Maar zoals we in februari en maart onder de voet werden gelopen, lieten we ons nu langzaam besluipen. De slang die vroeg in de zomer nog voorzichtig om onze nek kroop, verstevigde haar greep steeds verder, tot het punt waarop het benauwder en benauwder wordt en we ons afvragen of we nog aan de greep kunnen ontkomen.
De klap met de voorjaarshamer bleek effectiever dan verwacht, de zomerdans liep aan het begin van het najaar al vast.
Wat ging er mis?
Eerst was er de verloren strijd van kritische deskundigen en (een deel van?) het Outbreak Management Team in april en mei (plus: waarschijnlijk ook Rutte & De Jonge zelf) om nét iets langer door te gaan met de voorjaarslockdown, tot iedereen zich kon laten testen en het bron- en contactonderzoek volledig op de rit was – al viel daarvan het effect op het reproductiegetal nog mee. Daarna de keuze om in de zomer de teugels te laten vieren zodat de toeristische sector en de horeca in heel Europa wat schade konden inhalen en de bevolking weer even kon bijkomen. Niet alleen gingen we massaal op vakantie, de crisisstructuur werd ook ontmanteld en het bron- en contactonderzoek afgeschaald.
Daarbij was er de onderschatting van de mate waarin mensen hun basismaatregelen zouden blijven hanteren. Er was de onderschatting in welke mate ze na een waarschuwing over oplopende cijfers (maar alleen onder jongeren!) weer in de houding zouden springen.
In de zomer dansten we op de vulkaan – niet in de club maar in achtertuinen, onder tunnels, in parken en in krappe woonkamers met gebrekkige ventilatie.
Officieel is ie nooit uitgesproken, maar er was ook de hoop en verwachting dat het zomerseizoen zou helpen. Dat deed het ook wel, waarschijnlijk omdat we veel meer buiten waren, maar die hulp vervloog met het eerste zuchtje herfstwind. En toen was dat mooie opschalingsplan van de GGD nog lang niet uitgevoerd.
Bron- en contactonderzoek ís ook alleen echt effectief wanneer de aantallen besmettingen en contacten klein zijn. Dat was al snel niet meer zo en dus werd er naar elkaar gewezen: burgers dachten dat de vrijheid samenhing met het contactonderzoek, contactonderzoekers benadrukten dat zij alleen hun werk konden doen bij niet al te veel vrijheid. Wie had er nu gelijk?
Heel even was er nog de hoop op een regionale aanpak, waar onder meer Alex Friedrich al zo lang voor pleit. Cynici vonden van begin af aan al dat Nederland daar te klein voor was, maar in de praktijk was het waarschijnlijk een mix van bestuurlijke stroperigheid, gebrek aan regie, doortastendheidsvrees en gebrek aan gevoelde en uitgestraalde urgentie die voor verlamming zorgde. En dus besloten onder meer de burgemeesters van Rotterdam en Amsterdam niet om hun steden tijdelijk min of meer af te sluiten van de rest om die de behoeden voor wat ze in de eigen stad al niet meer konden voorkomen.
Zo’n ingreep is ook ontzettend ingewikkeld. Wij willen geen Chinese taferelen, waarbij een stad, Wuhan, tijdelijk werd opgeofferd om de rest te sparen – hoe rationeel dat ook kan zijn. Maar wat lijkt te ontbreken is de creativiteit en durf om iets dat in eerste instantie totalitair lijkt, razendsnel om te smeden naar een aanpak die nog steeds effectief kan zijn maar tóch past bij een liberale democratie. Nu werd er te laat en te beperkt op ingezet, het virus was reeds verder opgerukt, de kans verkeken.
Op dat moment was het pleit min of meer beslecht: wanneer je bron- en contactonderzoek wegvalt wegens ondercapaciteit en te snel oplopende cijfers heb je in principe ‘community spread’. Die stop je niet zomaar meer, in elk geval niet met een paar gerichte maatregelen. Als er iets uit recente analyses zoals deze blijkt, is dat die maatregelen pas echt verschil maken in samenhang met elkaar, omdat ze dan niet optellen maar (min of meer) vermenigvuldigen.
Ondertussen is er een soms erg semantische maar vooral zeer verhitte discussie ontstaan over de strategie in Nederland, tussen onder meer de zelfbenoemde adviseurs van het RedTeam en OMT-leden en breder op social media, aangejaagd door onder meer actiegroep Containmentnu (dat samen met enkele andere organisaties zelfs een rechtszaak aanspant tegen de staat). Zowel leden van het kabinet als van het OMT nemen in toenemende mate termen in de mond die duiden op een strategie gericht op het zover terugbrengen van de verspreiding dat nieuwe uitbraken weer kunnen worden ingedamd: ze spreken over het uittrappen van brandjes (wat maar kort lukte) en recent nog over de hamer – verwijzend naar de metafoor van essayist Tomas Pueyo die dit voorjaar het alternatief voor onze ‘flatten the curve’-strategie op de kaart zette.
