Waarom ik geen aangifte deed van verkrachting

Janneke Juffermans maakte zowel een aanranding als een verkrachting door. In beide gevallen besloot ze geen aangifte te doen. En ze is niet de enige. Volgens schattingen doet maar liefst 90 procent van de slachtoffers geen aangifte. Wat houdt hen tegen?

Na mijn scheiding zocht ik een poetshulp. Via via vond ik een man die goed kon schoonmaken. We maakten vaak een praatje als ik vertrok net nadat hij was gearriveerd. Hij was zachtaardig en vriendelijk en enorm gespierd, want hij spendeerde veel tijd in de sportschool. Ik zag het contact als vriendschappelijk en toen hij na anderhalf jaar een keer klaagde over terugkerende rugpijn zei ik dat ik hem weleens kon masseren; ik zocht proefkandidaten voor mijn massageopleiding.

Op een dag was ik thuisgebleven en zat op de bank met mijn laptop op schoot te werken terwijl hij in de kamer aan het schoonmaken was. Opeens drukte hij een foto van zijn dochter op zijn telefoon onder mijn neus. Ik zei: ‘Leuke meid.’ Plotseling begon hij me te zoenen en voelde ik zijn tong in mijn mond. Het overviel me ontzettend. Ik wist te zeggen dat ik het niet wilde en hij stopte. Hij verontschuldigde zich uitvoerig en vroeg of hij moest vertrekken. Ik zei dat dat niet nodig was. Ik gooide het in gedachten op een vergissing en wilde er ook geen groot probleem van maken, dus ik vermande me. Hij ging door met poetsen; ik boog me weer over mijn laptop en telde de uren af in een ongemakkelijke sfeer. Ik kon me niet meer ontspannen.

Toen hij klaar was met schoonmaken zei hij opnieuw sorry en spreidde hij zijn armen. Ik dacht dat het een ‘zand erover’-poging was. Maar toen ik zijn ‘vriendschappelijke’ omhelzing beantwoorde begon hij opnieuw me te zoenen en te betasten, nu in een hoger tempo en met meer kracht.

Mijn hoofd raasde

De eerste seconden had ik veel moeite om me te realiseren dat dit echt aan het gebeuren was. Nu overkomt me wat ik tot nu toe uit films kende, dacht ik. Ik probeerde in het zicht te blijven van het raam en dacht: dan kan het tenminste niet al te zeer uit de hand lopen. Hij wist me op de gang te manoeuvreren. Toen begon hij me uit te kleden en zichzelf ook. Ik was verlamd. Hij bracht mijn hand naar zijn geslacht. Straks niet vergeten mijn handen te wassen, schoot door me heen.

Elke nieuwe handeling van hem moest ik verwerken, waardoor ik constant achter de feiten aanliep. Het was alsof ik boven ons zweefde, niet meer in mijn lichaam zat. Dat lichaam deed niks, maar mijn hoofd raasde. Ik probeerde de situatie te taxeren. Als hij, van wie ik dacht dat hij aardig en goedwillend was, dit doet, waar is hij dan nog meer toe in staat? Wat begin ik tegen die spieren; als ik me verzet, gaat hij misschien over tot geweld.

Ik schudde steeds nee, maar hij zei: ‘Nog even, nog even.’ Hij probeerde me richting de trap naar boven te duwen, naar mijn bed. Dan ben ik verloren, dacht ik en het gaf me – denk ik achteraf – de mentale kracht om iets te doen. Ik klonk als een klein angstig kind toen ik ‘Nee’ zei, twee stappen zette naar de voordeur, die openmaakte en bibberend zei dat hij moest gaan. Hij ging.

Ik maakte zijn leven kapot

Daarna stond ik te trillen op mijn benen. Ik wist niet goed wat ik moest doen en belde wat vrienden op. Die schrokken. Iemand zei dat ik misschien beter die knuffel niet had kunnen beantwoorden. Een vriendin zei dat ik aangifte moest doen. Zelf dacht ik dat ik dat van die massage natuurlijk niet had moeten zeggen. Ondertussen stuurde hij me appjes waaruit bleek dat hij met zijn gedachten nog bij mijn lichaam was. Ik zei hem dat hij nooit meer kon komen schoonmaken. Dat ik ook de andere vrouwen ging waarschuwen aan wie ik hem had doorverwezen. En dat ik overwoog aangifte te doen. Hij reageerde alsof hij zelf het slachtoffer was: ik maakte zijn leven kapot omdat ik hem zijn werk afnam, liet hij weten in een app-kanonnade.

