Slauerhoff in Mexico

Op 5 oktober 1936, tachtig jaar geleden, overleed Jan Jacob Slauerhoff. Pas een jaar later verscheen zijn laatste grote prozawerk De opstand van Guadalajara. Maar hoe kwam de zeeman Slauerhoff terecht in deze stad, ver weg van elke zee, midden in de hitte van Mexico?

De opstand van Guadalajara is zeker niet Slauerhoff’s sterkste boek, maar desalniettemin gaat er tot op de dag van vandaag een grote magie vanuit. Dat komt niet alleen door de titel met daarin het woord Guadalajara – zo’n woord dat als je het uitspreekt bijna automatisch over je tong begint te rollen – maar natuurlijk ook door het toch indrukwekkende proza van Slauerhoff over een eenvoudige ziel die het slachtoffer wordt van een door macht bezeten geestelijke.

Wat me altijd intrigeerde aan De Opstand was de plaats waar het verhaal zich afspeelt: Guadalajara in de Mexicaanse provincie Jalisco. Zinnen als ‘De reden van bestaan is al lang opgeheven en de stad is daar maar gebleven’. En: ‘Later werden er wel een paar zoutpannen ontgonnen, een tinmijn ontdekt, een zeepziederij gesticht en gelukte het van de schrale akkers wat oogst te halen’, maakten me heel nieuwsgierig naar de stad.

Sinds ik het boek voor het eerst las, ben ik Guadalajara altijd blijven associëren met een stoffig oord gelegen tussen naakte rotsen in een verzengend heet dal. Zo’n plaats waar het leven stil staat tussen twaalf en drie, omdat het er dan niet te harden is.

Op een reis door Mexico besloot ik daarom Guadalajara met een bezoek te vereren. Ik wilde weleens zien en voelen wat er terug was te vinden van die dorre, doodse en desolate sfeer die Slauerhoff oproept in zijn boek.

Door het raam van de bus ziet het landschap rond Guadalajara er heel anders uit dan in mijn door Slauerhoff aangereikte verbeelding. Het is vrij eentonig en vlak – veel groene akkers met mais, maar absoluut geen stoffige zandvlakte met cactussen – en ook de stad zelf roept maar weinig herkenning op. Het is vooral een verzameling brede en slordig neergekwakte boulevards die alleen in de buurt van het Place de la Liberacion plaatsmaken voor een snufje gezelligheid. Hier zijn cafés, wordt geflaneerd, hebben verliefde stelletjes zich teruggetrokken op de banken rond en op het plein en worden ijsjes en ballonnen gekocht voor de kinderen.

Bidprentjes

Voor het regeringsgebouw, dat niets heeft van het imposante bouwwerk uit De opstand staan zeven witte mannetjes met een pistool op hun heup, maar het kost geen enkele moeite om binnen te komen. Integendeel, ik word zelfs aangemoedigd naar de ‘murals’ te gaan kijken. Die zijn groot maar kunnen me niet bekoren. Het twee verdiepingen tellende gebouw heeft wel een prachtige binnenplaats en een tingelbelletje dat elk half uur van zich laat horen. Alle deuren naar de kantoren staan open: de machthebbers hoeven zich kennelijk niet meer te verschuilen zoals in de dagen van De opstand het geval was.

Op het plein onder de bomen voor de grote kathedraal herlees ik het verhaal van de eenvoudige glazenwasser die tegen zijn zin, op aandringen van de machtswellustige priester Tarabana, plotseling de rol van Jezus krijgt aangemeten, de armen en behoeftigen om zich heen verzamelt en de feodale heren uitdaagt, maar uiteindelijk slechter eindigt dan toen hij begon.

Vandaag is er geen spoor van deze machtsstrijd terug te vinden in Guadalajara. Kinderen spelen bij de fontein. Anderen jagen achter de duiven aan die alle kanten op fladderen. Naast me neuriet een oude man zachtjes Strangers in the night. Op de bank naast hem liggen bladmuziek en bidprentjes vredig naast elkaar. Alleen het onweer dat in de lucht hangt is dreigend.

Ontmythologisering

Ja, er is inderdaad een centrale kathedraal. En zeker, ook een regeringsgebouw. Maar van de sfeer van armoede, schraalheid, hoge heren en een grote arme massa uitgeteerd en schriel van armoe en honger, vind ik niks terug. Jalisco, is al lang niet meer één van de armste en achterlijkste streken van Mexico en Indianen zijn er niet of ze zijn nauwelijks meer als Indianen te herkennen. Guadalajara is een stad als zoveel andere steden: weliswaar Derde Wereld en Zuid-Amerikaans, maar verder niks bijzonders. Mensen werken, kijken televisie en flaneren ‘s avonds over het centrale plein.

