Succesalbum So van Peter Gabriel is 35 jaar

So is het vijfde en meest succesvolle studioalbum van de Britse singer-songwriter en rockmuzikant Peter Gabriel. Het werd deze maand 35 jaar geleden uitgebracht, op 19 mei 1986. De singles van So getrokken, onder andere Don't Give Up met Kate Bush, scoorden net als het album zelf wereldwijd hoog in de hitlijsten. Ik interviewde Peter Gabriel in mei 1986 over So.

Hij overleefde de jaren zeventig en laat zich ook niets gelegen liggen aan de snelle opeenvolging van trends waardoor de jaren tachtig bepaald worden.

Peter Gabriel: ‘Muziek is een dief’

Met de vijfde aflevering van zijn muzikale tijdschrift bevindt PETER GABRIEL zich opnieuw in de voorhoede van de popmuziek. So kent soul en een ruime mate van openheid maar wordt als vanouds vooral bepaald door artistieke integriteit. Een ontmoeting met een anti-ster wiens grootste wens is een park te laten aanleggen waarin luchtkastelen tot werkelijkheid worden. Gabriel in droomzaken? ‘Noem het experience designer.’

door C. Cornell Evers OOR 31 mei 1986

Hij maakt een uitermate ontspannen indruk, is gekleed in een wijdvallend soort harembroek en een blauw hemd dat hem bijna tot de knieën reikt. De gebruinde huid wekt de suggestie van een door en door gezond iemand. Peter Gabriel is net terug van een korte vakantie op Tenerife, één van de Canarische Eilanden. Niet echt een plaats om tot rust te komen. Het op het massatoerisme afgestemde amusement daar scoort bepaald laag op de culturele schaal. ‘Het is inderdaad heel toeristisch,’ beaamt Gabriel terwijl hij de houten prikkers met het papieren rood-wit-blauw verwijdert die in zijn avondmaal (twee keer ‘bolletje sla/kaas’) gespietst zijn. ‘Maar het wàs mogelijk je daaraan te onttrekken. Ik hou van wandelen en had al snel ontdekt dat, als je van de kust af de heuvels introk, je dan al heel gauw geen toerist meer tegenkwam. En aan de kust waren heel rustige stukjes strand, meestal nudisten-enclaves’.

Het was ook op Tenerife dat Gabriel bijna een van zijn vurigste wensen werkelijkheid zag worden. Als zovelen droomde hij er al jaren van om ooit nog eens tussen dolfijnen te kunnen zwemmen. En daar, op zekere dag, zag hij ze, tamelijk dichtbij de kust. ‘Eer ik mijn kleren uit had en het water in kon, waren ze echter alweer weg.’ Er klinkt spijt in zijn stem.

Gabriel voelt zich sterk betrokken bij de realiteit van deze wereld maar is tevens sterk gefascineerd door de droom. Om die reden staat in zijn huis een isolatie-tank waarin hij zich, afgesloten van de buitenwereld en drijvend in een geconcentreerde zoutoplossing, volledig overgeeft aan zijn overpeinzingen en fantasieën. Toen enige tijd geleden een onderzoeksteam van de universiteit van Hull startte met de ontwikkeling van een droommachine was Gabriel er als de kippen bij en gaarne bereid geld in het project te steken. Het apparaat zou, door middel van elektrische pulsen, via een neusklemmetje aan het ‘slachtoffer’ toe te dienen, deze in een toestand van halfslaap moeten brengen. Het resultaat zou zijn dat het bewuste deel van de hersenen het onderbewuste zou kunnen observeren en de plaatjes registreren. Spijtig voor Gabriel, maar de machine werd nooit werkelijkheid. Het enige wat hij aan dit droom-avontuur heeft overgehouden is het bewuste neusklemmetje. ‘Maar ik hoop dat de rest ook nog eens komt, haha.’

