo’n zestig leden. Maar slechts drie leden zijn jonger dan 25, twintig jonger dan 50. André Wouters (74), de huidige gildekoning, zucht maar een keer. ‘Nee, mijn kinderen zijn geen lid. Die hebben het te druk, hè. Er is zoveel dat op zondag te doen is. Mijn zoon heeft vijf kinderen. Misschien mettertijd, als die wat ouder zijn, dat hij meer tijd krijgt. Mijn kleindochter van twaalf zit al bij de hockeyclub. We weet komt ze ooit bij het gilde. Ik probeer haar er wel bij te betrekken.’

Interesse in de rijke historie van het gilde komt nu eenmaal pas op latere leeftijd, is de ervaring bij Sint Hubertus. Zo lang er af en toe vijftigminners lid worden, is Hans Nouwens tevreden. ‘Wat hebben wij mensen van twaalf nu te bieden?’

Uitgevonden traditie

Het ging al eerder slecht met de schuttersgilden, weet Arnoud-Jan Bijsterveld, hoogleraar Cultuur in Brabant van Tilburg University. In het begin van de twintigste eeuw waren ze ‘op sterven na dood’, zegt hij. ‘In de jaren dertig, bij de inspanningen om ze te reanimeren, is de band met de toen alomtegenwoordige katholieke kerk aangehaald.’ Bescherming van ‘altaar en haard’ werd het motto. Het gaf de gilden een flinke boost.

Zo zijn er meer ‘uitgevonden tradities’ bij de gilden, volgens Bijsterveld. Veel schutterijen zeggen dat ze vroeger een taak hadden in de bescherming van het dorp of de stad, maar volgens de hoogleraar klopt dat niet. ‘Dat oefen je niet met schieten in de lucht. Ook in de 16e en 17e eeuw waren de gilden vooral een vorm van sportief vermaak. Het waren gezelligheidsverenigingen, vaak wat naar binnen gerichte mannenclubs.’

Het waren naar binnen gerichte mannenclubs

Ook de middeleeuwse kostuums van de gilden hebben vaak weinig met historie te maken. ‘Honderd jaar geleden droeg men gewoon het zondagse pak met een sjerp.’ Een deel van de gilden doet dat nu nog.

Uitgevonden traditie, is het wel de moeite waard om die te bewaren? ‘Als die gedragen wordt door de gemeenschap, is het de moeite waard’, stelt Bijsterveld. ‘Je moet kijken wat de doorlopende lijnen zijn in de geschiedenis van de gilden. Dan kom je op zaken als traditie, competitie, eer, broederschap en representatie van de gemeenschap. Die kun je ook een actuele invulling geven. Juist nu gemeenten opgaan in grotere gemeenten en dorpskerken gesloten worden, is er een grote behoefte aan gemeenschapscultuur.’

Dit artikel stond eerder in het Brabants Dagblad.

Mijn gekozen waardering € -

Marten van de Wier is zelfstandig journalist en communicatieprofessional. Hij heeft speciale aandacht voor duurzaamheid, natuur en onderwijs, en is daarnaast specialist Zuid-Nederland.