Siggy van ‘t Land was zijn halve leven dakloos en prijst zich gelukkig dat hij nu een eigen huis heeft. ‘Ik heb de hel van binnen gezien.’

‘Ik lig daar, en ik zie vanuit mijn ooghoek hoe de broeder die strijkijzers aan het opladen is om me nog een opdonder te verkopen. En ik roep: “Hé, ik ben er alweer, hoor!”. Maar ik vergeet te ademen. Pijn doet het niet, maar terugkomen, dat is vervelend. Vooral dat gedoe. Een infuusje, een bloeddrukbandje, een pijp in mijn strot. Ik vergeet adem te halen. “Als je nu niet zelf ademt krijg je die pijp weer terug”, zegt die broeder. Voor mijn geboorte heb ik een moordaanslag overleefd, ik heb een keer een zelfmoordpoging gedaan, en een alcoholvergiftiging gehad. En nu, na mijn derde overdosis, heb ik ademnood. Ik lig daar, ik kijk omhoog en ik denk: hé ouwe, waarom wil je me niet? En ik hoor – echt waar – een stem in m’n kop, die zegt: “Je hebt hersenen gekregen. Denk daar maar eens over na.” Ik haal heel diep adem.’ Tekst: Brechtje Keulen | Fotografie: Piet Hermans Photography

Betondorp

Het tuinhek zwaait open. Siggy van ’t Land – joggingbroek, lang grijs haar, staalblauwe ogen – staat in zijn voortuin. ‘Ik zal je een rondleiding geven over mijn domein’, zegt hij. Zijn stem gromt een beetje, je hoort eraan dat die een hoop te verduren heeft gehad. Hij stapt naar binnen, hondjes Wijfie en Mimas rennen vast vooruit door de gang. Siggy zelf stopt na een paar stappen en wijst naar de klok in de woonkamer. Daaraan bungelt zijn oude verkoperspas van Z!. Vlak na de oprichting van de Amsterdamse straatkrant ging hij er aan de slag. ‘Verkoper nummer 7, was ik. Ik zei: “Zet er maar twee nullen voor: 007!”’ Hij schatert. Het lachen gaat over in kuchen.

Siggy struint direct door naar achteren, naar de keuken en de achtertuin. Er zijn tijden geweest – zeker 25 jaar lang – dat hij geen plek had om “thuis” te noemen. Maar nu wel. Alweer acht jaar woont hij in het Amsterdamse Betondorp. Hij kent iedereen ‘op ’t dorp’. Vanuit zijn voortuin groet hij de voorbijgangers, alsof hij op ontspannen wijze een defilé afneemt. Hij helpt de buren met klusjes, collecteert voor het Rode Kruis en is mediator bij burenruzies. Iedere ochtend wenst hij zijn vrienden en buurtgenoten via Facebook uitbundig GOEIE MORGEN, GOEIE MAUW of GOEIE MOGGEL, meestal met een foto van een kopje koffie erbij, soms met een selfie. Capslock staat altijd AAN, en na iedere paar woorden plakt hij een emoji: een gezichtje, hartje of duim omhoog. Hij sluit zijn berichten af met: IK WENS JULLIE EEN FIJNE DAG, VAN JULLIE VEELZIJDIGE VRIEND EN EEUWIGE OPTIMIST. HA 😀 HA 😀 HA 😀

En dan gaat hij in of om het huis aan de slag, of hij gaat op pad. Vandaag loopt hij met twee grote mokken koffie terug naar de voortuin, waar hij een bankstel en een tafel met twee stoelen heeft neergezet. Hij draait aan de knoppen van een enorme radio, gevonden langs de kant van de weg, en nu vastgeschroefd aan het kozijn.

De hel van binnen

‘Eigenlijk heet ik Siegfried, maar daar zit het woordje “Sieg” in, en daar heb ik een hekel aan’, begint Siggy. Hij neemt een flinke slok koffie voor hij verder gaat. ‘Mijn moeder was Duitse en ze was prostituee in de Tweede Wereldoorlog. Om informatie in te winnen voor de SS. Het was dat, of een kogel door je hart. Blijkbaar beviel het haar wel goed, want na de oorlog bleef ze dat werk doen. Je verdient makkelijker en meer op je rug, dan op je knieën met een borstel in je hand. Dat is tenminste hoe ik denk dat het zit. Ik weet niet wie mijn vader is: haar pooier, of een klant. In ieder geval: in 1957, toen ze zwanger was van mij, wilde die pooier niet dat ik geboren zou worden, want dan kon zij niet meer werken. Ze heeft geprobeerd om me weg te halen, maar ik bleef gewoon zitten. Later heb ik begrepen dat ik in mijn kindertijd alle klappen heb opgevangen die hij had moeten hebben. Zelfs toen ik mijn zusje van de verdrinkingsdood had gered, kreeg ik een draai om mijn oren omdat ik te laat thuis was. Dat heeft me wel hard gemaakt. Ik heb nog een keer aan haar ziekbed gestaan met een klauwhamer. Zo’n pesthekel had ik aan dat wijf. Maar ik kreeg die hamer niet omhoog.’ Hij neemt nog een slok koffie en begint een jointje te draaien. ‘Toen ze dood was – niet door mij – heb ik haar vergeven. Toen kwam er zo’n rust over me heen, dat wil je niet weten. Een wolk. Echt, wasverzachter is er niks bij.’

