Terug naar 1988 – een sportzomer om nooit te vergeten

1988 – Wat een jaar! Het was de zomer dat het Nederlands elftal eindelijk eens niet louter voor de schoonheidsprijs ging, maar daadwerkelijk een hoofdprijs won.

Vraag mij welk jaar van mijn leven, als ik er eentje zou mogen kiezen, nog ’n keer zou mogen beleven, dan zou dat vast en zeker 1988 zijn.

Niet vanwege Michail Gorbatsjov, die in dat jaar door Time Magazine tot Men of the Year werd gekozen. Niet vanwege Rain Man, die dat jaar met de Oscar voor beste film aan de haal ging. Niet vanwege Steffi Graf, die dat jaar de Golden Slam (alle vier de grand slam-toernooien, plus de Olympische Spelen) bijeen sloeg. Niet vanwege Yvonne van Gennip, die zichzelf tot de koningin van de Winterspelen kroonde. Niet vanwege het ineenstorten van de Sovjet-Unie. En zeker niet vanwege de verkiezingswinst van George Bush senior.

Nee, de reden waardoor 1988 vele andere mooie jaren uiteindelijk de loef afstak, is natuurlijk de Europese titel van het Nederlands elftal. Hetzelfde Oranje dat al decennia werd geroemd vanwege talent, techniek en spelopvatting, maar dat die kwaliteiten nog nooit had weten te koppelen aan het hoogste schavot.

In 1988 werd alles anders. En het land werd gek. Nee, niet voorgeprogrammeerd en geënsceneerd gek, in de markt gezet door media en commercie. Dié gekte, die ons tegenwoordig om de twee jaar gijzelt – mits Nederland zich weet te kwalificeren – vond overigens wél z’n oorsprong in 1988. Maar destijds was die Oranje-gekte nog spontaan. Het ontstond. Het groeide. Het kreeg zelfs de grootste voetbalhaters in z’n greep.

Niet dat Oranje’s Europese succes uit de lucht kwam vallen. De gouden generatie bonkte al een paar jaar op de deur. Ruud Gullit, Marco van Basten, Frank Rijkaard en Ronald Koeman beloofden in 1986 al het één en ander, ware het niet dat de Belgen ze met een dramatische ontknoping de voet dwarszetten (I’m looking at you, Georges Grün).

Bovendien: de Nederlandse internationals hadden in de aanloop naar Euro 88 her en der hun feestjes gevierd. Marco van Basten en Ruud Gullit werden kampioen met AC Milan. Hans van Breukelen, Ronald Koeman, Gerald Vanenburg en Berry van Aerle pakten de landstitel met PSV, en wonnen ten koste van Benfica bovendien de Europa Cup I. Erwin Koeman (KV Mechelen), Arnold Mühren en Jan Wouters (beiden Ajax) stonden tegenover elkaar in de Europa Cup 2-finale. Menig Oranje-international verkeerde, zogezegd, in de winning mood.

Toch was het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Zo kwam Marco van Basten ondanks de Scudetto terug van een kwakkeljaar. Z’n broze enkel had hem het hele seizoen parten gespeeld. Goed, hij leek weer aan de beterende hand, maar was hij al weer fit-fit? Absolute Europese top-fit? Bondscoach Rinus Michels meende aanvankelijk nog even van niet. John Bosman, die het bij absentie van Van Basten naar behoren had gedaan, kreeg de voorkeur.

Nog meer malheur: erg gladjes verliep de voorbereiding niet. Zo werd er thuis, toegegeven, met de B-garnituur (Hiele, Koevermans, Suvrijn, Krüzen) verloren van Bulgarije. Het mocht het optimisme, althans bij bovengetekende, niet drukken.

Die bovengetekende, dat ben ik, Geert Jan Darwinkel. In 1988 bevond ik mij in het laatste jaar van mijn studententijd. In 1985 was ik begonnen aan de Christelijke Academie voor de Journalistiek (CAJ), zoals de school toen nog heette, in Kampen, Overijssel. Prachtige tijd, behoorlijk relaxed, vooral omdat ik in de weekenden bij de Zwolse Courant nog wat centjes kon verdienen ook: op zaterdagen versloeg ik een wedstrijd (hetzij amateurvoetbal, wielrennen, of een concours hippique), op zondagavond verrichtte ik redactiewerkzaamheden.