Hij herinnert zich zijn dromen vooral als hij iets vreemds heeft gegeten of koffie heeft gedronken. ‘Naar mijn gevoel is elk voedsel op één of andere manier een drug, is het in zekere zin allemaal chemisch wat we eten, maar hebben we ons erop toegelegd om dat te vergeten.’

Het was ook een droom, van een bizar soort, die Gabriel inspireerde tot het schrijven van Red Rain, de orkestrale opener van zijn nieuwe elpee So. Red Rain is geschreven vanuit het idee dat onderdrukte emotie, innerlijke pijn die niet geuit wordt, een andere uitweg zoekt om zich te manifesteren en bijvoorbeeld als bloed uit de lucht kan vallen.

red rain is coming down
red rain
red rain is pouring down
pouring down all over me

Een weinig alledaagse vergelijking. Niet echter voor Gabriel. ‘Ik had in die tijd een droom over een donkerrode zee, met zwart en rood water. En net als bij Mozes spleet die zee open met aan beide zijden een grote witte muur als scheidingswand. Daartussen waren glazen flessen met de contouren van een mensenlichaam die zichzelf vastschroefden aan een van de wanden om zich met bloed te vullen. Weer losgeschroefd liepen die flessen dan een tijdje rond waarna ze zich aan de andere wand leegden. Voor mij had dit beeld duidelijk betrekking op het leven, de weg van de geboorte naar het graf’.

Samen met de Schotse psychiater en prominent vertegenwoordiger van de anti-psychiatrie Ronald Laing (bekend door zijn revolutionaire onderzoekingen naar de relatie schizofrenie-gezin) ontwikkelde Gabriel ideeën over een alternatief vrijetijds-park: Real World. Voor de ontwerpen zouden interessante kunstenaars moeten worden aangetrokken. De bedoeling van Real World: de mogelijkheid voor mensen om de meest uiteenlopende ervaringen te kunnen beleven. De eigen paniekbestendigheid testen bijvoorbeeld. Gabriel hoop een en ander op z’n laatst over 15 à 20 jaar te kunnen verwezenlijken. Gaat hij dan in de droom-industrie? ‘Ik zou het experience designer noemen.’

‘Wij zijn allemaal tot immorele daden in staat’

Zijn belangstelling voor het functioneren van de menselijke geest komt tevens naar voren in het vooral tekstueel beklemmende We Do What We’re Told. Gabriel liet zich voor deze song inspireren door de experimenten in New Haven van professor Stanley Milgram. Deze liet via vrijwilligers testen hoe ver willekeurige mensen, op bevel van een autoriteit, zouden gaan in het toedienen van in intensiteit toenemende stroomschokken aan een onschuldig persoon.

‘Een belangrijk experiment met een onthutsende, bang makende uitslag. Maar liefst 63 procent bleek tot het uiterste te willen gaan. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat we allemaal tot immorele daden in staat zijn. Als er maar genoeg druk vanuit de maatschappij uitgeoefend wordt. En natuurlijk zijn er altijd argumenten aan te voeren dat dit soort experimenten niet voldoende bewijs vormen. Voor mij is het echter een aanwijzing dat we niet zo snel klaar moeten staan met onze meningsvorming over anderen. Het is heel gemakkelijk om een ander als slecht te betitelen en jezelf oké te vinden. Het zou echter van meer gevoel voor realiteit getuigen als we zouden beseffen dat ook wij, ieder van ons afzonderlijk, bij een dergelijk experiment tot verschrikkelijk dingen in staat zouden blijken te zijn. Reden genoeg vind ik om wat toleranter te worden, met meer begrip anderen tegemoet te treden’.