Siggy werd al jong uit huis gehaald en kwam in een tehuis terecht. ‘Ging ik met verkeerde vriendjes om. Kwam ik in de criminaliteit, rookte ik jointjes.’ Zo begon het. ‘En jaren later gaf iemand me een keer heroïne, en die zei: “Dit is beter, word je stoneder van.” Nou, inderdaad joh. Je wordt high, je gaat kotsen en je voelt je de hele dag beroerd. Niet mijn ding, dacht ik. Ik heb er 25 jaar aan vastgezeten. Ik heb misschien wel 750 000 euro verspild aan die rotzooi.’

Niet alleen geld, maar ook veel tijd verloor hij aan de drugs. Siggy was niet alleen langdurig gebruiker, hij smokkelde ook, en werd soms gepakt. Jaren van zijn leven bracht hij in de gevangenis door. De laatste keer in Zwitserland, toen hij 5 kilo cocaïne bij zich had, besloot hij dat het afgelopen was. Terwijl Zwitserland niet eens de ergste plek was waar hij had gezeten. ‘Ik heb de hel van binnen gezien. Dat was in Suriname.’

Eeuwige optimist

‘Ik zat in een cel, half zo klein als deze voortuin. Een lege petfles tussen de tralies. Je had geen wc, dus die fles piste je ’s nachts vol en gooide je ’s morgens weer leeg. Als je geld had… echt, als ik het in mijn reet duwde haalden ze het er nog uit. Acht tot tien mensen op een cel. Een paar hangmatten, twee stapelbedden en de anderen lagen onder het bed of in het looppad. Eten deed je liggend op je buik onder het stapelbed. Anders ging degene boven je met zijn voeten over de rand zitten en dan kreeg jij de rotzooi van zijn poten in je vreten. Het eten was zo slecht dat die gasten allemaal naar de deur vluchtten als ik een boer liet. Ik ben toen twintig kilo afgevallen. Ik kan het nog navertellen, maar ik wil het niet nog een keer meemaken. De laatste keer in de gevangenis, in Zwitserland, heb ik gezegd: dit is de laatste keer. Ik voelde dat mijn lijf het niet meer trok.’

Als het verhaal vordert, gaat Siggy mompelen, lettergrepen aan elkaar rijgen en zachter praten. ‘Ik geef echt niet op’, zegt hij. ‘Aanhouder wint. Tja.’ En dan is hij een tijdje stil. ‘Ik heb gewoon mazzel gehad dat ik er nog ben. De weggegooide jeugd, verslavingen, overdosissen, het smokkelen en de gevangenissen, dat moet toch allemaal ergens goed voor zijn geweest? Dan denk ik weer aan die stem, die zei: denk daar maar eens over na.’

Siggy besloot ervaringsdeskundige te worden, en geeft nu voorlichting aan hulpverleners om zijn ervaringen om te zetten in iets positiefs. ‘Ik ben een optimist, hè? En wat ik weet heb ik niet uit de boeken of uit de schoolbanken, nee, ik heb er middenin gezeten. Pistool op mijn kop gehad, greep in de kassa gedaan, ingebroken. Alles heb ik gedaan, behalve moord, verkrachting, ouderen en kinderen. Als je heroïne gebruikt, ben je namelijk jezelf niet. Je lichaam begint te schreeuwen en dan ga je risico’s nemen. Ik heb een keer op het dak van de bibliotheek aan de Keizersgracht gestaan, met een ladder in de dakgoot. Keek ik naar beneden, zag ik daar een rijtje Amsterdammertjes staan. Ik denk “als ik val wil ik die niet in mijn reet hebben, hé!” Hij schaterlacht, kucht. ‘Haalde ik daarbinnen uit de snoepautomaten de gelddoosjes leeg. Die waren zwaar, er zat zeker driehonderd gulden in, maar ik verkocht ze voor honderd. Ik was ziek van de dope, ik wilde snel naar mijn dealer toe. Beter worden.’