Op aanraden van de vriendin belde ik de politie. Daar hoorde ik dat ik het verhaal tot in detail aan een agent en daarna een zedenrechercheur zou moeten vertellen voordat het tot een aangifte kon komen. Er was geen garantie dat dat vrouwen zouden zijn. Het voelde niet veilig om aan twee mannen te moeten vertellen wat deze man me had geflikt.

Zo snel mogelijk vergeten

Ik ben niet de enige die afziet van aangifte, blijkt uit onderzoek, onder meer door Slachtofferhulp Nederland. In 2020 kreeg de Nederlandse politie ruim 4700 meldingen van aanranding of verkrachting. Bijna de helft van de melders, 44 procent, deed geen aangifte. Wereldwijd geldt dat volgens het Centrum Seksueel Geweld zelfs voor 90 procent van de slachtoffers.

Waarom niet – als er toch overduidelijk een strafbaar feit is gepleegd? Wilde ik zelf dan niet dat die man bestraft werd? Wat ik vooral wilde, was niet langer bezig zijn met deze onverkozen gebeurtenis. Ik wilde het zo snel mogelijk vergeten.

Dat is wat veel slachtoffers doen: vermijden, zegt klinisch psycholoog Iva Bicanic, hoofd van het Centrum Seksueel Geweld. ‘Soms voeren ze daarvoor praktische argumenten aan, zoals: het komt niet uit want ik ga net op reis, op vakantie, ik heb nu andere dingen aan mijn hoofd.’

Wat ze met die tactiek vermijden, zijn hun emoties. Bicanic: ‘Slachtoffers hebben veel op hun bord na zo’n gebeurtenis, en aangifte doen is daar maar een klein onderdeel van. Ze voelen zich schuldig, schamen zich, raken somber.’ Ook zitten ze niet altijd te wachten op heftige emotionele reacties uit hun omgeving. Het zijn er belangrijke oorzaken van dat – vooral jonge – mensen pas na gemiddeld ruim vijf maanden überhaupt aan iemand vertellen wat hun is overkomen.

Victim blaming

Dat vermijdingsmechanisme herken ik. En het schuldgevoel ook. Had ik misschien toch een heel klein beetje aanleiding gegeven door dat aanbod van een massage? Dat gevoel werd versterkt door anderen, zoals de opmerking van een vriend dat die knuffel niet handig was geweest. In de psychologie heet dat blaming the victim: de omgeving, en soms de dader, geven het slachtoffer gedeeltelijk of volledig de schuld.

Volkomen onterecht, zegt traumapsycholoog Agnes van Minnen. ‘Iedereen maakt de hele dag risico-inschattingen. Als het dan een keer misgaat denken mensen: dat was naïef, of je had dit of dat moeten doen. Maar daarmee vergeten ze al die keren dat zo’n situatie wel goed afloopt en je risico-inschatting dus prima werkte.’

Driekwart van de slachtoffers krijgt ermee te maken. Volgens Bicanic is victim blaming een begrijpelijk mechanisme, omdat het de omgeving helpt om te gaan met de verwarrende gevoelens die seksueel geweld oproept. Maar voor slachtoffers is het heel schadelijk, want het veroorzaakt of versterkt hun schuldgevoel.

Victim blaming door de omgeving en vermijding door slachtoffers zelf verergeren in sterke mate de klachten die door seksueel geweld kunnen ontstaan. Van Minnen noemt vermijden zelfs de schadelijkste tactiek. De helft van de verkrachtingsslachtoffers die geen hulp zoeken, krijgen na een halfjaar een posttraumatische stressstoornis.

Hoe vroeger, hoe meer invloed

Zelf was ik nog maanden na de aanranding bang als ik alleen was met een man, of meerdere mannen, bijvoorbeeld op een tramhalte. Toch lukte het geleidelijk aan om die angst kwijt te raken. En daarmee had ik na ongeveer een halfjaar het gevoel dat ik het gebeurde achter me had gelaten.

Enkele jaren later werkte ik bij een internationale vredesorganisatie. Omdat ik op reis zou moeten deed ik mee aan een veiligheidstraining voor vrouwelijke reizigers, interessant genoeg bijna uitsluitend gericht op seksueel geweld. Ik leerde er hoe je lichaam reageert op een aanranding of verkrachting – vechten, vluchten of bevriezen – en dat dat puur instinctieve overlevingsreacties zijn, waar je in eerste instantie weinig grip op hebt. Het eerste wat we dan ook leerden, waren technieken om weer grip te krijgen: om je lichaam rustiger te maken, zodat je hoofd helderder kan denken. Bepaalde handelingen, zoals een omhelzing beantwoorden, kunnen dan een reactie zijn om agressie te remmen en erger te voorkomen.