Maar de daden zijn bij die nieuwe woorden de afgelopen maanden achtergebleven – of het nu kwam door capaciteitstekorten, uitvoeringsproblemen, bureaucratie, niet meewerkende burgers of daadwerkelijke onwil: in de praktijk doen we nog altijd aan flatten the curve. Oftewel: het aantal besmettingen níet zo ver mogelijk terugbrengen maar net genoeg afremmen zodat de zorg niet vastloopt en iedereen die in aanmerking komt voor een IC-behandeling daar terecht kan (hoewel dat wederom heel spannend gaat worden en net als in het voorjaar veel ouderen die normaal gesproken nog best een kans zouden maken daar niet meer voor in aanmerking zullen komen).
Critici zoals veldepidemioloog en RedTeam-lid Arnold Bosman wijzen er al sinds het voorjaar op dat je het indammen alleen kunt waarmaken wanneer je niet stuurt op de ziekenhuiscapaciteit maar op de test- en bron- en contactonderzoekcapaciteit. Het is immers ontzettend moeilijk om de curve precies genoeg af te buigen naar een reproductiegetal onder de 1 en vervolgens na versoepelingen niet weer boven die 1 uit te komen, wanneer je nog geen bron- en contactonderzoek en quarantaine hebt om uitbraken direct in te dammen.
De afgelopen maanden heeft onze regering er niet alles aan gedaan om de verspreiding tot op het niveau van die bron- en contactonderzoekcapaciteit terug te brengen: de teststraat op Schiphol werd al snel gesloten omdat de capaciteit elders nodig was, reizigers uit risicolanden moeten officieel wel in quarantaine maar daar is geen toezicht op, verschillende signaalwaarden op het Coronadashboard van de Rijksoverheid werden zonder consequenties overschreden, besluiten over vroege, milde maatregelen die de GGD zouden moeten ontlasten uitgesteld – het bleef lang bij waarschuwingen en aansporingen en voornemens tot strenger handhaven.
De argumentatie van het kabinet is dat het land, zowel de economie als de maatschappij, zoveel mogelijk moet blijven draaien. Maar de vraag is of dat wel zo verstandig is, omdat het openhouden van nu het gesloten houden van straks is: juist bij deze aanpak moet je de beperkingen langer volhouden – precies het tegenovergestelde van wat premier Rutte op 16 maart betoogde. Onze halve lockdown zal in elk geval tot in december duren, hoorden we op 27 oktober.
In maart was de redenering dat het afvlakken van de curve tot op de ziekenhuis- en IC-capaciteit ons het snelst bij de uitgang van de tunnel zou brengen dankzij groepsimmuniteit: die zou vanzelf het reproductiegetal steeds wat verder naar beneden brengen tot de epidemie zou uitdoven, dus daarom liever niet te veel maar ook niet te weinig besmettingen. Daar kwam niet alleen op morele en medische gronden felle kritiek op (het zou tienduizenden levens kosten en mogelijk een tienvoud ervan aan langdurig zieken opleveren) maar ook op immunologische gronden: het is nog altijd niet duidelijk hoeveel mensen er na een infectie daadwerkelijk langdurig beschermd zijn en de infectie niet meer kunnen doorgeven.
Het spel is dus 180 graden omgedraaid: is het aantal besmettingen zoals nu flink opgelopen, dan kan juist het verder terugbrengen van het aantal besmettingen, met een ‘hamer’ van een lockdown en daarna laag houden door middel van een ‘dans’ van testen, bron- en contactonderzoek en stevig grensbeleid, wel eens sneller ruimere versoepelingen gaan opleveren dan flatten the curve.
De vraag is nog wel hoe die dans eruit zou zijn qua beperkingen: wordt het een dans met strenge regels of mogen we ons helemaal door de muziek laten meeslepen? Het RedTeam is er optimistisch over: dat stelde afgelopen week: ‘Je kan oma een knuffel kunnen geven, klanten helpen in de winkel, fysiek lesgeven op school, op kantoor werken, naar de kroeg, kerk en theater, samen sporten en sport kijken en op vakantie in het buitenland, bij een laag verspreidingsniveau.
Dat is wel wat rooskleurig. Modelstudies zoals deze geven aan dat de R onder de 1 kan blijven bij effectief bron- en contactonderzoek, maar dat in de praktijk waarschijnlijk een combinatie met milde afstandsmaatregelen nodig is, zodat het na een massaal superspreading event niet meteen weer bij de GGD over de schoenen loopt.
