Veertig jaar synagoge Groningen: Leerhuis met twee gezichten

Wie naar Praag, Berlijn of Amsterdam gaat, bemerkt dat synagogen al lang niet meer exclusief voor het uitoefenen van religieuze verplichtingen in Joodse handen zijn, maar trekpleisters zijn geworden voor toeristen, waarin educatie een belangrijke plaats heeft ingenomen. De grote synagoge in Groningen hoort daar met als eigenaresse, Stichting Groninger Kerken, ook bij, maar is in zoverre bijzonder dat eenderde deel van de ruimte met een wankel bestuur nog serieus als synagoge in gebruik is. Een opmerkelijk verhaal over een omstreden gebouw met twee gezichten.

Met een overzichtstentoonstelling en een opknapbeurt viert de Stichting Folkingestraat Synagoge Groningen (SFS) dat het niet-Joodse openbare deel beheert, dat het opvallende bouwwerk veertig jaar geleden na een intensieve restauratie weer in gebruik kon worden genomen en her-ingewijd werd door de Nederlands-Israëlitisch Gemeente. Als synagoge dan wel te verstaan, want daarvoor was het de plek voor een chemische wasserij met op de eerste verdieping een Apostolische Gemeente.

Na de Tweede Wereldoorlog had het bestuur van de Nederlands-Israëlitische Gemeente (NIG) het gebouw aan de gemeente Groningen verkocht. De kosten waren niet meer te dragen geweest. Mede door een drastische terugloop van het aantal leden dat tijdens de Duitse bezetting was vermoord. NIG had zich teruggetrokken in de veel kleinere jeugdsynagoge aan de Folkingedwarsstraat.

synagoge Groningen

De geschiedenis van de synagoge is een verhaal apart, want het is uiteindelijk een buitenstaander geweest die de synagoge nieuw leven heeft ingeblazen. Nadat het gebouw leeg was komen te staan, liet de gemeente Groningen het verpauperen. Dat stoorde wijlen Lenny Salomons uit Amsterdam, die getrouwd met advocaat Wolgen in Zuidhorn.

Haar Joodse inborst vond het beschamend, dat het gebouw aan een eerloos lot was overgelaten. Zij vond geestverwanten om met een stichting de synagoge weer een bestemming geven. Dat ging niet zonder slag of stoot.

Het gebouw kwam uiteindelijk op de Monumentenlijst te staan en werd met financiële hulp van de landelijke, provinciale en plaatselijke overheid gerestaureerd. Bedongen werd wel, dat een deel als publieksruimte zou fungeren. De gemeenteraad van Groningen ging met een meerderheid van een stem akkoord met de restauratie.

De Nederlands-Israëlitische Gemeente onder aanvoering van wijlen voorzitter Manuel Menco moest de nodige twijfels overwinnen om terug te keren naar de grote synagoge. Binnen de Joodse gemeenschap was niet iedereen daar even blij mee, omdat de synagoge ook herinnerde de aan de vele Joden, die waren vermoord in de gaskampen. Joodse Groningers waren al om niet meer geconfronteerd te worden met dat verleden naar elders vertrokken.

Om die herinnering te laten doorleven, was het de wens van Lenny Wolgen geweest om de synagoge leeg te laten staan, waarmee de omvang duidelijk moest worden gemaakt van het gat, dat was geslagen in de Joodse gemeenschap. Ook wilde zij een grotere Joodse invloed in het bestuur van de Stichting Folkingestraat Synagoge. Zover kwam het niet. Zij werd uiteindelijk aan de kant gezet.

Voormalig secretaris Wout van Bekkum, zelf Jood, verklaarde dat Wolgen bestuurlijk uit het gareel zou zijn gelopen. Maar er werden vraagtekens gezet bij zijn uitleg of Wolgen wel terecht van haar functie was ontheven toen het karwei was geklaard. Van Bekkum bleef jarenlang in het zadel zitten en reisde stad en land af om de publieksruimte te vullen met exposities. Wijlen katholiek priester en politicus Herman Verbeek werd het nieuwe gezicht van de Stichting Folkingestraat Synagoge. Hij wilde de synagoge inzetten om antisemitisme te bestrijden.

Het verhaal van de synagoge gaat over Joden en niet-Joden die samen een synagoge in gebruik hebben genomen. Lange tijd zat de gemeente Groningen in de maag met het gebouw, dat geen synagoge meer was op het moment dat de Thorarollen eruit waren gehaald. Wijlen voorzitter Phjilip Wallage meende, dat het gebouw zijn functie had verloren en afgebroken diende te worden. Zijn zoon, de latere staatssecretaris van Onderwijs , Jacq. Wallage, was daar toen hij wethouder was van de gemeente Groningen ook voorstander van. Hij kwam daarop terug toen hij burgemeester van de gemeente Groningen was geworden. Hij was verheugd, dat de synagoge niet was afgebroken en gaf het bestuur de erepenning van de stad. Met een bruidsschat droeg de gemeente Groningen de synagoge over aan de Stichting Groninger Kerken, die de feitelijke synagoge aan NIG verhuurt.