‘Stand up and fight, for you know we are right,‘ zong hij in het begin van de jaren zeventig als de bizar uitgedoste, maar charismatische voorman van de symfonische rockformatie Genesis. Een zekere strijdbaarheid is Peter Gabriel niet vreemd. In zijn teksten neemt hij het regelmatig op voor onderdrukte groeperingen en stelt hij wantoestanden aan de kaak. Woede en afschuw over het monster dat Apartheid heet leidde jaren geleden, in 1980, tot het indrukwekkende Biko, opgedragen aan de in 1977 in een Zuid-Afrikaanse politiecel vermoorde jonge zwarte leider Steve Biko. Het is inmiddels zes jaar later en een verregaande bloedige confrontatie tussen blank en zwart lijkt meer dan ooit onafwendbaar.

‘Een gemengde regering in Zuid-Afrika? Dat is hetzelfde als de joden vragen of ze een regering met nazi’s willen vormen’

‘Ik heb een hekel aan geweld en zal dat nooit toejuichen. Maar zoals het er nu uitziet is het onvermijdelijk en de enige mogelijkheid die de zwarte bevolking van Zuid-Afrika overblijft om hun rechtmatige eigendom terug te krijgen. Wat me nog steeds verbaast is dat een dezelfde soort overgang in Zimbabwe, Rhodesië vroeger, relatief soepel verlopen is. Er is wel gevochten, er was een strijd om de macht, maar de échte oorlog tussen blank en zwart is uitgebleven. Nou ligt dat in Zuid-Afrika natuurlijk een stuk gecompliceerder. Het verbaast me ook altijd – uitgaande van het feit dat Nederland in het Europese blok een van de meest liberale, bijna radicaal te noemen landen is – dat het juist de Nederlandse Afrikaners zijn die tot de meest rechts georiënteerde koloniale groeperingen behoren die de wereld kent. Momenteel moet zelfs Botha erkennen dat de blanke minderheid alleen maar kleiner wordt. Waardoor het uiteindelijk niet meer mogelijk zal zijn om de macht aan zich te houden. Ze zouden er dan ook goed aan doen zich dat eens echt te realiseren. Ik vind het ook zo hypocriet van veel Westeuropese landen dat ze het wel steeds hebben over het kwaad van de Apartheid maar niet serieus economische sancties overwegen. Vooral Engeland. Ten tijde van de Falkland Oorlog riep iedereen om economische sancties tegen Argentinië, omdat dat zo’n effectief wapen zou zijn. Diezelfde mensen weigeren nu dergelijke stappen te ondernemen tegen Zuid-Afrika. Omdat die geen effect sorteren. Ik vind dat bullshit.’

Een gemengde regering in Zuid-Afrika beschouwt hij als irreëel. ‘Dat is hetzelfde als de joden vragen of ze een regering zouden willen vormen met de nazi’s.’

Gabriels platen getuigen van een verregaande interesse in Afrikaanse ritmes. Maar ook de traditionele Afrikaanse dans laat de muzikale ontdekkingsreiziger niet onverschillig. En met name de mengvorm met de Europese moderne dans (zoals tot voor enkele jaren gedoceerd aan de Mudra De Dakar-school in Senegal) fascineert hem. Mudra De Dakar was een initiatief van de danseres Germaine Acogny, een voormalig studente van de bekende Belgische choreograaf Maurice Bejart

‘Germaine is een heel bijzondere vrouw,’ vertelt Gabriel enthousiast. ‘Ze is enorm sterk, straalt kracht uit – zoiets als Tina Turner – en rookt soms pijp. Maar tegelijkertijd is Germaine heel zacht van aard. Toen ik voor de eerste keer die twee soorten dans met elkaar geïntegreerd zag vond ik dat fantastisch. Zoiets had ik nog nooit gezien. Heel speciaal. De manier waarop Germaine bewegingen op ritme zet is echt bijzonder. Ik heb dan ook geprobeerd haar in 1982 op het W.O.M.A.D.-festival te krijgen.’