Maar niet alleen is hier niks van het Guadalajara van Slauerhoff te vinden, ook is er niemand die hem kent. Iedereen die ik over de zeevarende schrijver en arts aanspreek, van gezagsdrager tot bibliotheekmedewerker, kijkt me met grote glazige ogen aan. Zijn naam wordt moeizaam herhaald, maar roept geen enkele herkenning op.

En zo is de magie verpletterd onder de druk van de realiteit. Dom natuurlijk om naar Guadalajara af te reizen. Als ik er niet naartoe was gegaan was deze teleurstelling mij bespaard gebleven. Dan had de stad voor mij altijd blijven blikkeren in de moordende zon. En is dat uiteindelijk ook niet meer in lijn met de romantische traditie van Jan Jacob Slauerhoff dan deze botte ontmythologisering?

Chinees

Nu de ban is gebroken wil ik, eenmaal thuis, wel weten hoe Slauerhoff bij Guadalajara is gekomen. Is hij er eigenlijk zelf wel geweest? In de biografie van Wim Hazeu die ik erop nasla, is maar weinig te vinden over De Opstand. Het heette eerst onder andere Christus in Guadalajara en De Verlosser van Guadalajara en het is geschreven tussen 1933 en 1937. Het is het verhaal van een glazenwasser die zich plotseling de rol van Jezus zag aangemeten, inclusief bejubeling en kruisiging. Ook meldt Hazeu dat Slauerhoff in die tijd Die drei Sprünge des Wang-lun, de Chinese roman van Alfred Döblin driftig bestudeerde omdat Slauerhoff, na Het Verboden Rijk en Het Leven op Aarde een derde Chinese roman wilde schrijven. Daarvan is het nooit gekomen en de elementen die hij opdiepte uit Döblin’s boek verwerkte hij samen met onderdelen uit La sombra del cuadillo van de Mexicaanse schrijver Martín Luis Guzmán in De Opstand van Guadalajara. Veel meer wordt er niet over gezegd.

Ook van een artikel waar Hazeu naar verwijst van dr. W. de Blok in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1985-1986, word ik niks wijzer omtrent de vraag of Slauerhoff ooit in Guadalajara is geweest. Het artikel van Blok behandelt vooral het thema van De Opstand dat vooral een kritiek is op het taoïsme volgens de auteur.

Hitler

Toch geeft Blok wel de sleutel voor de oplossing van het raadsel. In het artikel is namelijk ook te lezen dat K. Lekkerkerker bij het voorwoord van de vijfde druk van De Opstand twee inspiratiebronnen aanwijst voor het boek, te weten het al eerder genoemde La sombra del cuadillo van Martín Luis Guzmán uit 1929 – een boek dat Slauerhoff samen met dr. G.J. Geers vertaalde voor uitgeverij Boucher in Den Haag en dat daar evenals De Opstand in 1937 verscheen onder de titel In de schaduw van den Leider. En daarnaast zou Slauerhoff zich hebben laten inspireren door De Aarde en haar Volken, een tijdschrift voor de jeugd in die dagen.

Blok: ‘Alles bij elkaar genomen, kunnen we ons een beeld vormen van hetgeen Slauerhoff heeft gebracht tot het schrijven van De Opstand van Guadalajara: het tijdschrift uit zijn jeugd De Aarde en Haar Volken, de roman In de schaduw van den Leider en het Hitlerjaar.’ Dat laatste omdat Slauerhoff al aan de roman begon in 1933, het jaar waarin Hitler aan de macht kwam.

Maar Slauerhoff in Mexico? Geen sprake van. Slauerhoff heeft nooit één voet gezet in Guadalajara. Zelfs in Mexico is hij nooit geweest. Het stoffige nest Guadalajara en de daar heersende zeden creëerde hij vooral aan de hand van een vervolgverhaal over Colombia(!) dat is terug te vinden in De Aarde en Haar Volken. Daarvan getuigen ook de aantekeningen die de zeevarende arts en schrijver er ooit van maakte.

Ik moet er wel om lachen en achteraf troost ik me maar met de gedachte dat als ik me tijdens een reis in Mexico niet door een opwelling had laten leiden, ik dit allemaal nooit zou hebben geweten. En dan was ik bovendien nooit in Guadalajara geweest.

Mijn gekozen waardering € -

Ik schrijf over alles wat mijn nieuwsgierigheid wekt. Dat is veel. Vaak kom ik uit bij verborgen hoeken van de geschiedenis, maar soms ook bij het persoonlijke verhaal. Het alledaagse leven èn het drama. Actueel, maar soms ook wat minder. Wel altijd goed geschreven en een plezier om te lezen.