Hoe blij moet je zijn met een synagoge die in tweeën is opgesplitst en waar het niet-Joodse deel grote inspanningen levert om de Joodse geschiedenis te blijven uitdragen en wat verworden is tot een toeristische attractie. En het kleine Joodse deel dat als een museumstuk dient en waar je in een ‘onpersoonlijke sfeer’ – historisch beladen – je religieuze verplichtingen kunt vervullen. Wie daarover valt, laat zich mogelijk nog te veel leiden door de emoties van het verleden, toen synagogen exclusief dienstdeden als het leerhuis voor Joden en niet bedoeld was voor niet-Joden.

Oud-voorzanger Josef Vleeschhouwer ziet dat anders. Een ‘toeristische attractie’ heeft naar zijn mening een cynische bijklank en luistert als een winstobject. Hij spreekt liever van een historisch monument en de gastvrijheid die het Nederlandse volk aan de arme Joodse vluchtelingen uit Oost-Europa heeft verleend.

Hij heeft daarentegen geen goed woord over voor de Nederlandse ambtenaren, die hebben meegewerkt aan de deportaties en moord op de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Alle ambtenaren die aan de deportaties hebben meegewerkt en de bevolkingsregisters niet hebben vernietigd mogen zich volgens hem schamen.

Hoewel er een scheiding is tussen Joden van wie de identiteit wordt bepaald door een Joodse moeder en het voor niet-Joden heel lastig is om zich in religieuze zin bij het ‘oude volk’ aan te sluiten, meent Vleeschhouwer dat de gemeente zich niet kan isoleren, maar moet worden gezien als een deel van de samenleving. Om die transparantie te bevorderen, gaf hij voorlichting over het Jodendom aan middelbare scholieren en studenten van de Rijksuniversiteit.

Die openheid veroorzaakt in zijn visie ook gemengde gevoelens, omdat onder de Joodse bevolking nog een grote woede heerst over de moord op ruim honderdduizend Joden wat zonder de medewerking van de Nederlandse ambtenaren volgens hem nooit was gebeurd. Maar ook de Joodse Raad komt er bij hem niet ongeschonden vanaf, omdat het eveneens heeft deelgenomen aan het vuile werk van de Duitsers.

De restauratie van de ‘beth knesset’ (huis van samenkomst) is naar zijn mening belangrijker geweest voor de niet-Joden dan voor de Joden zelf.  Hij zegt begrip te hebben voor de restauratie, maar ziet in tegenstelling tot het huidige bestuur van de Nederlands-Israëlitische Gemeente geen continuïteit en toekomst voor de Joodse gemeente in Groningen.

Hij stelt dat het een over het algemeen een armoedig bestaan is en het ontbreekt aan de rijkdom aan keuzes en mogelijkheden voor verschillende uitingsvormen, zoals dat in Israël het geval is. Naar zijn mening is de restauratie voor het Joodse leven niet belangrijk geweest. Hij oppert dat het effectiever was geweest als NIG een zaaltje had genomen voor de diensten, en een zaaltje voor de sociale bijeenkomsten en het onderwijs. Diensten bijwonen, ervaart hij als een pijnlijke gewaarwording door het gat dat de Tweede Wereldoorlog in de Joodse gemeenschap heeft geslagen.

Op zich lijkt er sprake te zijn van een goede relatie tussen het niet-Joodse en Joodse deel in Groningen. Het Joodse deel heeft een stem in het bestuur van de Stichting Folkingestraat Synagoge, dat het publieke deel met bijvoorbeeld tentoonstellingen, lezingen en muzikale presentaties invult. Joodse feesten, zoals een bruiloft doen zich nog zelden voor.

Het bestuur van de Nederlands-Israëlitische Gemeente onder voorzitterschap van Frits Grunewald kon echter niet voorkomen, dat er storende Arabische teksten in het niet-Joodse deel werden opgehangen die averechts werkten op Joden, die de synagoge bezochten.

Dat gold ook toen attributen uit Westerbork, het Drentse doorgangskamp naar de Duitse moordkampen in Oost-Europa werden geplaatst en NIG-leden liever niet mee wilden worden geconfronteerd.

Ook probeerde het bestuur boeken te weren die in de synagoge werden verkocht. In een geval lukte dat toen een boek over het honderdjarig bestaan van de synagoge door het bestuur van de Stichting Folkingestraat Synagoge waar NIG deel van uitmaakte met een stem verschil te boycotten.