12 juni, Nederland-Sovjetunie.

De openingswedstrijd tegen de Sovjets keek ik in het ouderlijk huis. Wát een deceptie was dat. Oranje speelde niet eens slecht, maar was – met Bosman in de spits ten faveure van Van Basten – vooral tandenloos. Nederland ging met 1-0 de boot in, door een doelpunt van Vasili Rats. Iedere voetballiefhebber ouder dan veertig zal die naam nog kennen.

De volgende ochtend werd ik wakker met een knoop in m’n maag. Ken je dat? Die zeurderige buikpijn die je er fijntjes op wijst dat er een dag eerder iets naars heeft plaatsgevonden? Later die dag, in de trein terug naar Kampen, was die knoop nog altijd niet verdwenen. Daar kon ook die hamburger-uit-de-muur op station Zwolle niets aan veranderen.

15 juni, Nederland-Engeland.

Ik heb het weer van die woensdag nog maar even gecheckt (“niet zo zonnige en fris-warme dag (maximum temperatuur 19,2 graden) met ruim 2,5 uur zon”, vertelt het internet mij), maar daar dachten wij destijds toch anders over. Wij vonden het namelijk warm genoeg om bij André, die woonde op de hoek van de Lyceumstraat en de Graafschap, de televisie buiten op straat te zetten.

Misschien dat de zenuwen voor wat extra warmte zorgden. Want het was natuurlijk wél een wedstrijd van erop of eronder. En dat tegen Engeland, dat in de eerste wedstrijd van de Ieren had verloren, en dat dus óók moest winnen.

Rinus Michels was bij zinnen gekomen, en had Marco van Basten nu een basisplaats gegund. Het was kennelijk de talisman die we nodig hadden. Want zat het tegen de Russen nog tegen, tegen Engeland zat alles mee. Die domme Engelsen schoten twee keer op de paal, terwijl de getergde Van Basten in een bloedvorm verkeerde. Gevolg: 3-1 zege, en alles weer in eigen hand.

18 juni, Nederland-Ierland.

Met de basketballers van het Groningse Celeritas zaten we dat weekend in Rendsburg, in het noorden van Duitsland, tegen de Deense grens aan. Gelukkig liet het toernooischema toe dat we met een mannetje of vijf in een Duitse Kneipe de wedstrijd tegen de Ieren konden kijken. (en had het schema dat niet toegelaten, dan was Celeritas natuurlijk gewoon één of twee wedstrijden niet komen opdagen)

‘We’, dat waren Andre, Oetse, Otto, Mischa en ik, als ik me goed herinner. We beschouwden de wedstrijd als een formaliteit. Goed, er moest weliswaar gewonnen worden, en Ierland had inderdáád de Engelsen verslagen, maar toch. Het waren máár Ieren natuurlijk. Toffe drinkebroeders, prima zangers en koddige fuifnummers, maar voetballen ho maar.

Die instelling kregen ook onze autochtone gastheren te verduren. We waren razend irritant, zogen bloed en debiteerden de ene na de andere Witz over Duiters. Er is maar één ding irritanter dan Duitsers in het buitenland, en dat zijn Nederlanders in het buitenland. Dat weet iedereen.

Het liep in Gelsenkirchen echter niet zoals we hadden gehoopt slash verwacht. Oranje bewoog zich voort als dikke stroop, en de Ieren wilden van geen wijken weten. De Nederlandse delegatie in Rendsburg werd steeds stiller, terwijl het leedvermaak bij de Rendsburgers toenam. Klaar om ons met een Holland, Alles ist Vorbei uit hun kroeg te begeleiden. Tot dat mislukte schot van Ronald Koeman, en die koppende carambole van Wim Kieft buiten bereik van Packie Bonner.

Phew. Wát een opluchting.

21 juni, halve finale, Nederland-Duitsland.

Plaats van handeling: de kamer van Oetse aan de Burgwal in Kampen. Van de wedstrijd zelf kan ik me niet eens zoveel herinneren. Toen ik het duel jaren later in z’n geheel terugzag, viel het me op dat ik Oranje (nog) nooit (meer) zo goed heb zien spelen. Los daarvan: twee onterechte strafschoppen, een magistrale assist (Wouters) en een briljante afronding (Van Basten) zorgden voor een ontlading die ik nog nooit had meegemaakt.