Ook leerden we dat bevriezen en je overgeven niet alleen de automatische keuze van je lichaam is, maar in veel gevallen ook de allerbeste keuze om erger te voorkomen, bijvoorbeeld als de ander sterker is of een wapen heeft. Door die wetenschap voelde ik me beter over de route die mijn lichaam had gekozen tijdens de aanranding.

Maar de belangrijkste les was: hoe vroeger in het proces, hoe meer invloed. Als iemand al boven op je ligt, kun je een stuk minder uitrichten dan wanneer je nog in het café zit en ongemakkelijk wordt van iemands blik. En dat is een gevoel dat je om te beginnen al niet moet wegwimpelen. Uitstekende adviezen – maar twee jaar later bleek hoe moeilijk het is om ze toch in praktijk te brengen.

Wietlucht

Ik had een date met iemand die ik al eerder op neutraal terrein ontmoet had en die toen naar mijn zin te snel wilde zoenen. Hij was na die eerste date klaarblijkelijk superenthousiast en drong bij het afscheid aan op een snelle tweede date. Omdat ik een paar dagen later een infectie aan mijn been had en moeilijk kon lopen, nodigde ik hem bij mij uit om te koken. Hij bleef slapen, inclusief seks. Vervolgens wilde ik gaan slapen omdat ik me niet zo lekker voelde. Hij zei dat hij nog even in mijn tuin ging zitten. Tijdens die nacht werd ik plotseling wakker doordat hij mijn lichaam binnendrong. Ik rook een enorme wietlucht. Ik dacht: even volhouden, dit is zo voorbij. Maar vervolgens dacht ik aan hoe vaak ik die reflex al heb gehad – even volhouden, even meebewegen – als er iemand (fysiek) over mijn grenzen ging. Het sterkst was de gedachte aan mijn twee dochters: ik wil niet dat hen dit ooit ook gaat overkomen, dat zij ook gaan leren om even vol te houden. Het moet hier stoppen en ik moet ze leren hoe ze hun grenzen kunnen aangeven. Dit is de laatste keer dat me dit overkomt.

De volgende ochtend kon ik alleen maar onafgebroken huilen. Hij schrok en vertrok. Daarna voelde ik me langzaam weer mezelf worden. Ik appte hem dat hij ver over mijn grenzen was gegaan en dat ik hem nooit meer wilde zien. Hij zei terug dat mijn huilen hem had laten schrikken en dat ik niet goed had aangegeven wat ik fijn vond.

Vaker een bekende

Ook dat is victim blaming, begreep ik later. Psycholoog Bicanic noemt het typisch gedrag van daders: ‘Ze ontkennen of proberen een gezamenlijke verantwoordelijkheid te creëren.’

De vrienden die ik het vertelde, schrokken zich kapot. Sommigen wilden met een knokploeg naar zijn huis, om hem een lesje te leren. Opnieuw overwoog ik om aangifte te doen, maar opnieuw was er twijfel. Een vriend zei dat het dan mijn woord zou zijn tegen dat van de ander, aangezien ik die man zelf had binnengelaten. Die opmerking maakte me boos, maar ik vermoedde ook dat hij gelijk had. Bovendien voelde ik me er ook dit keer niet tegen opgewassen om hierover tot in de kleinste details te praten met mensen die me niet nabij stonden.

De vriend bleek helaas gelijk te hebben. Een aangifte op zich is niet genoeg om tot een veroordeling te komen, zegt advocate Mireille Lousberg; een rechter heeft altijd een tweede bewijs nodig. Zo’n tweede bewijs kan een verslag van een medisch onderzoek zijn, een getuigenverklaring, een bekentenis. Vaak is zoiets moeilijk te leveren – bijvoorbeeld omdat je je net als ik niet hebt verzet, of omdat je niet meteen kunt praten over het gebeurde. En dat kan weer een reden zijn om dan ook maar die aangifte achterwege te laten.

Hoewel ik me al na een paar dagen realiseerde wat er feitelijk was gebeurd, duurde het een paar maanden voor ik het woord verkrachting kon uitspreken. Dat gebeurde door er veel met anderen over te praten. Mijn accupuncturiste zei het als eerste, en hoewel ik wist dat ze gelijk had, onderbrak ik haar en zei dat ik dat woord nog niet kon horen.

