Violiste Noa Wildschut (nu 16) was op haar 11de ook al beroemd, maar had niet altijd zin om te studeren

‘Hee, die heb ik geïnterviewd’, dacht ik laatst toen ik de cover van de Vara-gids zag. Noa Wildschut: 16 jaar en nu al een wereldster. Vanaf 28 september draait er een documentaire in de bioscopen met Noa in de hoofdrol. Toen ik de PDF van de rubriek Ouder en Kind in Het Parool erbij pakte, zag ik dat inmiddels al ruim vier jaar geleden was. Noa was toen al een beetje beroemd, trok al volle zalen in binnen- en buitenland. En haar moeder was er toen altijd bij. Noa liet mij toen haar kamer zien, een echte tienerkamer. Met foto’s van de broers Jusse, Jeanine Jansen en Bernard Haitink. En ze liet me de kast zien met de jurken waarin ze optrad. Met terugwerkende kracht toch heel bijzonder. Dit is het interview met haar, en haar moeder.

Noa Wildschut (11)

Ik wilde toen ik twee was eerst cello spelen. Ik wilde namelijk een groter instrument dan mijn zus, die altviool speelt. Maar ik hield mijn strijkstok vast als een vioolstok en ik wilde al met vingers spelen, zoals mijn zus dat ook deed.

Van mijn eerste vioolles bij Coosje Wijzenbeek (vioolpedagoge), ik was toen vier, weet ik weinig meer. Ik weet alleen nog dat ik een heel grote knuffel van een orang-oetan mee had genomen. Coosje zette hem in een stoel zodat hij kon luisteren.

Nu heb ik elke woensdag les van Coosje in Hilversum en ga ik elke zaterdag naar het Conservatorium in Amsterdam om te repeteren met het kinderensemble de Fancy Fiddlers. Maar ik speel ook concerten solo, vaak in Zwitserland en Duitsland, of in Liechtenstein. In München ben ik eerst gevraagd voor een recital en daarna kwam een uitnodiging van het orkest van Gidon Kremer, Kremer ata Baltica, om De winter uit De vier jaargetijden van Vivaldi te spelen.

Als ik naar het buitenland mag, gaan we soms met z’n vieren; mijn moeder gaat altijd mee. Je zit dan vaak in een mooi hotel. En je hebt best veel tijd, want zo’n concert is vaak ’s avonds. Dus we gaan leuke dingen doen: shoppen, de stad bekijken of uit eten.

Bij zo’n groot concert blijft ze met mij in de solistenkamer. Wat we dan doen? Een beetje inspelen, een beetje kletsen, lol trappen. En vlak voor het concert nog even naar de wc gaan en handen wassen. Als ik eenmaal speel, vallen de zenuwen van mij af.

’s Morgens uit bed komen vind ik lastig. Ik studeer dan altijd een half uurtje in het atelier waar mijn moeder ook lesgeeft. Soms heb ik geen zin en dan zegt ze: ‘Het hoeft ook niet.’ Ik wil eigenlijk liever dat ze zegt: ‘Hup, ga aan de slag.’

Op school studeer ik ook altijd nog ruim een uur en ’s avonds thuis ook weer een uur. Als je bij mij op school iets wilt doen, zoek je een docent die het jou gaat leren. Met een groepje leer ik nu theorie over gedichten en krijg ik tips en trucs van de docent. Natuurlijk wil ik heel graag violiste worden, maar ik wil er wel altijd iets anders bij blijven doen, schrijven bij- voorbeeld. Eigenlijk wil ik violiste én schrijfster worden.”

Liora Ish-Hurwitz (43)

‘Zeggen dat het moet, hoeft eigenlijk nooit bij Noa. Dat is niet onze manier van doen. Onze oudste was eerst ook heel fanatiek met vioolspelen, maar die is nu heel fanatiek met school, omdat ze daar alles zelf mag bepalen. Ze gaat nu als een tierelier, ze doet misschien volgend jaar al examen vwo Nederlands, en ze studeert veel minder viool. En dat is haar keuze en dat is goed.

Noa wilde toen ze twee was zelf die cello. Dat is wel vroeg om te beginnen. Ik krijg kinderen binnen met vier jaar. Dat is heel anders dan vroeger. Ik begon op mijn negende, ge- woon met muziekles. Met de oudste ben ik naar Coosje Wijzenbeek gegaan, maar ze wilde bij nader inzien toch niet. Ik heb Coosje op een gegeven moment gebeld dat ik er nog één had en dat die wél heel graag wilde. Ze pikte het makkelijk op, waarschijnlijk doordat ze het bij haar zus had gezien. Na een paar weken kon ze Altijd is Kortjakje ziek spelen, met vingers.

Mijn dochters zijn allebei heel zelfstandig, waarschijnlijk komt dat door die muziek. Eén keer per week heb je les en dan moet je gewoon zorgen dat je het in die week onder de knie hebt. Die werkwijze hebben ze nu ook op school. Ze dachten allebei: yes, het mag eindelijk. De basis- school was veel meer van het moe- ten, terwijl ze het eigenlijk heel mak- kelijk vonden. Deze school was waar we naar op zoek waren. En als Noa weg moet voor concerten, kan dat.

Als ze een recital heeft, is ze samen met een pianist. Dan laat ik haar makkelijker alleen. Maar bij zo’n groot concert, zoals laatst in Mün- chen, vind ik haar nog een klein meisje. Ik ben dan een soort coach, ze vraagt advies, wil graag weten wat ze kan inspelen. Tegenwoordig is het voor mij aftasten of ze alleen wil zijn om zich te concentreren. Als ze niet meer zo op mij reageert, zeg ik: ‘Zal ik maar gaan?’ Dat loslaten moet ik ook leren.

Ik maak me geen zorgen over haar. Ze is vrolijk. Ik maak me meer zorgen over mezelf, over of ik wel goed zie of ze het wel aankan. We zeggen heel vaak nee op aanbiedingen, maar soms moet je ook wel ja zeggen tegen een concert, omdat het iets bijzon- ders is. Maar ik hoef dat podium niet op. Tot nu toe is het altijd goed gegaan.

Zo’n groot concert is van tevoren wel heel spannend, maar als ze jubelend het podium afkomt na zo’n ervaring, weet ik dat we er goed aan hebben gedaan.”

Arjan Wildschut (44), altviolist bij het Radio Filharmonisch Orkest

Liora Ish-Hurwitz (43), viooldocent

Avigal Wildschut (13), democratische school De Ruimte

Noa Wildschut (11), democratische school De Ruimte hoekwoning in Hilversum

(dit artikel verscheen op 8 januari 2013 in Het Parool)

Mijn gekozen waardering € -