Tweemaal verzetsvrouw Truus van Lier. Gedegen studie versus verzinsels

Op 27 oktober 1943 sterft in concentratiekamp Sachsenhausen de 22-jarige verzetsstrijdster Truus van Lier. Een SS-Sonderkommando schiet haar en mogelijk ook de 46-jarige Nel Hissink in de executiegroeve dood. Beide vrouwen waren lid van de verzetsgroep CS-6.

Truus van Lier kwam onlangs in het nieuws omdat ze in haar geboorteplaats Utrecht een standbeeld kreeg, twee boeken over haar verschenen en het tv-programma Andere Tijden een uitzending aan haar wijdde. Over die uitzending later meer – eerst de boeken.

Gedegen studie

Kees van Domselaar en Michiel van Diggelen schreven Truus van Lier. Van schoolmeisje tot verzetsvrouw. Een 95 pagina’s tellende rijkelijk geïllustreerde studie, die een zeer uitgebreide versie is van een oorspronkelijk in 2019 verschenen boekje, dat toen ter gelegenheid van het jubileum van het Christelijk Lyceum Zeist verscheen, als eerbetoon aan oud-leerlinge Truus van Lier.

Hoewel er heel weinig bronmateriaal bestaat over Truus van Lier zijn Van Domselaar en Van Diggelen aan de hand van het schaarse materiaal er zeer goed in geslaagd haar in dit boek tot leven te wekken. Ze vertellen het verhaal van een jonge vrouw – rechtenstudent en half-Joods – die kiest voor het gewapend verzet. Wat ze als verzetsvrouw allemaal gedaan heeft zal altijd onduidelijk blijven: vrijwel alle leden van haar verzetsgroep zijn in de oorlog omgekomen, en de weinige overlevenden wisten veelal niet wat hun omgekomen medestrijders precies gedaan hadden.

Wel is bekend dat Truus, om informatie in te winnen, lid wist te worden van het SS Wachtbatallion Nordwest en het Nationaal Socialistische Studentenfront. En ook dat ze betrokken was bij tenminste twee moordaanslagen op collaborateurs. De eerste, op politiecommandant E.J. Woerts van Bussum, mislukte. De tweede, op de Utrechtse politiecommandant G.J. Kerlen, vrijdag 3 september 1943, was succesvol.

Arrestatie

Nog geen twee weken later valt ze door “verraad” in handen van de bezetter. Verraad tussen aanhalingtekens – de SD was er al in augustus 1942 in geslaagd te infiltreren in CS-6. Irma Seelig (1916-1992), de Joodse vriendin van de dan gearresteerde CS-6’er Leo Frijda wordt door de SD voor de onmenselijke keuze gesteld om óf voor de SD werken of de kogel te krijgen. Ook zou ze door meewerken het leven van haar vriend kunnen redden (een loze belofte, Frijda werd op 1 oktober 1943 te Overveen gefusilleerd). Is wat Irma Seelig deed verraad? Direct na de oorlog oordeelt men van “ja”. Irma Seelig wordt tot een lange gevangenisstraf veroordeeld. Anno 2022 zou je kunnen stellen dat gezien de enorme druk die op haar stond “verraad” niet de juiste term is, maar dit terzijde.

Hoe het ook zij, Truus verblijft vervolgens korte tijd in het Amsterdamse Huis van Bewaring II. Daar wordt ze nog bezocht door haar moeder (die op haar beurt gearresteerd wordt en in KZ Ravensbrück omkomt). Dan zetten de nazi’s Truus op transport naar KZ Sachsenhausen, waar ze in de vroege morgen van 27 oktober 1943 doodgeschoten wordt.

Ingetogen versus sensatiezucht

Van Diggelens en Van Domselaars beschrijving van het korte leven van Truus van Lier, specifiek de passages over de zelfmoord van haar Joodse oom en zijn gezin op 14 mei 1940 en over haar verblijf in de Amsterdamse gevangenis, brachten me tot tranen. Heel treffend weten ze in minder dan 100 pagina’s de tijd waarin Truus van Lier leefde neer te zetten. En ook verwoorden ze op ingetogen wijze de angsten, de woede en ook de moed die Truus van Lier gevoeld moet hebben.
Zonder te vervallen in wilde speculaties of verzinsels.