Dat komt veel voor onder slachtoffers, weet Bicanic: ‘Zolang je het voor jezelf houdt, kun je er van alles van maken in je hoofd, bijvoorbeeld zeggen dat het niet gebeurd is of wel meeviel.’ Veel slachtoffers beseffen de ernst pas, en krijgen pas klachten, wanneer andere mensen zeggen dat het om een verkrachting gaat.

Er was nóg een reden waarom het kwartje niet meteen bij me viel. Bij ‘verkrachting’ denk je immers aan iemand die je van je fiets jast en de bosjes intrekt. De realiteit is dat seksueel geweld, zoals mij twee keer overkwam, veel vaker gebeurt door een bekende. Iemand met wie je een relatie of verstandhouding had. Dat maakt het heel lastig om te onderkennen dat er sprake is van een misdrijf. En al die tijd, zegt Bicanic, gaan slachtoffers niet naar de dokter, niet naar hulpverleners, niet naar de politie.

Verwerken is wél belangrijk

Alles bij elkaar maakte het dat ik voor de tweede keer besloot geen aangifte te doen. Was dat een juist besluit, of deed ik mezelf daarmee tekort, was het zelfs misschien schadelijk? Aangifte is een grote beslissing, zeggen zowel psychologen Bicanic en Van Minnen als advocate Lousberg. Het belangrijkste is volgens hen: doen wat voor jou persoonlijk goed is. De maatschappij ziet aangifte als een morele plicht, benadrukt Bicanic, maar het is een zware individuele beslissing met verstrekkende gevolgen. Het kan erg lang duren voordat een zedenzaak voor de rechter komt. Je moet alle details hervertellen en herbeleven; en zolang een rechtszaak loopt, heeft dat effect. In de woorden van Van Minnen: ‘Het kan een lange route vol teleurstellingen worden.’

Kortom, aangifte kan ook nadelig uitpakken voor je welzijn. Van Minnen adviseert daarom goed na te denken over wat je ermee wilt bereiken. Je kunt het doen als erkenning naar jezelf dat iemand je iets heeft aangedaan dat absoluut verkeerd was en dat jou geen blaam treft. Als dat de reden is, zegt ze, en je kunt de aangifte loskoppelen van het resultaat – een rechtszaak of zelfs een veroordeling – dan kan het je juist veel kracht geven.

Dat ik zelf tot twee keer toe geen aangifte heb gedaan, daar sta ik nog steeds achter. Het zou een lange route zijn geweest waarop ik heel kwetsbaar zou zijn en waarop de controle wéér niet bij mij zou liggen. Bovendien had ik in beide gevallen waarschijnlijk te weinig bewijs gehad om de zaak voor de rechter te krijgen.

Verwerken wat je is overkomen is wél belangrijk, maar het staat los van wel of geen aangifte doen. Veel effectiever voor verwerking is snelle behandeling, zeggen Bicanic en Van Minnen. En dat is precies het tegenovergestelde van wat veel slachtoffers doen, namelijk vermijden. Belangrijk is dus om dat juist niet te doen, al is dat erg moeilijk. Het helpt al om je ervan bewust te zijn dat vermijden zo’n krachtig mechanisme is, en dat je er baat bij hebt om aan het gebeurde terug te denken of erover te praten; beproefde behandelmethoden daarvoor zijn EMDR en cognitieve gedragstherapie.

En iets dergelijks heb ik wél gedaan. Een fijne liefde heeft me heel erg geholpen om weer vertrouwen te krijgen in mannen en te genieten van seks. En door inzichtgevende therapie ben ik veel beter op mijn grenzen gaan letten in relationeel contact, en op vroege signalen dat iets niet goed zit. Als ik nu een niet-pluis-gevoel krijg of een ‘hier heb ik geen zin in’-gevoel, neem ik dat meteen serieus. Daarmee heb ik voor mijn gevoel meer grip gekregen. Bovendien weet ik nu: als er toch weer zoiets zou gebeuren, is het nooit mijn schuld.

Meer lezen over verwerking van seksueel geweld?

Traumapsycholoog Agnes van Minnen schreef Verlamd van Angst. Herstellen na seksueel misbruik (Boom Uitgevers). Daarin legt ze uit welke overlevingsmechanismen in werking treden bij seksueel geweld, waardoor je als slachtoffer beter begrijpt waarom je verlamd raakte, je niet verzette of erover zweeg.

Dit artikel verscheen eerder in Psychologie Magazine

Mijn gekozen waardering € -

Janneke Juffermans schrijft over Afrika, mensenrechten en buitenlandbeleid. En soms over iets heel anders.