Een legitieme vraag is ook of de dans ons na het falen dit voorjaar en deze zomer nu wél gaat lukken. Het klopt dat we ‘m aan het eind van het voorjaar slechts halfslachtig hebben ingezet, maar dat wil niet zeggen dat het nu wel gaat lukken. Dat hangt namelijk niet alleen af van het testen en opsporen, maar ook van de naleving door ons allen, met name wat betreft de quarantaines. Daar staat tegenover dat bij lage aantallen, steeds slechts een kleine groep Nederlanders in quarantaine hoeft, ten bate van de rest.
Ik snap de sceptici wel, die wijzen naar ‘voorbeeldland’ Duitsland, waar de aanpak ook piept en knarst, waar het aantal besmettingen ook snel is opgelopen de afgelopen week en de roep om over te stappen naar mitigatie (flatten the curve) toeneemt. En ook in veel andere landen, waaronder Tsjechië, Oostenrijk, Frankrijk en Zweden lopen de cijfers op, al varieert het nogal in welke mate de boel out of control lijkt.
Een gelopen zaak is het bij onze Oosterburen nog niet: de aantallen zijn in absolute zin vergelijkbaar met de onze, maar de populatie is 83 miljoen. Ook daar is het nu ongelofelijk spannend, omdat de Bondslanden de maatregelen moeten nemen en het van hen afhankelijk is of de regionale brandhaarden ook echt regionaal kunnen blijven en weer ingedamd worden. Ook in Duitsland dreigt een lang onmogelijk geachte tweede landelijke lockdown.
Ik hoop (met de WHO), vooral voor de Duitsers zelf, dat ze de handdoek niet in de ring gooien want het zou letterlijk doodzonde zijn – zoals we zien in Nederland en België.
In eigen land zal de komende dagen de aandacht uitgaan naar de grafieken: vlakt het aantal besmettingen af en wordt de daling ingezet, zoals nu in vier provincies het geval lijkt? Zal er meer nodig zijn en wat zal de prijs van die extra maatregelen op economisch en maatschappelijk vlak zijn? Is dat het waard?
Een belangrijkere vraag die daarop volgt is deze, zoals op 27 oktober helder geformuleerd door Tomas Pueyo in een interview met Nieuwsuur: durft het kabinet nu wél vol te gaan voor een dans, waarbij opnieuw het bron- en contactonderzoek centraal komt te staan? Zal het daartoe de juiste aanvullende maatregelen nemen, zoals sneltests bij binnenkomst in het land of quarantaine bij inreizen vanuit risicogebieden? Meer nadruk op het uittrappen van brandjes dankzij ieders medewerking aan het bron- en contactonderzoek, met financiële en andere hulp voor wie daardoor in de problemen komt en desnoods een quarantaineplicht?
Zien we dat zitten, dan is het waarschijnlijk voor de volksgezondheid, economie en maatschappij als geheel de beste optie om de komende weken – met of zonder extra maatregelen – de tanden op elkaar te zetten en met zijn allen die curve zo ver mogelijk naar beneden te duwen. Om een nieuwe dans in te zetten.
Durven we dat niet? Dan zit er voor iedereen die het virus wil ontlopen, voor zichzelf of voor een ander, niets anders op dan te schuilen tot het over is. Die parallelle samenleving waar sommigen om roepen zie ik er niet komen – die is er ook in landen als Zweden die er van begin af aan op in hebben gezet niet gekomen.
Coronawatcher Jacqueline de Vree deelde deze week op Twitter nog maar eens het fragment waarin WHO-rampenbestrijder Mike Ryan samenvatte wat de kern is in infectieziektenbestrijding: ‘Speed trumps perfection’.
Ondertussen heeft het kabinet de eerder aangekondigde persconferentie van 27 oktober uitgesteld, omdat het meer tijd nodig heeft om het effect van de huidige maatregelen te analyseren. In plaats daarvan stonden Rutte en De Jonge de pers te woord en benadrukten zenog één keer dat we ons aan de regels moeten houden. Nog altijd is de aanpak ‘stapje voor stapje’.
Het kabinet ziet een lockdown nog steeds als een mogelijkheid, maar dan wel als allerlaatste redmiddel. Dat is even begrijpelijk als wrang: hoe later je een lockdown inzet, hoe langer je ‘m moet volhouden om de verspreiding terug te brengen en hoe minder schade je ermee voorkomt – besmet is besmet, ziek is ziek.
Komt die lockdown er over een week of nog later alsnog, dan zouden we zomaar eens het slechtste van twee werelden kunnen krijgen: én de besmettingen én de zieken, en de sterfte én de economische en maatschappelijke schade – zoals het Verenigd Koninkrijk en ons in iets mindere mate in het voorjaar al overkwam.
Dat is geen stevig pakket maatregelen, dat is een stevige bak ellende.