Als geboren en getogen Mediterranen reden we die avond al claxonnerend door Kampen. En we waren niet de enigen. Turkse toestanden aan de IJssel! Zelden zoveel gezopen als die nacht. Zelfs mensen van wie ik zeker wist dat ze nog nooit een voetbal van dichtbij hadden gezien laat staan aangeraakt, heb ik die nacht op de tafels in De Poort zien dansen. Eindelijk was de erfvijand ‘ns een keer te kakken gezet. Eindelijk ‘ns wraak genomen voor de verloren finale van 1974 – en misschien nog wel meer.

De frustratie zat diep, zoveel was wel duidelijk. Niet alleen in Kampen. Zeker ook in Hamburg. Hans van Breukelen die de, toegegeven, aartsirritante Frank Mill een welgemeend Ich hoffe dass du focking stirbst toebeet. Of Ronald Koeman die, ten overstaan van iedereen en tot vulgaire Hollandse hilariteit, zijn achterste afveegde met het shirt van Olaf Thon. Nee, dat verdiende geen schoonheidsprijs.

Maar zoals er slechte winnaars zijn, zijn er ook goede verliezers. Dat moeten de Nederlandse spelers toch ook zo gevoeld hebben, toen de Duitse bondscoach Franz Beckenbauer na afloop de Nederlandse bus binnenliep.

“Gefeliciteerd met jullie overwinning”, zei Der Kaiser ten overstaan van de stomgeslagen Oranje-internationals. “Hij was welverdiend. Veel succes in de finale.”

25 juni, finale, Nederland-Sovjetunie.

Op de ochtend na de halve finale, had ik één en ander van de Duitse televisie opgenomen. Het commentaar van Heribert Gutenabend Allerseits Fassbender bij de beslissende treffer van Van Basten was heerlijk. “WOUTERS… VAN BASTEN… Tor…” Het bandje werd die donderdagavond in eetcafé De Moriaan tot in den treure herhaald.

Wellicht dat het Oetse triggerde.

“Eigenlijk moeten we naar die wedstrijd in München”, opperde hij. “Zo’n finale, daar moet je gewoon bij zijn.” We waren met z’n allen ook een tikkeltje jaloers op Oetse, want hij was al bij Nederland-Engeland geweest.

“Maar hoe dan?”

“Met mijn auto.”

“Die DAF?”

“Volvo. Ja natuurlijk!”

“Maar hoe komen we in godsnaam binnen dan? Hoe komen we aan kaartjes? Half Nederland zal daar bij willen zijn!”

Er volgden nog wat clichématige maar oh zo ware kreten. Once in a lifetime. De kans van je leven. Eens maar nooit weer. De finale der finales. We krijgen spijt als we niet gaan.

Daar was met geen mogelijkheid een speld tussen te krijgen. En dus tufte ik op vrijdag, in de auto van de Zwolse Courant, naar het hoge noorden. Om geld te lenen van m’n ouders. Met zo’n driehonderd gulden moest één en ander toch wel te bekostigen zijn, dacht ik. Of nee, doe er nog maar een meier bij. Je weet tenslotte maar nooit.

Veel aandringen hoefde ik niet. Ook het thuisfront vond dit een kans van m’n leven.

Rechtstreeks vanuit de kroeg vertrokken we in de DAF, sorry, Volvo van Oetse, in het holst van de nacht richting de hoofdstad van Beieren. Tikje zenuwachtig, want vierhonderd gulden was voor een arme student weliswaar een hoop geld, maar zou het ook voldoende zijn voor een op hol geslagen zwarte markt en hebberige Duitsers?

André en Oetse maakten zich niet druk. Als ze samen vijftig piek op zak hadden, was het veel. “Wij komen er toch wel in”, wisten ze zeker.

Nou had het duo een zekere reputatie op te houden. De overlevering wilde dat ze al op vijftienjarige leeftijd naar binnen sneakten bij de basketballers van Donar, dankzij zelfgemaakte perskaarten. Welk evenement, suppoost of steward zich ook aandiende, André & Oetse babbelden zich wel gratis naar binnen.

