Volgens psychiater Dirk De Wachter moeten we onze eenzaamheid niet proberen te verdrijven, maar er beter mee leren leven

Recent onderzoek wijst uit dat de eenzaamheid onder volwassenen toeneemt. Het is geen reden om de eenzaamheid dan maar te willen verbannen, zegt de Vlaamse psychiater Dirk De Wachter. "Je zou kunnen zeggen dat matige eenzaamheid de existentiële conditie van de mens is. We moeten die niet mordicus uit het leven verdrijven. Beter is het om te leren leven met de gegevenheid dat de mens soms op zichzelf wordt teruggeworpen."

In 2020 gaf 47 procent van de volwassen bevolking (18 jaar en ouder) aan eenzaam te zijn; 36 procent voelde zich matig eenzaam en 11 procent ernstig eenzaam. Het percentage is ten opzichte van 2012 en 2016 toegenomen.

De cijfers van het RIVM en de GGD sluiten aan bij het beeld dat menig psychiater, filosoof en theoloog de afgelopen jaren in opinies bij maatschappelijke ontwikkelingen al had uitgewerkt. Zo legden zij de vinger bij sociale media die door hun ik-gerichtheid gevoelens van eenzaamheid zouden versterken. Ze wezen erop dat interactieve apps en zorgrobots de nood aan echt contact niet konden lenigen. Ze zagen gelijktijdig met de teloorgang van religie een ooit sterk sociaal weefsel versterven.

Over dat alles heen raasde de coronapandemie. Ze joeg toch al voor eenzaamheid vatbare mensen verder het isolement in. Fysiek kwetsbaren de veilige omheining van het huis, bejaarden hun zorgflat, jongeren de slaapkamer.

Er was een ironische keerzijde: eenzaamheid werd, door datzelfde coronavirus, juist uit het isolement bevrijd. Niet langer rustte er een taboe op zeggen dat je je eenzaam en verlaten voelde.

Dat was twintig jaar geleden heel anders, zegt Anja Machielse, hoogleraar Humanisme en Sociale Weerbaarheid aan de Universiteit voor Humanistiek. Wie toen bijvoorbeeld met eenzaamheidsklachten bij de gemeente aanklopte, werd onverwijld weer heengezonden. ‘Dat is uw eigen probleem’, kreeg men te horen. ‘Daar hoeven wij ons als overheid of welzijnsinstelling niet mee bezig te houden.’

Vandaag is er nogal wat opgeschikt. Van de jaarlijkse Week tegen Eenzaamheid tot een website met praktische tips – “maak regelmatig een praatje in de portiek of over de heg”.

Wie twintig jaar geleden met eenzaamheidsklachten bij de gemeente aanklopte, werd onverwijld weer heengezonden. ‘Dat is uw eigen probleem’, kreeg men te horen

Tien vormen van eenzaamheid
Wat is eenzaamheid eigenlijk? Een vrij gedetailleerde definitie geeft Andries Baart, gasthoogleraar op de afdeling psychiatrie van het UMC Utrecht. Hij onderscheidt maar liefst tien verschillende ‘vormen’ van eenzaamheid, die hij aanduidt met de woorden: geïsoleerd, verlaten, beknot, ingekeerd, verveeld, stuurloos, ongehoord, gegijzeld, verloren en – natuurlijk – eenzaam.

De meest voorkomende van die tien, denkt Machielse, zijn het gevoel van verlorenheid en verlatenheid. “Je staat er alleen voor, niemand begrijpt je meer, je voelt je totaal oninteressant, je doet er niet meer toe.”

De klassieke definitie van eenzaamheid is minder wijd vertakt. “Men maakt onderscheid tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Iemand die een netwerk mist, voelt zich sociaal eenzaam. Iemand die wel een netwerk heeft maar met niemand een hechte, intieme band onderhoudt, voelt zich emotioneel eenzaam. De laatste jaren wordt ook wel gesproken van een derde vorm: existentiële eenzaamheid. Dat gaat over hoe iemand zichzelf ervaart in relatie tot de wereld om hem heen. ‘Ik weet niet wie ik ben.’ ‘Ik kan mezelf niet laten zien zoals ik ben.’”