Gabriel doet hier op het jaarlijks weerkerende festival waar vanaf 1982 steeds weer een grote variëteit aan artiesten optreedt, avantgardistische cult-groepen naast meer gevestigde namen en etnische muziek. In eerste instantie een initiatief van Gabriel wordt W.O.M.A.D. (World Of Music Arts and Dance) tegenwoordig georganiseerd door dezelfde mensen die vroeger actief waren met het gecombineerde ‘plaat en tijdschrift’-project The Bristol Recorder en gaat binnenkort naar alle waarschijnlijkheid ook de Marquee Organisation, verantwoordelijk voor het Reading Festival, zich met de opzet bemoeien. ‘Ik ben nu eenmaal niet zo’n geweldige organisator,’ verontschuldigt Gabriel zich. Toch wist hij die eerste keer voldoende mensen te motiveren. Het programma zag er op papier in ieder geval indrukwekkend uit, met naast Gabriel zelf namen als Peter Hammill, XTC, The Beat, Drums Of Makebuko, Ekome en anderen.

‘Ik heb er plezier in te zorgen dat dingen gebeuren. Financieel gezien is het festival een ramp geworden. We waren volledig bankroet. Er waren beduidend minder mensen dan waar we op gehoopt hadden. Wat allerlei oorzaken had. Zo trok de BBC-televisie zich op het laatste moment terug, staakten de Britse spoorwegen en was het weer slecht. Een opeenhoping van pech eigenlijk. Maar de mensen die er waren vonden het geweldig. Voor velen is het nog steeds het beste festival dat ze ooit meegemaakt hebben.

‘Ik bespeurde een groeiende interesse voor niet-westerse muziek, vooral Afrikaanse, maar zag tevens dat er op dat gebied in Engeland nauwelijks iets te zien was. En zeker niet in combinatie met rock. De mensen die naar etnische muziekgroepen gingen kijken waren over het algemeen een soort van intellectuele snobs. De culturele elite die zijn kicks haalde uit de knusheid van het kleine wereldje dat zich bezighield met het ontdekken van andere culturen. Maar omdat die muziek mij enorm opwond – en ik denk niet dat ik intellectueel ben of elitair – moesten er volgens mij toch veel meer mensen te vinden zijn die hiervoor enthousiast zouden raken. Ik ben toen meteen allerlei bevriende organisaties en journalisten gaan bellen.’

In artistiek opzicht is W.O.M.A.D. een succes. En niet alleen door het gedifferentieerde programma waarmee men sinds 1982 jaarlijks op de proppen komt. Ook de schoolvoorstellingen, waarbij kinderen kennis kunnen maken met andere culturen, slaan aan.

‘Als Presley nog leefde zou hij ook met dubmixen gewerkt hebben’

‘Muziek moet meer open worden,’ meent Gabriel en betoogt dat er nu vooral voor gewaakt moet worden dat deze en soortgelijke ontwikkelingen niet tot een nieuwe hippe trend worden die na verloop van tijd weer verdwijnt. ‘Een van de belangrijkste dingen van W.O.M.A.D. is dat er behalve de concerten ook workshops zijn waar mensen kunnen leren hoe de drums gemaakt worden, de ritmes opgebouwd en hoe ze te spelen, hoe met de gamelan om te gaan. Wat mijzelf betreft: er zijn nog steeds veel dingen die ik niet weet. Maar de contacten met andere niet-westerse muzieksoorten hebben me wel geholpen een nieuwe manier van muziekschrijven te ontwikkelen. Maar je moet er wel van houden, opgewonden door raken, anders heeft het geen enkele zin.’

Of de Europese muziek van de toekomst een mengvorm zal zijn, een product van de grote variëteit van rassen en culturele invloeden in onze samenleving? Gabriel meent van wel, is het ook eens met theorieën waarin de zogenaamde etnobeat wordt genoemd als de Europese tegenhanger van de Amerikaanse hiphop, een muzikale weerspiegeling van het straatbeeld.