Maar gratis de EK-finale in München zien? Een wedstrijd waar menig Nederlander wel een ledemaat of kind voor over had? In Duitsland nog wel, bekend om z’n Grundlichkeit en Ordnung Muss Sein…? Dat leek me toch wel heel erg stug. Blij dat ik tenminste nog ’n paar honderd gulden in m’n zak had.

Kort na het ochtendgloren reden we München binnen. En daar zakte me meteen de moed in de schoenen. Op de ringweg stonden de Nederlanders bij bosjes en achter elkaar opgesteld, wapperend met de briefjes van honderd D-mark in de hand. André & Oetse hoeven zich al helemáál geen illusies meer te maken, dacht ik. Half Nederland heeft z’n huisraad er voor over om de finale der finales te aanschouwen, maar zij dachten even gratis naar binnen te kunnen glippen…? No way!

Eenmaal bij het Olympia Stadion aangekomen, greep Oetse resoluut de politieperskaart die standaard in mijn auto-van-de-Zwolse Courant lag, en die ik onder het mom van Je weet maar nooit had meegenomen. Vol zelfvertrouwen banjerde hij er mee naar de hoofdingang. Daar zagen we hem enkele minuten soebatten met de dienstdoende suppoost. Om vervolgens keurig verder te mogen. Wel verdomd! Maar de eerste horde was genomen; hij was tenminste binnen.

Het duurde een uurtje voor Oetse weer naar buiten kwam. En jawel, hij had een heuse accreditatie, compleet met pasfoto, om z’n nek hangen. Hij vertelde hoe hij van onder uit de zak had gekregen van zowel Martijn Lindenberg als Ferry de Groot (de NOS-chefs van respectievelijk Studio Sport en Langs de Lijn, waar hij z’n stage had doorgebracht), maar dat meneer De Groot hem uiteindelijk toch maar behulpzaam was geweest bij het verkrijgen van de accreditatie.

Wow.

Nadat Oetse op weg ging om ook André binnen te loodsen, stortte ik me op de Münchense zwarte markt. Na een klein half uurtje had ik beet: voor 175 D-mark (vandaag de dag zo’n honderd euro) had ik m’n felbegeerde kaartje. Ik kon er bij zijn!

Of ik ooit spijt heb gehad van die uitgave? Haha. Uiteraard niet. Ik was erbij. Bij de finale der finales. Ik zag die vlammende kopstoot van Ruud Gullit met mijn eigen ogen. Ik zie in gedachten nog steeds het zijnet bollen na die onmogelijke volley van Marco van Basten. Ik herinner me als de dag van gisteren hoe Hans van Breukelen een penalty veroorzaakte, om ‘m vervolgens ook te stoppen.

Overigens ontkent Van Breukelen tot op de dag van vandaag dat het een penalty was. “Die was helemaal niet terecht. Ik heb die jongen echt niet aangeraakt. Dat Vautrot hem op de stip legde vond ik ongelooflijk absurd.”

Vasili Rats, die van die goal in de openingswedstrijd, liet later in het AD weten dat ze de finale onverdiend hadden verloren. “In de finale was Oranje bang voor ons en niet andersom. In de finale waren wij beter.” Bewondering was er voor Van Breukelen, die niet had gegokt bij de penalty van Rats, maar die gebruik had gemaakt van het boekje van Jan Reker. Rats: “Wij waren altijd minutieus voorbereid, nu werden we verslagen met eigen wapens.”

Dat hadden André en Oetse ook gezien, gezeten op de stenen trap van het Olympia Stadion. Foto’s bewezen dat ook zij bij de finale der finales waren geweest. Gratis en voor niks nog wel.

In de vroege ochtend van zondag 26 juni reden we Nederland weer binnen. Daar werden we bij het eerste de beste viaduct verwelkomd met een prachtig spandoek. Und Jetzt Fahren Sie in das Land des Europa-Meister.

Het was dus tóch allemaal waargebeurd. Mooi.

Image by djedj from Pixabay

Mijn gekozen waardering € -

De interesses van Geert Jan Darwinkel zijn legio. Van (Amerikaanse) sport, tot film, human interest, lifestyle, muziek en reizen. GJ is old skool, maar toch reuze bij de tijd.