Het is een vorm van eenzaamheid die relatief vaak bij jongeren voorkomt, zegt Machielse. “Pubers zijn erg in ontwikkeling. Ze kijken naar andere mensen ter vergelijk, ter identificatie, of juist om zich af te zetten. Allemaal om zelf iemand te worden, een identiteit te ontwikkelen. In die hele zoektocht kunnen ze zich erg alleen voelen.”

Bij ouderen speelt meestal een andere vorm van eenzaamheid. Een levenspartner valt weg en er is niemand die dat gemis kan opvullen. Men heeft geen werk meer en mist daardoor maatschappelijke erkenning en waardering. De sociale rol raakt uitgespeeld en men vraagt zich af: wat is mijn betekenis nog, wat is het nut van mijn leven, doe ik er nog toe? En ten slotte is daar de dood. Men beseft steeds sterker dat de allerlaatste meters in eenzaamheid gelopen worden.

De vragen naar nut en betekenis van ouderen zijn sterk ingegeven door neoliberaal marktdenken, zegt Machielse. “Een heel beperkte blik. Ik pleit voor een veel meer omvattende opvatting over de betekenis van ouderen, waarbij we hun gehele leven in acht nemen en dus de laatste levensfase niet loskoppelen van het verleden. Je moet oog hebben voor het hele narratief. Daarbij: vergeet ook niet wat oudere mensen aan levenswijsheid te bieden hebben, of aan heel praktische hulp voor kinderen en kleinkinderen.”

Waar komt al die eenzaamheid vandaan?
Men kan eenzaamheid ten slotte ook nog op een wat abstractere manier bekijken. Bijvoorbeeld door de vraag te stellen waar al die eenzaamheid nou eigenlijk vandaan komt. Beschikt een mensenziel over het intrinsieke vermogen eenzaamheid te ontstijgen of is ze er juist noodlottig toe veroordeeld? En in hoeverre is ze verweven met de wijze waarop we onze samenleving inrichten?

De psychiaters Dirk de Wachter en Frank Koerselman kennen het verschijnsel eenzaamheid vanuit de concrete praktijk en steken ook nog eens graag bij tijd en wijle de thermometer in onze samenleving. Wat hebben zij te vertellen?

Ze willen graag eerst iets opmerken over de peilbaarheid van eenzaamheid. De Wachter: “Wat is bijvoorbeeld matige eenzaamheid? Kun je dat met een vragenlijst eigenlijk meten? Dat wordt door verschillende mensen even zo verschillend gepercipieerd.” Hij gaat meteen een stap verder. “Ik zeg het een beetje provocerend, maar je zou kunnen zeggen dat matige eenzaamheid de existentiële conditie van de mens is. We moeten die niet mordicus uit het leven verdrijven. De grote en vreselijke eenzaamheid natuurlijk wel. Maar beter is het om te leren leven met de gegevenheid dat de mens soms op zichzelf wordt teruggeworpen, ook wanneer hij liefdevol omringd is. Het is eigen aan het bestaan. Bij de geboorte worden we uit het lichaam van onze moeder geworpen, uit de paradijselijkheid van de baarmoederlijke zee, waar we per definitie oneenzaam bestonden, en dan begint ons eenzame bestaan. Het gaat erom niet de eenzaamheid weg te nemen, maar er goed mee te leren leven. Dat is: liefdevol verbonden zijn met anderen, met geliefden, familie, vrienden. Let op, het haalt de eenzaamheid niet weg. Het is niet gezegd: ik ben getrouwd, ik ben niet meer eenzaam. Maar het is de enige manier om ermee om te gaan.”