Dat laatste kan helaas niet gezegd worden van het andere juist verschenen boek over haar: het 320 bladzijden tellende Truus van Lier. Het leven van een verzetsvrouw, door Jessica van Geel. Ik heb het boek woedend uit het raam gegooid.

Want wat is het geval? Het boek wordt aangeprezen als literaire non-fictie, NUR-code 320. Deze genre-aanduiding staat normaliter voor biografieën over literatoren, briefwisselingen tussen auteurs, studies over literaire tijdschriften, et cetera. Oftewel: boeken met dit label worden geacht betrouwbaar te zijn: non-fictie.

In het voorwoord staat:

“Jessica van Geel maakt, gebaseerd op grondig historisch onderzoek, een minutieuze en razendspannende reconstructie van het leven van deze verzetsvrouw (…) “Er is weinig bronmateriaal over Truus, maar na grondig onderzoek, na vele gesprekken met familieleden en andere historici, na langdurig spitten in de archieven, heb ik haar leven – tot op zekere hoogte – kunnen reconstrueren.

Ik baseer me op wetenschappelijk onderzoek, maar sta mezelf toe om Truus en anderen dialogen en gedachten toe te schrijven. Soms, wanneer er over een periode of gebeurtenis te weinig feiten bekend zijn, heb ik informatie gehaald uit gegevens over vrouwen in min of meer vergelijkbare situaties. Hier en daar leg ik een persoon iets in de mond dat iemand anders heeft gezegd, omdat het illustratief is voor de wereld waarin Truus zich bevond. Ik kleur in, maar de basis zijn de feiten, en dus vermeld ik achter in het boek de bronnen waar ik me op baseer.

Dit is een biografisch portret van Truus van Lier. Het is een poging om een ander oorlogsverhaal te vertellen, een waargebeurd en gewelddadig verhaal.”

Verzinsels opserveren en daar nog trots op zijn ook

Wat? Schrijft Van Geel nu echt dat ze zichzelf toestaat om “Truus en anderen dialogen en gedachten toe te schrijven”? Ja, lieve lezers, dat schrijft ze écht. En erger nog: dat heeft ze ook écht gedaan – zonder aan te geven wanneer ze aan het fabuleren slaat. Waardoor het boek grotendeels onbruikbaar is voor verder historisch onderzoek. Weliswaar geeft ze in het bronnenapparaat dossiernummers, krantenberichten en boektitels op, maar omdat een helder notenapparaat ontbreekt is bij vrijwel alles wat ze beweert onduidelijk of het om feit of fictie gaat.

Nu zal dit alles voor liefhebbers van spannende, sensationele en sappige boeken worst zijn, maar voor die categorie lezers bestaat het genre “populaire fictie” (NUR-code 340), specifiek “historische romans” (NUR-code 342), waarin de mengeling van feiten en verzinsels alleszins geaccepteerd is. Maar waarom dan toch dit sprookjesboek over Truus van Lier als non-fictie verkopen? Omdat “echt gebeurd!” nu eenmaal beter verkoopt dan “uit Jessica van Geels dikke duim gezogen.”

Op haar site is te lezen dat Jessica van Geel geschiedenis en rechten heeft gestudeerd. Ze zou zich dus bewust moeten zijn van de do’s en don’ts, wat betreft geschiedkundige werken. En dit boek is specifiek uitgebracht als geschiedkundig werk. De idiote voorbehouden: “Ik kleur in, maar de basis zijn de feiten” en “informatie gehaald uit gegevens over vrouwen in min of meer vergelijkbare situaties”, raken dan ook kant noch wal.

Overeenkomsten met andere kolderboeken

Van Geels boek doet heel erg sterk denken aan een andere kolder-“biografie”: het uit 1938 stammende Aus Adolf Hitlers Jugendzeit van Hugo Rabitsch. Rabitsch, die dezelfde middelbare school had bezocht als Hitler, maar zes of zeven jaar later, projecteerde zijn eigen jeugd-en schoolervaringen op Hitler, en bracht zodoende tal van mythes over Hitler in omloop.