‘Muziek is altijd een dief geweest. Muziek absorbeert het leven, alles wat voor sensatie zorgt en interessant is. Een goed voorbeeld is Brazilië waar de muziek een cocktail is van Afrikaanse en Indiaanse tradities. Wat Europese invloeden misschien. Eigenlijk is muziek een ziekte die zich voedt met mensen en culturen en daar heel sterk en gezond door groeit. Ik geloof zeker dat de folkmuziek van de toekomst een mengvorm van invloeden zal zijn. Hoe heeft de reggae de mainstream-rock niet beïnvloed? Iedereen kent nu het begrip dubmix. Als Presley nog leefde zou hij nu ook met dubmixen gewerkt hebben.

‘Ik geloof heel erg in de basisideologie van het Brandt Rapport. Daarin betoogt Willy Brandt – weliswaar om economische redenen – dat de eerste wereld haar focus op de derde wereld moet richten. Omdat daar de markt van de toekomst ligt. Egoïstisch, zeker, maar toch reden genoeg om een stroom van geld, ideeën en technologie die richting uit te sturen. Hetzelfde is van toepassing op cultuur. We zullen er altijd de vruchten van plukken. Er zijn natuurlijk altijd argumenten aan te voeren dat dit koloniaal imperialisme is. Dat is onvermijdelijk als één partij erg rijk is en de ander bijna niets heeft. De stroom gaat echter twee kanten op. Zij doen volkomen nieuwe dingen met elektrische gitaren, orgels en synthesizers en wij steken hun ritmes in een nieuw jasje. Zoals Picasso zich op een gegeven moment liet inspireren door Afrikaanse maskers en daarmee een nieuwe beweging in de kunst op gang zette. Naar mijn gevoel is een dergelijk proces belangrijk en gezond. Mensen leren elkaar beter begrijpen en kunnen met elkaar communiceren. Een manier om tegen racisme te vechten.’

Vorig jaar verscheen plotseling het atmosferisch-instrumentale album Birdy op de platenmarkt, de soundtrack van de gelijknamige Alan Parker-film. ‘Atmosferische muziek, stemmingen en zónder teksten. Dat was volkomen nieuw voor mij, een spannende ervaring. Ik heb alleen aan het eind van de score een song uitgeprobeerd, met in mijn achterhoofd het idee van een single. Dat is dus op niets uitgelopen, het nummer was niet goed genoeg. Jammer, omdat de film wel wat extra promotie had kunnen gebruiken. Birdy was een goede film, die veel te weinig gedaan heeft. Eigenlijk heeft de film alleen in Frankrijk succes gehad, zeker nadat hij in Cannes in de prijzen was gevallen. Birdy was dan wel geen Star Wars of Rambo, maar ik had gehoopt dat dat in meer landen zou gebeuren.’

In muzikaal opzicht is het Birdy-avontuur hem zo goed bevallen dat een herhaling niet uitgesloten is. Waarbij er niet per definitie weer sprake van een filmscore hoeft te zijn. ‘Er is gewoon een markt voor deze soort muziek… new music, ambient music, of hoe je het ook noemt. Groot zal het publiek voor dit soort dingen nooit worden. Maar dat geeft niet. Ik doe toch waar ik zelf zin in heb. In het geval van Birdy moest ik muzikaal anders gaan denken dan ik gewoon was. Ik was niet mijn eigen baas maar stond in dienst van de film, van de regisseur. Daardoor is er echt een wereld voor mij opengegaan. Ik kan nu muziek maken die me volledige bevrediging geeft zonder dat ik aan zoiets als teksten hoef te denken.’

So is meer een anti-titel’

Betekent dit dat de wereld er binnenkort een nieuwe Brian Eno bij heeft? Een Engelse Philip Glass wellicht?