Je zou kunnen zeggen dat matige eenzaamheid de existentiële conditie van de mens is. We moeten die niet mordicus uit het leven verdrijven

Ook Koerselman plaatst een kanttekening bij de onderzoekbaarheid van eenzaamheid. “Men mailt vragenlijsten en ik weet wel hoe die eruitzien. ‘Hoeveel dagen in de week voelt u zich eenzaam?’ ‘Hoe vaak krijgt u bezoek?’ Je kunt dan op een schaal van vijf of zeven je positie waarderen. Na afloop telt men de getallen bij elkaar op en daar komt dan een score uit met een afkapwaarde voor eenzaamheid. Afijn, dan heb je een getal, maar als je het beloop wilt weten moet je eerder bij een vergelijkbare populatie hetzelfde onderzoek hebben gedaan. Waar is die eerdere meting? Ik beperk me liever tot dit: ik kan me goed voorstellen dat eenzaamheid van alle tijden is omdat het nu eenmaal bij de mens hoort.”

Niet cynisch
We missen inderdaad vergelijkingsmateriaal, beaamt de Wachter. “Of het meer is dan pakweg vijftig jaar geleden weten we niet. Ik ben ook geneigd om te zeggen dat het van alle tijden is. Maar dat moet ons niet cynisch maken. We moeten niet zeggen: ‘Ah maar dat was vijftig jaar geleden ook al zo, toen zaten de mensen in hun kleine dorp, onbegrepen, helemaal alleen en ze dronken zich te pletter, dus we kunnen er toch weinig aan doen.’ Het is juist een argument om er wél iets aan te doen, want het is een blijvend probleem. Hier in Vlaanderen heeft geluksprofessor Lieven Annemans onderzoek gedaan en daaruit kwam naar voren dat ook bij jonge mensen, in de bloei van hun leven, eenzaamheid vaak voorkomt en ook toeneemt. Ik ben daar erg van verschoten, ik vond het zorgwekkend, ik wil die zorg uitdragen en er aandacht voor vragen. Tegelijk moeten we ook hier weer voorzichtig zijn. De puberteit en jongvolwassenheid zijn bij uitstek periodes van eenzaamheid. Het moet ons niet in paniek brengen als veel jongeren zeggen ‘ik weet het niet zo goed, ik voel me soms zo alleen, wat is dat hier allemaal?’ Corona heeft het leven vast en zeker zwaarder gemaakt, maar ik verwacht toch wel dat de meeste jongeren over voldoende flexibiliteit zullen beschikken om na corona de verbinding met anderen weer te zoeken. Ik denk dat het wel goedkomt.”

Het moet ons niet in paniek brengen als veel jongeren zeggen ‘ik weet het niet zo goed, ik voel me soms zo alleen, wat is dat hier allemaal?’

Koerselman gaat iets verder; hij vraagt zich af of het wel eenzaamheid is wat jongeren in deze pandemie ervaren. “Ik weet het eerlijk gezegd niet en ik vind het allemaal een beetje gezeur. Tuurlijk, corona is rot, dat is evident, maar bij rotte omstandigheden horen rotte gevoelens. Het is dus heel gezond dat jonge mensen zich vervelend voelen. Als ik dan jonge mensen hoor zeggen ‘de mooiste tijd van m’n leven is verloren gegaan’, dan denk ik: wat een onzin zeg, alsof het een recht is om een mooi leven te hebben. Daarnaast mag je toch hopen dat ze zich op een nóg mooiere tijd voorbereiden. En er zit voor mijn gevoel iets ongerijmds in. Ook tijdens deze pandemie hebben jongeren onbeperkt contact via de telefoon, toch voelen ze zich eenzaam. Vroeger was telefoneren heel lastig. Je moest kwartjes hebben om in het apparaat te doen en die waren altijd op.”

