Vogelen op vakantie: de Tjiftjaf

Weer een mooie waarneming in de Franse Vogezen, vlak voor mijn neus in de struiken: een schattig piepklein geel-bruin vogeltje dat druk en ijverig op en neer fladdert tussen de bladeren met een snavel vol insecten.

Of het nu komt omdat ik op vakantie meer tijd en rust heb en daardoor meer oog voor de vogels, of omdat dit vogeltje gewoonweg niet leeft waar ik woon in Rotterdam, maar weer spot ik een vogeltje in Frankrijk dat volgens de vogelgids ook veel voorkomt in Nederland: de Tjiftjaf!

De Tjiftjaf is een beweeglijk vogeltje met een dunne fijne snavel en donkere poten. Het verenkleed is groen-bruin met een gelige onderkant. Het vogeltje is zo’n 10 cm groot, weeg 8 gram (!) en oogt op het eerste gezicht als een heel klein musje.

Snelle grasmus
Volgens de boeken dankt de Tjiftjaf haar naam aan het uitbundige zingen van de eigen naam, namelijk ‘tjif tjaf, tjif tjaf’. Persoonlijk hoor ik het er niet in, of misschien met een heel creatief en flexibel oor: het gezang is wel een afwisselend hoog (tjif) en laag (tjaf) geluidje. Toch vind ik de Franse benaming logischer, namelijk Pouillot véloce, wat zoveel betekent als ‘snelle grasmus’. Het vogeltje heeft ook een neutralere contactroep, namelijk een oplopend ‘twéét’…

Tjiftjafjes broeden van half april tot eind juni en hebben twee broedsels per jaar met gemiddeld vijf eieren. Ze broeden een kleine twee weken voor de eitjes uitkomen. Twee weken! Het is toch ongelooflijk, dat in zo’n korte tijd een heel vogeltje ontwikkelt in het ei. Het nest verstopt de Tjiftjaf in de dichte vegetatie in of onder een struik, het is ovenvormig nest met een zij-ingang, gemaakt van droge bladeren, gras en mos en van binnen bekleed met veertjes.

De jonge vogels worden een maand door hun ouders gevoed met insecten, waarvan de eerste twee weken op het nest. Als de vogels zijn uitgevlogen, breekt een spannende tijd aan. Want een ekster, specht of andere grote vogel eet zonder pardon een klein Tjiftjafje op. De jonge vogeltjes zoeken daarom zoveel mogelijk de beschutting van de bladeren op.

Vliegen en bessen
Tjiftjaffen eten insecten, zoals muggen, kevers en vliegen, en eitjes, larven en rupsen. Ze foerageren urenlang rusteloos boven de grond en in de struiken en kunnen ook insecten vangen in vlucht. In het najaar eten ze ook graag bessen en zaden, zoals die van de bosbes, vlier en berk.

Van begin augustus tot aan oktober trekken de Tjiftjaffen weg naar het zuiden om in Spanje, Portugal of Marokko te overwinteren. Ter voorbereiding op de lange tocht eten de vogels zich vol aan insecten in de struiken. Ze trekken vooral ’s nachts en een bijzonder fenomeen: het vrouwtje trek verder zuidwaarts dan het mannetje. Vanaf maart keren de vogels weer terug naar hun broedgebied.

De Tjiftjaf lijkt op de Fitis, maar dat vogeltje heeft een andere zang en lichter geleurde pootjes. De Tjiftjaf werd in 1817 voor het eerst wetenschappelijk beschreven en als volgt geclassificeerd: Boszangers (geslacht) – Phylloscopidae (familie) – zangvogels (orde) – vogels (klasse). Beschrijvingen van het vogeltje waren er al eerder.

Foto van Hans Hillewaert via Wiktionary

Mijn gekozen waardering € -

De artikelen van Anne verschenen eerder in tijdschriften en kranten waaronder Fabulous Mama, Viva, Margriet, Linda en NRC Next. Anne is cultureel antropoloog en eigenaar van Uitgeverij 11