‘Nou nee! Naar mijn gevoel ben ik altijd nog meer een popartiest. En ook meer een ritme-fan dan deze twee. Ik hou van de manier waarop Glass soms zijn stukken opbouwt. In die context is het echter vooral Steve Reich die mij weet te boeien. Reich begrijpt ritme, staat daar sympathiek tegenover. Meer dan Glass. Music For 18 Musicians van Reich is van enorme invloed op mijn manier van werken geweest. Het is die plaat die me ertoe heeft aangezet met marimba’s te gaan werken. Ik weet niet of Glass wel echt in popmuziek geïnteresseerd is of enkel als producer wat royalty’s wil vangen. Hij heeft me ooit een telegram gestuurd waarin hij voorstelde samen te werken. Ik vond dat destijds niet zo’n goed idee. Dus…

‘Weet je, ik zie mezelf niet zozeer als solo-artiest, meer als initiatiefnemer, iemand die met anderen aan projecten werkt. Ik bevind me wat dat betreft in een gelukkige positie. Als er mensen op deze wereld zijn met wie ik graag zou willen werken, lukt me dat meestal ook. Dat geeft een fantastisch gevoel. Zo speelt Manu Katché op mijn nieuwe plaat mee. Een geweldige drummer. Hij is klassiek getraind maar heeft door zijn Afrikaanse herkomst tevens een goed gevoel voor ‘african grooves’. En Jerry Marotta, Stewart Copeland, Shankar, Jon Hassell. Youssou N’dour doet op een track mee. Een goed zanger. Ik denk ook dat ik die song (In Your Eyes – CCE) opnieuw ga mixen. Er is op de elpee-versie veel te veel van zijn stem weggevallen.’

En Kate Bush. Was hij onlangs niet met Kate te gast in een Engelse televisie-show waar ze Roy Harpers Another Day deden? ‘Mmm, ja. Dat was een beetje pijnlijk gebeuren. Ik geloof niet dat ik voor tv-artiest in de wieg gelegd ben. Het was niet zo goed. Hoewel die song heel aardig is. Kate heeft ook meegewerkt aan het derde album. Ze deed Jeux Sans Frontiers. Alleen dachten de Amerikanen dat ze zong: She’s so funky, yeah! Haha. Ik hou van haar stem. Ze heeft daar heel goede dingen mee gedaan.’

Het Gabriel-Bush duet Don’t Give Up (over de effecten van langdurige werkloosheid op relaties, het gezinsleven) kwam Gabriel op afkeurende reacties uit feministische kringen te staan. Hij zou te veel in vaste rollenpatronen denken door in de tekst als vanzelfsprekend de man als slachtoffer neer te zetten en de vrouw in de positie van de altijd bereidwillige tot ondersteunen bereid zijnde factor te schuiven.

don’t give up
you still have us
don’t give up now
we’re proud of who you are

Gabriel die op het moment dat hij de song schreef zelf met relatieproblemen te maken had, begrijpt de tegenwerpingen wel. ‘Maar als je naar de realiteit kijkt zie je toch dat het vooral mannen zijn die geen werk meer hebben. Dat is de situatie waarin de meeste gezinnen verkeren. Daar komt bij dat de man in Don’t Give Up, ondanks de geboden geborgenheid en ondersteuning, problemen blijft hebben. Hij is het vertrouwen in zichzelf kwijt.’

‘Ik ben niet voor tv-artiest in de wieg gelegd’

In 1977, twee jaar na zijn plotselinge vertrek bij de dan succesvolle formatie Genesis, keerde Gabriel terug aan het platenfront. Met een indrukwekkend door Bob Ezrin geproduceerd album dat, heel eenvoudig, de naam van zijn maker als titel vermeldde. De van deze elpee getrokken single Solsbury Hill werd ook in Nederland een hit. Vreemd genoeg bleek een jaar later de door Robert Fripp geproduceerde opvolger dezelfde titel (gewoon Peter Gabriel dus) te dragen. Een strategie die in 1980 en 1982 herhaald werd. ‘Mijn platen zijn als de afleveringen van een tijdschrift,’ verklaarde Gabriel indertijd deze werkwijze. Toch werd het na aflevering vier plotseling opvallend stil op de tijdschriftenmarkt, een rust die slechts ‘verstoord’ werd door de dubbele live-elpee Plays Live (’83) en vorig jaar de al eerder vernoemde Birdy-soundtrack die gedeeltelijk op remakes van oud materiaal steunde.