Volgens De Wachter loopt er juist een rechtstreekse lijn tussen de hedendaagse vormen van communicatie en de eenzame ervaringen. Sociale media, voor jongeren bij uitstek een belangrijk communicatiekanaal, zijn erg gericht op het ik – en dat is niet per definitie iets slechts, zegt de Vlaamse psychiater er direct achteraan, maar het is allemaal wel wat uit balans. “Het bestaan van de mens zweeft tussen het ‘een zelf’ kunnen zijn – een eigen, apart wezen met zelfbeschikking, dat is heel belangrijk voor het bestaan – en daarnaast de noodzakelijkheid van verbinding. Wij zijn, om het Levinassiaans te zeggen, in de blik van de Ander. Mijn cultuurkritiek is dat in onze westerse samenleving te sterk wordt ingezet op het zelvige, het allenige, het ikkige. Het verbondene, het zorgzame, het opletten als mensen in nood zijn komt veel minder aan bod.”

Kiekeboespelletje
Koerselman neemt nog een andere trend waar: het sterk geslonken vermogen om iemands aanwezigheid te ervaren zonder dat diegene er in werkelijkheid is. Dat kan eenzaam maken. Hij haalt de Zwitserse psycholoog Jean Piaget erbij, die er binnen zijn cognitieve ontwikkelingstheorie de nodige aandacht aan besteedde. “Jonge kinderen gaan door het kiekeboespelletje begrijpen dat mama niet ophoudt te bestaan als ze zich eventjes verstopt. Iets soortgelijks leerden gelovigen vroeger. Ze waren nooit alleen, want God was altijd bij hen en anders waren er nog talloze heiligen en de gestorvenen in de hemel. Lang geleden, toen moeders in het kraambed stierven en vaders op het slagveld, hielp dat de kinderen om hun ouders toch bij zich te houden. Het maakte ze minder eenzaam, kan ik me voorstellen. Maar doordat de rol van religie is uitgespeeld en we anders met de dood omgaan, is die vaardigheid aan het verdwijnen. Dood is dood en weg is weg; men is slecht in staat de band met overledenen vast te houden.”

Gelovigen waren vroeger nooit alleen, want God was altijd bij hen en anders waren er nog talloze heiligen en de gestorvenen in de hemel

Mensen leren over een veel breder vlak minder goed dan voorheen alleen te zijn, zegt Koerselman. Dat is problematisch, want “wanneer op een dag alle contacten wegvallen en jij alleen overblijft, dan ben je ook echt alleen. Wie in zulke omstandigheden in staat is zichzelf bijvoorbeeld te verbinden met herinneringen, of met mensen die er niet fysiek zijn, zal zich minder gemakkelijk door eenzaamheid laten gijzelen.”

Mensen hebben er religie niet per se voor nodig, vervolgt de psychiater. Door het vertellen, voorlezen en zelf lezen van verhalen bijvoorbeeld kan men zich die vaardigheid ook eigen maken. “Wie kent het beeld niet van het kind dat zich uren achtereen verschuilt achter een boek, helemaal opgenomen in een fantasiewereld. Ook zo kun je jezelf die vaardigheid eigen maken.”

Eenzaamheid hoort bij het leven
Toch zal een mens de eenzaamheid nooit kunnen ontgroeien, menen de beide psychiaters. Het allereerste wat daarover gezegd moet worden, en wat al gezegd is: eenzaamheid is onderdeel van la condition humaine– het hoort bij het leven. Het tweede aspect ligt wat gecompliceerder, als in: er vallen geen absolute waarheden over te debiteren. Het gaat om de mate waarin eenzaamheid een erfelijke kwestie is. Koerselman: “In de kleuterklas kun je het al zien: er zijn leuke, spontane kinderen en teruggetrokken kinderen. Die laatste worden genegeerd. Ze gaan zich na verloop van tijd eenzaam voelen, beginnen daarover te klagen en worden zo uiteindelijk eisende en ontevreden en angstige bejaarden. Tot op zekere hoogte kan met een goede opvoeding het eenzame temperament wel wat worden bijgesteld. Kinderen moeten geliefd en gewaardeerd worden, niet worden overgestimuleerd maar ook niet worden ondergewaardeerd. Men moet ze niet als een kleine god vereren maar evenmin als een meubelstuk behandelen – het zit er ergens tussenin; zo kan men een positief zelfbeeld stimuleren. Dat is de nurture-kan van het verhaal. Maar er is ook een nature-kant. Daarvan geldt: hoe minder je van nature een positief zelfgevoel hebt, hoe meer je extern bevestigd moet worden. Het zaad van de bevestiging valt bij mensen met een eenzaam temperament goeddeels op een rots, het ontkiemt niet, het slaat niet aan. Het worden bejaarden die, wanneer je bij hen op bezoek gaat, zeggen: er komt nooit ‘es iemand bij me langs, ze nemen geen notitie van me.”