Merkwaardig was dat NIG zelf financieel aan de uitgave had meegewerkt en toestemming had gegeven onderzoek te doen in het eigen archief. Toenmalig voorzitter Bep Koster merkte op, dat een schrijver mag schrijven wat die wil. Waarom NIG zich van het boek afkeerde, is nooit helemaal duidelijk geworden.

Evenmin de rol van de opperrabbijn die het manuscript toegezonden had gekregen voor het schrijven van een voorwoord wat hij had beloofd, maar daar wegens tijdgebrek weer vanaf zag. Het vermeende ‘dispuut’ kreeg een climax toen de vrouw van de schrijver publiekelijk werd benaderd door een beveiliger om in haar tas te kijken. Hij wilde zien of zij boeken bij zich had.

De secretaris van toen (Frits Grunewald) had daartoe opdracht gegeven, maar ontkende dat toen hij daarop werd aangesproken en maakte de vrouw voor leugenaar uit. Maanden later gaf hij toe die opdracht wel te hebben gegeven.

De opperrabbijn deelde later mee dat het bestuur van NIG problemen zou hebben gehad met de toon van het boek, maar dat was niet terecht, omdat het bestuur inzagerecht had gehad maar daar geen gebruik van wilde maken. De opperrabbijn was overigens de enige geweest die het manuscript had kunnen doorlezen. Ook speelden hij en het bestuur een dubieuze rol in het royement van een gezin. De schoolrabbijn was ingefluisterd de kinderen uit het gezin geen Joods onderwijs meer te geven.

Het bestuur haalde achter de rug van de leden om ruim twintigduizend euro uit de gemeentekas om het onreglementaire royement overeind te houden en de leden een verhoging van de kerkelijke belasting op te dringen. De angstcultuur, morrelen aan de Joodse identiteit, orthodoxie versus liberalisme, wanbeleid, corruptie, roddel en achterklap en religieus machtsmisbruik bleven geheim binnen de gewelven van de synagoge.

Een bestuurslid baarde bij nieuwe leden opzien, toen hij met zijn twee mannelijke partners de bus voor het jaarlijkse uitstapje instapte. Dat Groningen als orthodoxe gemeente ook als regenboogsynagoge kon worden geboekstaafd was iets nieuws.

De opperrabbijn die zichzelf neerzette als streng in de leer stond daar volledig achter. Hij wilde geen verschil maken tussen hetero of homo zolang hij daarmee een vacante bestuurderspost kon opvullen. Ook al kwam dat niet overeen met de scheppingsorde van een Joodse gemeente als een voorzitter hetero is, zoals orthodoxe Joden dat graag zien.

De wenkbrauwen werden ook gefronst toen voorzitter Frits Grunewald gefotografeerd met huidig penningmeester Chaja Wolf als opvolger van oudgediende Rob Vleesblok in het Reformatorisch Dagblad (6 januari 2016) de indruk wekte alleen ‘orthodox te zijn als hij in de synagoge was en daarbuiten dat achter zich had gelaten. Zo verkondigde hij alleen koosjer te zijn als hij in de synagoge was en daarbuiten kennelijk ‘trefah’ is, wat betekent dat hij zich niet houdt aan de kasjroet, het systeem van spijswetten. Tijd voor de heilige rustdag, sabbat, had hij niet, omdat hij dan moest werken.

Uit belastinggegevens blijkt dat het financieel niet goed gaat met NIG. Vorig jaar kwam zij op een lastenpost van ruim dertigduizend euro ruim elfduizend euro tekort. Tekorten waren er ook in 2019 en 2020. De toekomst wordt desondanks met vertrouwen tegemoet gezien en nieuwe leden zich zullen aanmelden.

In de strijd tegen het antisemitisme liet opperrabbijn Jacobs die bekend staat als media-rabbijn zich ook gelden. Hij liet zich door de Bond tegen vloeken op een poster zetten om te weten wat we zeggen als we het woord ‘Jood’ in de mond nemen.

poster Jacobs

Een actie die verdeelde meningen opleverde. Op Facebook merkte een vrouw op, dat zij zich niet als Jodin uitgeeft maar als Nederlandse. De actie heeft de rabbijn niets opgeleverd, want toen hij met zijn kleinzoon de Portugees-Israëlitische Synagoge in Amsterdam bezocht, werd die door een voorbijganger uitgescholden voor ‘kankerjood’. De harde werkelijkheid bleek niet te zijn veranderd.

In de video-reportage vertelt algemeen manager Geert Volders over het jubileum van de Stichting Folkingestraat Synagoge.

directeur Volders

 

 

Mijn gekozen waardering € -