Haar boek lijkt tevens veel op Het verraad van Anne Frank – ook een werk dat als non-fictie is uitgebracht, maar dat feitelijk bestaat uit een opeenstapeling van verzinsels, met her en der brokjes juiste informatie. Een boek dat evenals Van Geels boek in een heuse tv-uitzending gepromoot werd. Waarbij tóch opgemerkt moet worden dat Het verraad werd gepromoot in 60 Minutes – een programma van het commerciële CBS. En Andere Tijden is een programma van de publieke omroep. Met andere woorden: de belastingbetaler heeft betaald voor het promoten van een kolderboek – me dunkt dat het Commisariaat voor de Media wel eens wakker mag worden.

Sensatiezucht

Een ander opvallende overeenkomst is het sensationele karakter. Bij Het verraad van Anne Frank was dat de op niets gebaseerde beschuldiging dat de onderduikers in het Achterhuis verraden zouden zijn door een Joodse notaris. Bij Van Geel is het sensationele aspect het verhaal dat Truus van Lier en twee andere Nederlandse verzetsheldinnen, Reina Prinsen Geerligs (1922-1943) en Nel Hissink-van den Brink (1897-1943) na hun dood verkracht zouden zijn door twee gevangenen die in het crematorium van Sachsenhausen werken. Ze brengt dit, met alle onsmakelijke details, als feit in het hoofdstuk “Laagste soort”.

Wie vervolgens bij de bronnen kijkt wáár dit verhaal vandaan komt, ziet bij dit hoofdstuk alleen staan: “Verklaring Joop Zwart”: NA NRK Persoonsdossiers Europees, toegangsnr. 2.19.288, inv.nr. 9187 (dossier 11181: Reina Prinsen Geerligs) en inv.nr. 63300 (dossier 74332: Nel Hissink).

In (ongenummerde) noten bij andere hoofdstukken wordt deze verklaring ook aangehaald. Maar nergens meldt Jessica van Geel dat deze Joop Zwart  (1912-1991) een niet bijster betrouwbare getuige is. Specifiek voor deze verklaring:

“Op de morgen van 24 november 1943 kwam men mij – terwijl ik nog in bed lag – waarschuwen dat er drie meisjes in het kamp waren binnengebracht. (…) Ik kleedde mij snel aan, teneinde te trachten iets naders aangaande deze meisjes te weten te komen. (…) Kort daarna zag ik de drie meisjes in de richting van het executieterrein lopen en begreep ik dat haar laatste uur geslagen had. De executie zelf heb ik niet gezien, doch het is mij gelukt om enige tijd na de executie het crematorium – waarheen de lijken van geëxecuteerden werden vervoerd – binnen te dringen, waar ik de lijken van de drie meisjes heb gezien. Daar het onder de gevangenen een publiek geheim was, dat de personen die in het crematorium werkten en die zonder uitzondering boeven van het laagste soort waren, zich niet ontzagen lijken te schenden, door deze dienstbaar te maken aan de bevrediging van hun sexuele gevoelens, lette ik bij mijn bezoek aan het crematorium speciaal op de lijken van de drie meisjes. Hoewel ik het niet heb gezien en ik het ook op andere wijze niet kan bewijzen, staat het voor mij vast – gelet op de houding van de lijken – dat de meisjes na haar dood zijn verkracht. (…)” Later heb ik in de administratie van het kamp de stukken betreffende de executies van de drie meisjes gevonden.”

Nu staat het vast dat Truus van Lier op 27 oktober 1943 doodgeschoten is. Nel-Hissink van den Brink is vermoedelijk op dezelfde dag omgebracht, Reina Prinsen Geerligs vermoedelijk op 24 november 1943. Vermoedelijk – want het enige “bewijs” daarvoor is, zover bekend, de verklaring van Joop Zwart.

Grote vraagtekens bij verklaring Joop Zwart

Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat Zwart op 24 november 1943 drie “meisjes” heeft zien lopen. Mogelijk, maar onwaarschijnlijk, heeft hij op een van beide executiedata één of twee vrouwen heeft gezien, maar veel waarschijnlijker is dat hij iets over het fusilleren van vrouwen hoorde (wat inderdaad opmerkelijk was – in Sachsenhausen zaten alleen mannen) en later (veel later?) in de kampadministratie drie namen van de doodgeschoten vrouwen vond. Hij was niet bij de executie. En of hij toegang had tot het crematorium is zeer te betwijfelen.