Men moet kinderen niet als een kleine god vereren maar evenmin als een meubelstuk behandelen – het zit er ergens tussenin

Teloorgang van religie
Koerselman stipte het al even aan: de teloorgang van religie. Hebben secularisatie en toenemende eenzaamheid eigenlijk iets met elkaar te maken? De Wachter wil daar genuanceerd over spreken, zegt hij. “In Vlaanderen heeft het kerkelijke leven gedurende vele tijden voor gemeenschapsleven gezorgd, voor zorgzaamheid, barmhartigheid. Dat is allemaal geseculariseerd en geprofessionaliseerd, wat voor een deel heel goed is, maar wat eraan te betreuren valt is dat het engagement verbleekt is; de vrijwillige inzet ‘om de inzet’ is functioneel en professioneel geworden. Ik voer geen pleidooi om weer wekelijks terug naar de kerk te gaan want dat lijkt mij geen gemakkelijke zaak in deze tijden. Maar ik wil er wel voor pleiten om in deze geseculariseerde tijden aandacht te hebben voor de zwakken, de eenzamen, de mensen in nood. Kerkelijke structuren hebben dat altijd gefaciliteerd en ik zie zo snel geen goede alternatieven. Dat is een bezorgdheid van mij. Ik hoop dat we ook zonder geloof ten eeuwigen tijde aandacht voor de kwetsbaren zullen hebben.”

Hoewel het geloof sociaal verbindend kon werken, kon het ook verdelen, vervolgt De Wachter. “Ik denk dat er in de jaren vijftig toch nogal wat mensen eenzaam thuis in hun kamertje zaten. Ze gingen wel naar de mis maar ze voelden zich daar helemaal niet goed bij; ze deden het omdat het van hen verwacht werd. Die cultuur heeft veel mensen een opgesloten en eenzaam gevoel gegeven, weten we nu.”

Verstikkend geloof
Binnen het Nederlandse protestantisme speelde iets soortgelijks, zegt historicus Wim Berkelaar. Sinds 2005 is hij verbonden aan het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. “Je zag het bijvoorbeeld bij de verschijning van Harry Kuiterts boek Het algemeen betwijfeld christelijk geloof in de jaren negentig. Het werd door duizenden gereformeerden gevreten. Al lange tijd werd het geloof door hen als verstikkend ervaren. Maar ze bleven in de gemeenschap omdat die ook veel bood, niet in de laatste plaats ontmoeting, een medicijn tegen eenzaamheid. Dat is tegelijk de januskop van secularisatie: bevrijding van het een maar verlies van het ander. Voor de geestelijke binding die mensen binnen hun geloof ervoeren, is vervolgens niet zo gemakkelijk een alternatief te vinden. De sportclub of een politieke partij brengt mensen op een andere manier bij elkaar dan de kerk met haar wekelijkse samenkomsten, catechisaties, huisbezoeken, verenigingsleven en eigen taal.”

Maar dat het geloof per definitie een gevoel van verbondenheid heeft, is evenmin waar, valt hij De Wachter bij. “Door geloofstwijfels, maar ook door bepaalde geheimenissen kun je je geïsoleerd, verlaten, existentieel eenzaam voelen. Je kijkt bijvoorbeeld de hele dag porno maar durft er niet mee voor de draad te komen. Dat kan ook heel ingewikkelde verhalen met God zelf opleveren. Gelovigen kunnen worstelen met hun verlangens en hun geilheid, die volgens hen niet kunnen bestaan voor het aangezicht van God. Ze weten niet wat ze ermee aan moeten.”