‘Ik ben nu eenmaal erg langzaam en was aan het toeren,’ verklaart Gabriel het lange uitblijven van Editie Vijf. ‘Ik was 18 maanden lang nauwelijks thuis geweest en ben in die tijd onder andere een paar keer in Brazilië geweest om met percussionist Djalma Correia opnamen te maken. En in Afrika waar ik met Doudou N’diaue werk, de drummer van Mudra De Dakar. Toen ik na al die reizen thuiskwam ben ik meteen gaan werken, schrijven, opnemen. Zoals je misschien weet heb ik een eigen studio. Het voordeel daarvan is dat je eindeloos kunt experimenteren, verschillende versies van een song kunt uitproberen. Het nadeel: je bent nooit klaar, omdat je zoveel tijd in iedere opname kunt stoppen als je zelf wilt. De studio is nu gesloten omdat ik ga verhuizen, naar een oude molen. Ik hoop daar ook een video-studio te kunnen inrichten. Ik wil alles leren van video en film. Er is een hoop geld nodig om dat soort dingen op te zetten maar daarna heb je dan ook enorme mogelijkheden. Het dringt zo langzamerhand ook tot meer musici die ik ken door, dat het werken in een eigen studio veruit te verkiezen valt boven het werken in een commerciële studio.’

Aflevering vijf dus. En voor de eerste keer staat er een ‘echte’ titel op de hoes: So. Een spontane lach. ‘Het is eigenlijk meer een anti-titel hè? Ik vind de vorm van het woord wel aardig. Het was deze keer een kwestie van mijn plaat wel of niet uitgebracht krijgen. Vooral in Amerika doen ze daar erg moeilijk over. Mijn platen zijn daar uitgebracht bij respectievelijk Buddah, Atlantic, Mercury en Geffen en allemaal zijn ze bang dat mensen die in een winkel om een Peter Gabriel-plaat vragen met die van de concurrent onder de arm huiswaarts keren. Dat was dus het probleem. Nou, dan maar een titel, haha. Het lag deze keer ook meer voor de hand, omdat de muziek naar mijn gevoel een koerswijziging heeft ondergaan. So…So.’

Hoe ziet hij dan zelf die verandering? ‘So is meer direct, niet zozeer in de teksten, als wel door de muziek. Ik heb meer gebruik gemaakt van songs in de traditionele zin.’

So zou commerciëler zijn volgens sommigen. En dat is niet positief bedoeld. Een diepe zucht. ‘Ik weet het, ik weet dat dat soort dingen zullen gebeuren. Weet je wat het is? Als deze plaat geen enkele hitsingle oplevert zul je niemand meer horen. Wordt So echter platina dan heeft Gabriel uitverkoop gehouden. Maar dit is wat ik wilde, waar ik plezier in heb en waar ik trots op ben.’

Hij klaart weer helemaal op als de soul-invloeden, die op So meer dan ooit zijn vocalen bepalen, ter sprake komen. ‘Toen ik met zingen begon waren mijn helden Otis Redding, Nina Simone en een hoop andere sixties soul-artiesten. De ene keer meer, de andere keer minder had ik perioden waarin ik als díe zangers probeerde te klinken. In ben in die tijd nog drummer in een soulband geweest, hoewel niet zo’n beste, en heb later nog een soort van elektronische versies gedaan van I Heard It Trough The Grapevine en Ain’t That Peculiar. Een van mijn wensen is om nog eens een album met alleen blues en soul te doen. Die platen boeien me nog steeds. Er zit zoveel passie in. Iets wat ik zelf ook altijd gebruikt heb maar dat misschien nog nooit zo is uitgekomen als deze keer. Sledgehammer was eigenlijk de eerste track waarin ik echt bewust geprobeerd heb in die stijlen te werk te gaan. Wat me in dit verband heel kwaad kan maken is dat mensen nu zeggen dat ik zeker jaloers ben op Phil Collins en daarom jat van wat Phil doet. Deze muziek was verdorie het decor van mijn teenager-jaren. Ik kan er heel slecht tegen als dat soort opmerkingen gemaakt worden.’