Treetje bier

‘’s Nachts ging ik met mijn hondjes naar het Muiderpoortstation. Daar staan bankjes met van die beugels erop, zodat daklozen er niet op kunnen liggen. Totdat Siggy kwam. Ik haalde een inbussleutel op de markt, haalde die beugels eruit en legde een campingmatrasje neer. Had ik een bed. Je moet je hersens gebruiken, hè?’

Maar Siggy wordt ouder, en het leven als dakloze valt hem steeds zwaarder. Alles begint te kraken en piepen en pijn te doen. Op een dag, nu acht jaar geleden, wordt hij ‘s ochtends wakker op een station. Hij neemt zijn hondjes mee en laat verder alles liggen. De hondjes brengt hij naar een vriendin. Vanaf daar gaat hij rechtstreeks door naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. In twee weken tijd kickt hij volledig af van de heroïne. Ook de alcohol laat hij tegenwoordig staan. ‘Ik zoop een treetje bier per dag weg. 24 halve liters, van 12%. Geef me maar een emmer, dan zuip ik hem makkelijk leeg. Zo gaat dat op straat. Je wil gewoon van de wereld weg zijn. Maar uiteindelijk is die vlucht maar tijdelijk en je komt altijd weer terug. Daarom heb je optimisme nodig. Als je verbitterd bent, eindig je zo weer in de goot. Die is dichtbij hoor, je ligt er zo in.’ Nu rookt Siggy alleen nog jointjes, waarvoor hij iedere dag vijf euro bij elkaar moet zien te sprokkelen. Daarvoor werkt hij in de tuin bij mensen uit de buurt, helpt hij met klussen en verbouwingen, en knapt hij zelf spullen op die hij later weer kan verkopen.

‘Waar betaal jij alles van?’

‘Hé Siggy!’, roept een buurvrouw die voorbij loopt. ‘Ik moet even bij mij het groen knippen. Jij hebt toch zo’n goeie knipper?’ Siggy stommelt naar binnen en gaat op zoek naar de heggenschaar. ‘Heb jij misschien even vijf euro voor me?’ vraagt hij als hij haar de schaar geeft. ‘Je krijgt het morgen terug.’ Zij aarzelt. ‘Kan het echt niet anders? Het is mijn laatste geld.’ Siggy knikt en zegt onbezorgd. ‘Morgen heb ik het weer. Afgesproken!’ Als de buurvrouw weg is, zegt hij opgewekt. ‘Zo, 5 euro weer geregeld. Zo komt deze dikke sprinter de winter door.’

Hij laat zijn aansteker flikkeren, en steekt een nieuwe sigaret op. ‘Morgen heb ik weer vijf euro nodig, maar dat zie ik dan wel weer. Stress heb ik afgezworen. Shit happens, maar als je er iets aan doet, kom je er vanzelf weer uit. Kijk naar mij: ik heb alles.’ Poes Liefje gaat rustig op de bank liggen. De hondjes scharrelen door de tuin. ‘Iemand heeft zelfs geklaagd dat het te goed met mij gaat.’ Een tijdje geleden lag er een briefje op de mat. In balpenletters stond erop: ‘Waar betaal jij alles van?’ Geen afzender. En de sociale dienst kwam op bezoek. Siggy wijst om zich heen in de voortuin, naar de meubels, de houten stellages vol plantenbakken en de radio. ‘De meeste mensen weten waar ik vandaan kom. Die hebben respect voor me. Maar sommigen denken misschien dat ik alles in de winkel koop. Nee! Ik ben creatief. Ik begin met bagger en ik pimp het.’ Hij strekt zich uit, en kijkt tevreden om zich heen.

‘Waar ik nu nog van droom? Van een leuke meid met het hart op de juiste plaats.. Kind geen bezwaar. Dat zei mijn adoptievader ook toen hij met mijn moeder trouwde, en ik wil in zijn voetsporen treden. En ik wil optimistisch blijven. Daarvoor heb ik mijn wietje wel nodig, want ik heb zo veel shit meegemaakt. Wat je nu hebt gehoord, dat is nog lang niet de helft. Ik kan je het hele verhaal vertellen, maar dan moet je nog wel 25 jaar blijven zitten en luisteren. HA 😀 HA 😀 HA :D’

Dit artikel verscheen in november 2016 in Z!, de Amsterdamse straatkrant.

Mijn gekozen waardering € -

Freelance journalist. Huidige standplaats: Amsterdam. Interesses: asielzoekers, vluchtelingen en ongedocumenteerden, Scandinavië, armoede, schulden, dakloosheid, de stad.