Navraag bij dr. Astrid Ley, plaatsvervangend leider van Gedenkstätte und Museum Sachsenhausen, leert dat zij noch haar medewerkers met het volgens Zwart “publieke geheim” van necrofilie in het crematorium bekend zijn. Wat weinig verwonderlijk is, daar, áls dit al gebeurde, de necrofielen in kwestie doorgaans alleen mannelijke lijken zouden hebben kunnen “onteren”. Het is bekend hoe de nazi’s over homofilie dachten. Het is dus zo goed als ondenkbaar dat de SS-bewakers zulk gedrag van gevangenen getolereerd zouden hebben.

Terug naar Joop Zwarts verklaring. Het moge duidelijk zijn dat één verklaring van iemand die een oncontroleerbaar verhaal van gebeurtenissen waar hij zelf niet bij was aflegt, als bewijsmateriaal onbruikbaar is. Het geeft daarnaast te denken dat Zwart, in dezelfde tijd dat hij deze verklaring schrijft, een 200 pagina’s tellend rapport over het concentratiekampsysteem maakt. Dat rapport wordt door regeringscommissaris en oud-Sachsenhausengevangene Koos Vorrink (die in 1946 Zwarts schoonvader wordt, maar dit terzijde) verworpen. Alles wijst erop dat hij in het Vrije Volk van 4 augustus 1945 een door haar ouders geplaatste oproep om inlichtingen over Reina Prinsen Geerligs heeft gelezen. Dat valt te deduceren uit wat hij in zijn verklaring schrijft en wat in Reina’s overlijdensbericht staat, dat op 4 oktober 1945 gepubliceerd werd. Het was bekend dat de familie Prinsen Geerligs vermogend was. Heeft Zwart zijn verklaring geschreven omwille van een beloning?

Het is zonder meer bizar dat Jessica van Geel niets over de grote twijfels bij Zwarts verklaring vermeldt. Sterker nog:  het enige dat mogelijk klopt van Zwarts relaas is:

“Later heb ik in de administratie van het kamp de stukken betreffende de executies van de drie meisjes gevonden en bleek mij, dat zij genaamd waren, Reina Prinsen Geerligs, Nel Hissink- van den Brink en Truus van Lier. Het is mogelijk, dat deze gegevens en speciaal wat betreft de voornamen, niet volledig zijn.”

Volgens Zwart heeft hij alles wat hij in de administratie las onthouden – wat onwaarschijnlijk is. Veel logischer is dat hij notities heeft gemaakt, mogelijk na de bevrijding van het kamp, en dat hij daarbij de informatie die hij vond verkeerd geïnterpreteerd heeft. Want ook dit wekt verbazing:

“In het bij de stukken aanwezige rapport heb ik gelezen, dat deze executie was gegrond op ‘Feindbegünstigung’ en ‘Organisierung der Widerstandsbewegung’. Voorts bleek het vonnis uitgesproken te zijn door generaal der SS Erich Kaltenbrunner, terwijl de meisjes naar het executieterrein werden gebracht door den Stabsscharführer Schumann, in opdracht van den kampkommandant Kaindl. De executie werd geregistreerd door den chef van den ‘Politieken Dienst’, Hauptscharführer Kurt Erdman, in opdracht van zijn chef Dr. Berndorff.”

Ernst Kaltenbrunner

Zou het? Ernst Kaltenbrunner (1903-1946) was namelijk niet zomaar een SS-generaal: hij was de opvolger van de in 1942 vermoorde Reinhard Heydrich. Kaltenbrunner werd op 30 januari 1943 benoemd tot chef van de SD en hoofd van het Reichssicherheitshauptamts (RSHA). Op 21 juni 1943 was Kaltenbrunner bevorderd tot SS-Obergruppenführer und General der SS – zijn directe chef was Hitlers hoofdbeul Heinrich Himmler (1900-1945). In naam van Kaltenbrunner werden Schutzhäftlinge (= zonder vorm van proces gevangen gehouden mensen), naar concentratiekampen gestuurd. Was Truus van Lier een Schutzhäftling? Mogelijk  Uit het niet door Jessica van Geel gevonden originele verslag van het proces (ze verwijst alleen naar Nederlandstalige stukken) tegen de mannelijke CS-6 leden, 30 september 1943, afgedrukt in de Deutsche Zeitung der Niederlanden op 3 oktober 1943) rijst de vraag of ze daadwerkelijk door een rechtbank berecht is:

“Das Verfahren gegen mehrere als Angehörige der Terrorgruppe festgenommene Frauen sowie weietere Mittäter wird besonders durchfgeführt werden.” (“Het proces tegen verscheidene vrouwen die als leden van de terroristische groepering zijn aangehouden, alsmede tegen andere medeplichtigen, zal op een bijzondere wijze worden gevoerd”.)

Mogelijk heeft Kaltenbrunner vanachter zijn bureau in Berlijn de order gegeven de drie Nederlandse verzetsvrouwen in Sachsenhausen om te laten brengen – maar dat hij persoonlijk het vonnis (welk vonnis? Een vonnis impliceert een rechtszaak – het ging in deze om een moordbevel) in Sachsenhausen heeft uitgesproken is hoogst onwaarschijnlijk. Als historicus had Jessica van Geel dat moeten weten. Maar nee: ze dikt het aan door Kaltenbrunner dit te laten zeggen:

“’Ik heb jullie dossiers van het Polizeistandgericht Amsterdam gelezen en mijn vonnis is duidelijk. Wat in Nederland niet kon, moet hier gebeuren.’ Truus hoort enkel nog ruis. Feindbegünstigung ontwaart ze, Organisierung der Widerstandsbewegung.

Elk begeleid door twee bewakers worden ze over het grijze pad langs de barakken meegenomen. Het lijkt of iedereen hen nastaart. De omstanders weten waar ze naartoe gaan.

‘In naam van Oranje…’ probeert ze.”

Wie zulke verzinsels als “echt gebeurd” durft te verkopen, en dit na de executie-scene nog aandikt met een necrofiele verkrachtingsscene is mijns inziens niet goed wijs.

Non-fictieboek van de maand?

Het is dan ook te idioot voor woorden dat dit flutboek van Jessica van Geel kon dienen als basis voor een Andere Tijden-documentaire en al helemaal dat het door de NPO is uitgeroepen tot non-fictieboek van de maand, waarbij nota bene in OVT Wim van Berkelaar het boek de hemel in prees (op 1:17:20).

Ik beëindig deze dubbelrecensie dan ook met een oproep aan allen die door de reclame voor Jessica van Geels Truus van Lierboek misleid zijn en dat boek hebben aangeschaft, het werk te retourneren aan de boekhandel of Bol.com. En met het teruggegeven geld het Truus van Lierboek van Van Diggelen en Domselaar te kopen, en het verschil te doneren aan een goed doel naar keuze.

Joop Zwarts verklaring (die hoogstwaarschijnlijk in het najaar van 1945 geschreven is, dus twee jaar na dato) werd opgedoken door Rob van Olm, en afgedrukt in diens boek Recht al barste de wereld. Reina Prinsen Geerligs en de ondergang van de verzetsgroep CS-6. (Conserve, 1998, e-book in 2013).
In de Arolsen-archieven komt Reina Prinsen Geerligs voor als “Reina Prinsen Geerlings“.
Materiaal over Nel Hissink (en haar naamsvarianten) troffen we in Arolsen niet aan
Brief van Afwikkelingsbureau Concentratiekampen aan Mr. W.A.P. van Lier, 10 juli 1946. 

Michiel van Diggelen en Kees van Domselaar. Truus van Lier. Van schoolmeisje tot verzetsvrouw. IJzer, Utrecht, 2022.  95 blz., €17,50. Te bestellen bij de boekhandel of direct bij de uitgever.
Jessica van Geel. Truus van Lier. Het leven van een verzetsvrouw. Thomas Rap, Amsterdam, 2022. 320 blz., €23,99.

Foto: Executiegroeve KZ Sachsenhausen in 2018. © Bart FM Droog.

 

Mijn gekozen waardering € -

Onderzoeksjournalist, dichter en samensteller van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie.
Werkt aan een boek over het Hitler-de-kunstenaar en het nazivervalsingencircuit.