Kan het geloof andersom juist ook extra helend werken in het geval van eenzaamheid, bijvoorbeeld doordat een horende en ziende God de leemte van het alleen zijn vult? Wel degelijk, zegt Berkelaar. “Je kunt je helemaal geborgen voelen.” Toch ziet hij het, op een paar piëtistisch aangelegde gelovigen na, niet voor zich dat eenzame gelovigen zonder tussenkomst van andere mensen – en dus uitsluitend door het geloof in een God die hen ziet – langdurig troost zullen vinden. “Het Bijbelse woord zegt: de mens is niet geschapen om alleen te zijn. We hebben elkaar gewoon nodig.”

Boe of bah
En daar belanden we misschien wel bij de kern van de zaak. Wat te doen om een eenzame mens te helpen? Het zijn heel basale dingen, zegt Koerselman. “Ik kom in verpleeghuizen en instellingen waar men ’s ochtends de mensen in hun rolstoel op een rijtje zet. De schoonmaker zwabbert eromheen zonder boe of bah te zeggen. Dat moet natuurlijk anders. Even een praatje maken, de mensen aankijken – dat zijn basale en tegelijk zeer waardevolle dingen.”

De Wachter sluit zich daarbij aan. “Kijk eens rondom u, denk eens na: wie zijn zo de mensen in de buurt die ik een beetje ken en die ik al een tijdje niet meer gezien heb? Wie sprak ik laatst die geen werk meer had, of van wie een partner gestorven was? Pleeg een telefoontje, bel eens aan. Dat soort kleine engagementen vormen de basis van beschaving. Ik ben voor de doodgewonigheid: hoe eenvoudiger, hoe essentiëler.”

De kleine engagementen vormen de basis van beschaving. Ik ben voor de doodgewonigheid: hoe eenvoudiger, hoe essentiëler

En die vervelende oude mensen dan, die maar klagen dat er nooit eens iemand komt? Wat moet je daar mee aanvangen? “Ze zijn zo geworden door hun eenzaamheid”, zegt De Wachter. “Dat is geen reden om cynisch te zeggen: laat ze maar zitten. Nee, het is reden om te zeggen: we hadden veel eerder contact moeten hebben. Probeer het toch. En blijf geduldig aanbieden. Zoek een weg, zonder te forceren. Dat is soms erg moeilijk. Maar ik ga er vanuit dat er altijd mogelijkheden te vinden zijn. Zelfs voor de mensen die zeggen ‘kom niet binnen, ga weg, ik heb u niet nodig, gij onverlaat, val mij niet lastig!’ Dan zoek ik een andere manier. Ik schrijf een briefje. Ik stuur een pakketje. Ik vraag de huisarts: tjsa, wat is er toch met die mens dat hij zo negatief is? Ik doe dit werk al vijfendertig jaar en er zijn mensen bij wie het nog altijd niet goed lukt. Ik hanteer dan wat Samuel Beckett zegt op het einde van Waiting for Godot: ‘I can’t go on…’ Dan valt er een stilte. En dan zegt-ie: ‘I’ll go on.’ Het toch blijven proberen, niet opgeven, ook als de situatie erg tegensteekt, dat is onze plicht. Zorgdragen voor de ander is de essentie van het menselijk bestaan. En dat zullen mensen altijd blijven doen. De kleine engagementen van de ene mens tegenover de andere zijn onvervangbaar sterk. Het zijn kleine kruimels die als diamanten niet verbrijzeld kunnen worden. De structuren van de maatschappij, – noem het postkapitalisme, noem het neoliberalisme, noem het de consumptiemaatschappij – ze mogen nog zo destructief zijn, mensen zullen voor elkaar blijven zorgen. Dat is de hoop die nooit te vernietigen is. Ik vind het een prachtige ethische stelling. De mensheid is nooit verloren, voilà.”

Mijn gekozen waardering € -