Heeft hij eigenlijk nog steeds contact met Phil Collins? ‘Ja, en ik heb respect voor wat hij doet. Hij is een geboren musicus. Destijds had niemand verwacht dat hij het zo goed zou doen. Ik wist dat Phil het in zich had maar dat het zo enorm zou worden… Phil is Engelands antwoord op Madonna. En hij laat niet eens zijn navel zien…’

Een deel van de songs op So bevat verwijzingen naar Gabriels eigen, blijkbaar ook niet altijd van problemen gevrijwaarde persoonlijke leven: Red Rain, That Voice Again en het aan de Amerikaanse dichteres Anne Sexton opgedragen Mercy Street (‘Een straat van vrede, rust en verlossing’). Het belangrijkste thema is evenwel het oordelen over anderen dat het grootste deel van de mensheid met ontegenzeggelijk gemak afgaat.

‘Heel veel verhoudingen worden verpest door vooroordelen, het aan een analyse onderwerpen van de ander. Mensen doen dit vanuit een behoefte aan bescherming van zichzelf, om afstand te scheppen. Racisme is daar een duidelijk voorbeeld van maar ook in persoonlijke relaties maakt men elkaar steeds verwijten. De internal voice die nooit zwijgt in That Voice Again.’

Dat Gabriel een fanatiek voorstander is van het medium CD zal niemand verbazen, ‘alleen moeten die dingen goedkoper worden. Anders is het niet eerlijk dat alleen de rijken zich de extra tracks die vaak op CD staan kunnen veroorloven. Voor muzikanten is het een heerlijk iets. Je werkt soms zes maanden in de studio, let op ieder detail… en je weet dat niemand dat ooit zal horen. Tot nu. Eindelijk. Met koptelefoon en CD kom je heel dicht bij wat wij horen in de studio.’

Digitalisering dus, ook voor Gabriel. Maar niet helemaal. ‘Met So zijn we begonnen op twee analoge machines en pas later overgestapt op digitale 32-sporen apparatuur. Heel interessant omdat we vergelijkingen konden maken tussen het analoog en digitaal opnemen. Meestal wonnen de digitale opnamen. Behalve in de ritmische elementen. Voor bas en drums ging mijn voorkeur naar de analoge tape. Wat testen ook mogen uitwijzen, de enige die ik vertrouw – er is zoveel bullshit in die hi-fi – is die met je handen voor je ogen. Je luistert en besluit dan wat je het mooiste vindt. Wat je oren horen, dat is een echte test. De rest kun je vergeten.’

Peter Gabriel. Er wordt over hem verteld dat hij moeilijk zou zijn, weinig bereid tot praten. De werkelijkheid toont een eerlijk en bijna verlegen te noemen man die ondanks zijn 36 jaar met onbevangen enthousiasme in zijn creativiteit opgaat. Een aardige man ook. Van het soort waar de popmuziek zuinig op moet zijn.

Nawoord:
So werd geremasterd in 2002, gedeeltelijk opnieuw opgenomen voor Gabriels orkestproject New Blood uit 2011 en uitgegeven als boxset in 2012.

Mijn gekozen waardering € -

Ex-muziekjournalist. Ruilde in de jaren 90 redactiestoel muziekblad OOR in voor een hangmat in de Amazone, Dancin' Fool.